A Short History of the Middle Ages – Barbara Rosenwein
Hoofdstuk 1:
The Provincialization of the Emprire (250-350)
Tijdens de crisis van de derde eeuw werd het duidelijk dat het Romeinse Rijk te groot was om door
één man bestuurd te worden. Vanuit het noorden drukten de ‘barbaren’ tegen de grenzen, vanuit
het oosten waren dat de Perzen. Het leger was niet sterk genoeg en er was een groot gebrek aan
rekruten, voornamelijk door epidemische ziekten. Er werden verschillende maatregelen genomen
om met deze aanvallen om te gaan.
Hervormingen in het leger: Uitbreiding van het leger, mobiele troepen, versterken van het
staande leger.
Germaanse soldaten werden in het Romeinse leger opgenomen. Als ruil hiervoor kregen ze
een stuk land in het Romeinse Rijk.
De crisis van de derde eeuw had ook grote gevolgen op politiek gebied. Een opvolgingscrisis zorgde
ervoor dat er zeer veel soldatenkeizers aan de macht kwamen, die werden verkozen door hun
soldaten. Deze keizers hadden geen interesse in de stad Rome, omdat deze te ver van het strijdveld
af lag. Valerianus koos daarom Milaan als keizerlijke verblijfplaats. Na een paar andere plaatsen werd
Constantinopel de nieuwe keizerlijke verblijfplaats.
Er was veel geld nodig voor het leger. De Romeinse regering verlaagde daarom de samenstelling van
de zilveren munt door meer metaal toe te voegen. Er moest bovendien meer geproduceerd worden
voor het leger, zoals eten en kleding. Deze productie gebeurde vaak in de provincies, waar de legers
verbleven. Het hele rijk werd sterk gemilitariseerd. Gallienus (253-268) stelde een verbod in voor de
senatoriale aristocratie om nog langer het leger te leiden. Diocletianus verdeelde het rijk in vieren
(tetrarchie) en kon daarmee de crisis onder controle houden. Onder Constantijn kwam de crisis tot
zijn eind. Er kwam een einde aan de strijd om de opvolging en er volgende een periode van politieke
stabiliteit.
A New Religion
Constantijn had als doel het oude Romeinse Rijk te herstellen. Het werd echter een compleet nieuw
rijk.
In Palestina kwam een zogenaamde Jezus-beweging op gang. Het grote verschil tussen deze
aanhangers en de Joden, waren dat zij predikten tot niet-Joden. De kern van hun geloof was dat
mannen en vrouwen gered zouden worden wanneer ze in Jezus geloofden, en hun eeuwig leven
stond te wachten in de hemel.
Op het begin stonden de Romeinse erg onverschillig tegenover de christenen. Ze verwachten niet dat
de veroverde volkeren hun geloof opgaven. Het christendom had niet veel aantrekkingskracht op de
armere onderlaag en de elite. Toch had het wel enige aantrekkingskracht op de middenklasse. Deze
konden anders nooit tot de bovenlaag opklimmen, maar bij het christendom wel. Onderwijs voor de
Romeinse elite was erg duur en duurde lang. Het christendom had haar eigen onderwijs die veel
minder duur was. Ook had het christendom aantrekkingskracht op de provincialen, die zich nooit
echt Romeins gevoeld hadden.
Christenen werden lokaal en sporadisch door de Romeinen vervolgd. De Romeinen waren bang dat
de christenen de toorn van de goden over het Rijk afriepen. Tijdens de crisis van de derde eeuw
werden de christenen grootschaliger vervolgd. Aan het begin van de derde eeuw begon de kerk zich
echter steeds meer te organiseren.
In het Edict van Milaan in 313 werd het christendom officieel erkend door keizer Licinius en keizer
,Constantijn (deze waren samen keizer). Constantijn was de drijvende kracht achter dit edict. Hij
versloeg in 312 bij de Milvische brug zijn tegenstander Maxentius. Deze overwinning droeg hij op aan
de God van de christenen. Met dit Edict van Milaan werden de christenen niet alleen gelijkgesteld
aan de andere geloven, ze werden zelfs verheven. Constantijn liet kerken bouwen en gaf de kerk haar
bezittingen terug. Bovendien gaf hij de priesters speciale privileges. Hij doopte ook de stad
Byzantium om tot Constantinopel, wat vanaf toen de keizerlijke verblijfplaats werd. In 325 werd het
eerste Concillie van Nicea gehouden, waar de goddelijke natuur van Jezus Christus bepaald werd en
de leer van het arianisme verworpen werd.
Na Constantijn bekeerden veel mensen zich tot het christendom, hoewel er ook nog keizers waren
die verkeerde vormen van het christendom propageerden of zelfs het christendom tegengingen,
zoals keizer Julianus. In 380 verklaart Theodosius het christendom als officiele staatsgodsdienst. Toch
was het christendom onderling ook verdeeld. Er waren verschillende stromingen die het onderling
niet eens waren over bijvoorbeeld de aard van God, zoals de donatisten en de arianen.
Doctrine
De ‘kerkvaders’ zijn de overwinnaars in de strijd om de doctrine. Sint Athanasius streed tijdens het
Concillie van Nicea tegen de priester Arius, en hij won. Daarom wordt hij de orthodox katholieke
vader genoemd, en Arius een ketter. Volgens Athanasius waren de Vader en de Zoon gelijk in hun
goddelijkheid, volgens de arianen was de Zoon geschapen en niet geheel menselijk, niet geheel
goddelijk. Toch bleef het arianisme bestaan. Wulfilas (311-383) predikte dit geloof tot de Gothen
langs de rivier de Danube.
Naast het arianisme waren er nog meer doctrines. Het monofysitisme leerde dat het vlees van
Christus goddelijk was en daarmee ook het menselijke vlees. Dit werd het geloof van de Armeense,
Egyptische en Ethiopische christenen. Pelagius leerde dat bekering alle zonden uitwiste. Daar
tegenover stond Sint Augustine, die vond dat de mensen niet in staat waren goed te doen zonder de
zegen van God. Deze Sint Augustine schreef een boek voor het Westen, genaamd ‘City of God’, met
daarin alle antwoorden op de goddelijke vragen. Daarin beschrijft hij twee soorten steden: een
aardse stad en een goddelijke stad. De aardse stad was tijdelijk, onderhevig aan ziekte, oorlog en
vuur. In de goddelijke stad was het ware en oneindige geluk te vinden. Toch had men de instituties
van de aardse stad nodig om in de goddelijke stad te komen.
The Sources Of Gods Grace
De pausen uit Rome leidden uit Mattheus 16:18 af dat zij de opvolgers waren van Petrus, de eerste
bisschop. Bovendien dachten zij dat het lot van de zondaars en het vergeven van hen in de handen
hadden. In de mis vertegenwoordigden brood en wijn het lichaam en bloed van Jezus. Dit wordt ook
wel de ‘eucharistieviering’ genoemd. De mis was een goed middel om de genade van God te krijgen.
Daarnaast waren er ook nog de heiligen. Deze mensen waren uitverkoren door God. Ze gaven hun
bezittingen op, ze vasten, bidden, sliepen niet en hadden geen seks. Deze heiligen gingen de strijd
aan met de demonen. Ze waren erg populair bij de mensen, deze dachten dat ze magische krachten
hadden. Deze krachten zouden na hun dood voortleven in de relieken (overblijfselen). Deze relieken
werden daarom vaak bewaard in de kerken of kwamen in privébezit.
The Barbarians
De Goten, Visigoten, Franken en Germanen werden door de Romeinen ‘barbaren’ genoemd.
Verschillende formaties van deze groepen kwamen tot stand door etnogenese. Germaanse stammen
die aan de buitenkant van het Romeinse rijk woonden kon men geen eenheid noemen. Ze bestonden
uit groepen van verschillende oorsprong die zich voor een (militair) doeleinde konden verenigen. Uit
deze multi-etnische confederatie kan na verloop van tijd een nieuwe etnische groep ontstaan met
,een eigen identiteit. Dit proces van verval en ontstaan van nieuwe stammen noemt men etnogenese.
Goten die zich vestigden in Polen hadden dus een verschillende etniciteit dan de Goten die leefden
bij de Zwarte Zee.
Tijdens de crisis van de derde eeuw vielen de Goten uit het Zwarte Zeegebied het Romeinse Rijk
binnen. De Romeinen kochten deze invallen op het begin af, maar stopten daar later mee. Rond 250
hadden de Goten grote delen van de Balkan geplunderd. Na deze invallen waren de Goten gesplits
als twee groepen: de oostelijke Ostrogoten (vanuit het noorden van de Zwarte Zee) en de Visigoten
uit Roemenië. Rond het jaar 335 waren de Visigoten bondgenoten van het Romeinse Rijk en vochten
ze in de Romeinse legers.
Deze samenwerking kwam tot zijn einde toen in 376 de Hunnen uit de steppes van west-centraal
Azië het Zwarte Zeegebied invielen, en verder gingen naar Roemenië. De Visigoten vroegen daarom
asiel aan keizer Valens, deze stemde toe. Ongeveer 200.000 Visigoten kwamen daarna het Rijk
binnen. Dit maakte de Romeinen woedend. In 378 kwamen de Visigoten in opstand tegen de
Romeinen, en vermoorden keizer Valens in de slag van Adrainopel. In 397 begonnen de Visigoten
onder leiding van Alaric naar een permanente verblijfplaats te zoeken. Ze gingen eerst naar
Griekenland, toen naar Italië (waar ze Rome een paar dagen bezetten in 410) en settelden zich
daarna in Gallië in 418. In 484 hadden ze het grootste gedeelte van Spanje ook ingenomen.
Rond 406 begonnen steeds meer barbaarse groepen het Romeinse Rijk binnen te vallen. De Alanen,
Vandalen en de Sueven. De Vandalen vestigden zich in Noord-Afrika, terwijl de Sueven in Spanje
bleven waar ze al snel verdreven werden door de Visigoten. Na de dood van Attilla de Hun in 453 viel
zijn rijk aan de Danube. Hierdoor vielen nog meer groepen het Romeinse Rijk binnen: de Ostrogoten,
Rugi en Gepids. In 476 werd de laatste Romeinse keizer Augustulus afgezet door Odoacer (van een
barbaarse groep). Keizer Zeno van het Oost-Romeinse Rijk beviel in 490 de Ostrogoten om Odoacer
aan te vallen en Theodoric koning te maken. Niet lang daarna veroverden de Franken Gallië onder
Clovis. Noordwest Afrika werd overheerst door de Vandalen, Spanje door de Visigoten, Gallië door de
Franken en Italië door de Ostrogoten. Verder namen de Angelsaksen zuid-oost Brittannië in, en de de
Bourgondiërs vormden een rijk wat vandaag de dag Zwitserland is. (Zie voor de situatie kaart 1.3).
The New Order
De nieuwe situatie van de zesde eeuw was het ontstaan van kleine barbaarse koninkrijken in het
West-Romeinse Rijk. Daar vervielen de steden, overheersten de rijken en domesticeerde het
christendom. Het Oost-Romeinse Rijk ging verder onder een nieuwe naam: het Byzantijnse Rijk.
Ruralization of the West
In plaats van het in beslag nemen van land, settelden vele barbaarse leiders zich in de steden, om
vanuit daar belasting te verzamelen.
Het grootste bezwaar van de Romeinen op de barbaren was hun ariaanse geloof. Clovis van de
Franken was de eerste die dit probleem overwon door zich te bekeren tot het katholieke
christendom. De barbaren namen ook veel instituties van de Romeinen over, zoals de wetten (bv.
Visigoth Code of the Farmers Law). Omdat de Romeinse wetten waren opgeschreven in het Latijn,
was er een grote groep Romeinse ambtenaren nodig om de koning te dienen.
De stedelijke middenklasse verdween langzaamaan. De nieuwe belastingen van de vierde eeuw
hadden hier veel mee te maken. De curiales hadden in het Romeinse Rijk alle belasting verzameld. In
de vierde eeuw verarmden deze curiales, omdat grote landbezitters niet betaalden. Hierdoor
moesten de armere mensen de last alleen dragen. Wanneer ze dit niet meer konden betalen
vluchten ze naar de rijke landbezitters en gaven hun vrije status op in ruil voor land en bescherming.
Tijdens de zevende eeuw hadden de barbaren het opgegeven en inden ze geen belasting meer.
De steden raakten eveneens in verval. Er leefde niet meer zo veel bevolking en het was geen
centrum meer van de handel. Steden waren vaak nog wel religieuze en culturele centra. Oorlog en
,ziekte verminderden de bevolking. Ook vond er een verschuiving plaats van het stedelijk leven naar
het rurale leven. Lange-afstandshandel nam af. Bisschoppen, landheren, koningen, koninginnen,
hovelingen en krijgers hadden een monopolie op de welvaart in het westen.
Kloosters vormden ook belangrijke, machtige landeigenaren, en monniken werden erg bewonderd.
Monniken leefden in gemeenschappen en gaven hun leven op voor de religie. Ze hadden veel
ongeschreven regels, maar later ook geschreven regels. Caesarius (502-542) schreef regels voor zijn
zus en neef die het hoofd waren van kloosters. Sint Benedictus schreef rond 540 de bekendste regels
voor de kloosters (de Regel van Benedictus), die in de negende eeuw overgenomen werden door de
Karolingen en daarmee de westerse norm werden. Deze regels omvatten de perioden van het
bidden, lezen, zingen en werken. Paus Gregorius de Grote (590-604) schreef een biografie over
Benedictus waarin hij zijn regels prees.
The Retrenchment of the East
Na 476 was er ook een nieuwe orde in het Oostelijke Rijk, die minder opvallend was. Er was nog
steeds een keizer met veel gezag en de steden waren nog steeds even levendig. De middenklasse had
nog veel macht. Ook werden er nog steeds zeer effectief belastingen geïnd. Toch kan het oostelijke
Romeinse Rijk beter bezien worden als een staat in het Midden-Oosten, die meer aan Perzië verwant
was. Justinianus liet de wegen vervallen en de Slaven het rijk binnenvallen, en nam sommige
Perzische gebruiken over.
Een erg belangrijk aspect van de cultuur in het Oost-Romeinse Rijk waren iconen, oorspronkelijk een
creatie van de christenen in Egypte. Via iconen dachten de oostelijke christenen toegang tot
heiligheid te hebben.
In de vijfde en de zesde eeuw begon het rijk zich in zichzelf te keren. De Codex Theodosianus werd in
438 ingevoerd, hetgeen algemene wetten en rescripten bevatte. Justinianus voerde verdere
wetgeving in. De Codex Justinianus (529) omvatte keizerlijke wetten, de Digest (533) bevatte
juridische wetten, en de Institutes (534) was een tekstboek voor advocaten.
Justinianus was er verder op uit om de glorie van het oude rijk te herstellen. Hij nam daarom Noord-
Afrika in van de Vandalen in 534, en een stuk van zuidoost Spanje in 552. Met grote moeite namen ze
ook Italië in van de Ostrogothen. De eerste twee veroveringen waren redelijk succesvol, maar de
verovering van Italië was desastreus. Er werd een verwoestende oorlog gevoerd in Italië van 535 tot
552. De Lombardische Germanen die aan de kant van Justinianus vochten om te helpen Italië in te
nemen, keerden terug naar Italië voor hun eigen gewin. In 572 hadden zij Noord-Italië, Spoleto en
Benevento ingenomen (zie voor de situatie kaart 1.5).
Toch was de westerse verovering voor Oost-Romeinse Rijk maar een bijzaak. De hoofdzaak waren de
oorlogen met het Perzische Sassanidenrijk in de zesde eeuw. Niemand wist dat uiteindelijk de
moslims als winnaar uit de bus zouden komen.
Conclusie
Door de crisis van de derde eeuw was de oude Romeinse elite gedegradeerd, terwijl er nieuwe
groepen in opkomst waren. Één groep daarvan waren de christenen. Christendom werd de officiële
religie in het rijk in 391-392. Er vond daarmee een verschuiving plaats van religie in particuliere
huishoudens en tempels naar relieken, iconen en de Eucharistie. Bisschoppen en monniken gingen
een belangrijke rol spelen. Politiek was het rijk overwonnen door de barbaren. Na een periode van
samenwerking werd het West-Romeinse Rijk overgenomen
,Hoofdstuk 2:
The emergence of sibling cultures (ca. 600-750)
Rond 750 n.Chr. is het Romeinse Rijk opgesplitst onder 3 volkeren/culturen: Byzantijnen, Europeanen
en Islamieten. Ondanks dat ze allen verschillende normen & waarden, andere problemen en
verschillende levensvormen hadden, hadden ze ook iets gemeen. Ze allen dezelfde ‘vader’: Het
waren alle drie erfgenamen van het Romeinse Rijk.
SavingByzantium (Redden v/h Byzantijnse Rijk)
Het Byzantijnse Rijk was het Oostelijke deel van het Romeinse Rijk, maar rond 700 had het door
oorlogen tegen het Perzische Rijk der Sassaniden en de Arabieren veel grondgebied verloren: Noord-
Afrika en Spanje waren verloren gegaan. Het had nog wel stukken van Italië en Griekenland in bezit,
maar het was toch een relatief kleine staat geworden (ongeveer 2/3 van het oppervlak van het
huidige Turkije).
Sources of Resiliency (Bronnen van veerkracht)
De hoofdstad Byzantium was goed beschermd door hoge, dikke muren die zowel de stad als de
akkers en weiden omarmden.
De keizer (noemde zich nog steeds Keizer v/h Romeinse Rijk) en zijn ambtenaren inden nog steeds de
Romeinse belastingen. Hierdoor konden zij soldaten, mariniers (zij patrouilleerden in de
Middellandse Zee) en hofbeambten betalen.
De soldaten die voorheen vooruitgeschoven posten bemanden werden nu teruggetrokken en
opgezet als regionale eenheden (themes) binnen het rijk. Deze legers werden geleid door
strategoi(enkelvoud strategos), die tevens verantwoordelijk waren voor regionale burgerlijke zaken.
Zij bestreden vijandige aanvallen, zorgden voor voldoende voorraden en nieuwe rekruten. Soldaten
kregen een stuk land in hun theme om de aanschaf van uniform en wapens te financieren. Hierdoor
waren zij, net als het Romeinse leger, goed getraind en bewapend.
The InvadersandTheirConsequences (De Invallers en de gevolgen hiervan)
De koning van het Sassanidische Rijk der Perzen, Chosroes II, was ambitieus en wilde het rijk van
Darius en Xerxes herstellen. Hij viel het Byzantijnse Rijk binnen in 607 en in 613 had hij Damascus
veroverd, in 614 Jeruzalem en Egypte viel in 619 in zijn handen. Maar de Byzantijnse koning Heraclius
wist in 630 alle gebieden die door de Perzen waren veroverd weer terug in Byzantijnse handen te
krijgen. Op de kaart hadden deze oorlogen weinig gevolgen, maar in werkelijkheid was dit anders: De
steden waren onderbevolkt en verwoest en de Sassanidische en Byzantijnse troepen en inkomsten
waren uitgeput.
Op de Balkan hadden de Byzantijnen ondertussen te maken met invallen van Slavische en Avarische
volkeren. In 626 belegerden de Avaren en de Sassaniden zelfs Constantinopel.
De Bulgaren versloegen in 681 het Byzantijnse leger en vestigden zich in het huidige Bulgarije.
De Balkan was niet meer in handen van de Byzantijnen, slechts een klein stukje.
In 630 namen de Arabische Moslims het Perzische Rijk der Sassaniden over en nam het Byzantijnse
Rijk nog meer in oppervlakte af.
Decline of Urban Centers (Achteruitgang van stedelijke centra)
De Grieks-Romeinse steden die de basis vormden van het Byzantijnse Rijk gingen achteruit; sommige
verdwenen, andere werden forten, sommige verlaten andere bleven bestaan als skeletachtige
,bestuurlijke centra. Publieke activiteiten op marktplaatsen, theaters en pleinen maakten plaats voor
de vrome bezigheden van kerkgangers of privéaangelegenheden van de familie.
Een unieke stad in dit opzicht is Ephesus. In 500 was het een rijk commercieel en industrieel centrum,
met badhuizen, kerken, fonteinen en standbeelden. Maar in de 6e en 7e eeuw veranderde het
stadbeeld: de Perzische oorlogen verstoorden de handel en bedreigden haar welvaart, vanaf 541
woedde de builenpest (1e pandemie in de geschiedenis, van Ierland tot Perzië) en duurde met
tussenpozen voort tot ca 750. In 654-655 begonnen de Arabische aanvallen op Ephesus.
Door deze gebeurtenissen veranderde het stadbeeld, er kwamen nieuwe stadsmuren die een kleiner
gebied omarmden, de badhuizen werden verwoest, de kerk van de Heilige Maria was half verwoest
(er kwamen 2 kleinere kerken voor in de plaats) en door de Arabische aanvallen verliet de bisschop
zijn paleis bij de haven en ging bij een kerk buiten de stad wonen.
Het lot van Ephesus deelden ook andere steden in het Syrië, Palestina en Egypte. In andere delen van
het Byzantijnse Rijk werden de steden net iets meer dan forten in de loop v/d 7e en 8e eeuw.
In Constantinopel nam de bevolking af en werden voorheen bevolkte gebieden binnen de
stadsmuren verlaten of omgebouwd tot boerderijen. Maar omdat het hoofdstad van zowel kerk als
staat was, bloeide de keizerlijke en kerkelijke hogere klasse er zeer. Ook bleven handel en industrie
behouden en bleef er zijde geproduceerd worden. Ondanks dat de Byzantijnse economie steeds
agrarischer werd, bleven deze instituties in Constantinopel. Zij zorgden na de oorlogen voor een
bevolkingsgroei en een heropleving van de handel.
RURALIZATION (LANDELIJKHEID)
Deze achteruitgang van de steden had een opleving van het platteland tot gevolg. Elke Byzantijn, op
de grootgrondbezitters (staat, kerk en enkele extreem rijken) na was een vrije of semi-vrije boer.
De zogenaamde Boerenwet, waarschijnlijk uit de 8e eeuw, geeft aan dat er slechts enkele getuigen
hoeven te zijn om een landoverdracht of –ruil geldig te maken.
Maar toch waren de boerendorpen onderworpen aan het keizerlijke gezag. De curiales mochten dan
wel verdwenen zijn, de dorpen werden nu echter direct gecontroleerd door de gouverneur en de
lokale notabelen (bisschop & grote landeigenaren, gefavoriseerd door de keizer).
Andere veranderingen, op het gebied van ‘familiewaarden’ zijn: scheiding werd moeilijker gemaakt,
nieuwe straffen voor ontrouw/overspel, verbod op abortus, wetgeving gaf moeders meer macht over
hun nakomelingen en weduwen werden de voogd van hun minderjarige kinderen.
Op school werd de Psalter (boek van 150 Psalmen in het Oude Testament) het belangrijkst, dit kwam
op plaats één en dus voor de Griekse literatuur.
ICONOCLASM (BEELDENSTORM/AFZWERING VAN BEELDEN)
Deze maatschappij was gedeeltelijk het gevolg van crisis; Waarom zou God boos zijn en de mensen
straffen dmv oorlog, pest en aardbevingen? Volgens het leger waren de Arabische overwinningen te
wijten aan de gehouwen/gesneden beelden, waar een Bijbels verbod op was, maar die er toch
waren. Rond 723, CaliphYazid II verbood alle afbeeldingen van dingen die ademden en de Byzantijnse
soldaten luisterden, ondanks dat ze lang niet allemaal Moslim waren. Volgens hen zou het de
heidense afgoderij nieuw leven inblazen. Sommige geestelijken gingen hierin mee, maar vooral
monniken verdedigden de beelden.
De Byzantijnse heersers schaarden zich achter hun troepen, want als bemiddelaar tussen mensen en
God ondermijnden afbeeldingen hun exclusieve plaats in de goddelijke en temporele orde.
Vanaf 726 was er een verbod op afbeeldingen en werden alle afbeeldingen verwoest. Tussen 815 en
843 werd dit verbod aangepast en herleefde het.
,Tijdens deze periode werden vele kunstwerken vernield en slechts enkele nieuwe gemaakt. Maar
toch verdween de kunst niet helemaal; heilige figuren werden door schilders vervangen door vogels
of dieren en munters vervingen de afbeeldingen van Christus voor kruizen. “Behind the iconoclastic
movement lay a great revulsion not so much against artistic representation as against sullying the
devine”.
Het verbod op beelden had grote gevolgen, met name voor de kloosters. Hun schatkamers werden
geplunderd en hun eigendommen in beslag genomen. Er was zelfs een strategos (Michael
Lachanodracon, die monniken verplichtte te trouwen, weigerden ze dit werden ze verblind of
verbannen.
In dit opzicht heeft de Beeldenstorm gemeenschappelijk verwoest, die anders tegenstand aan de
keizerlijke macht konden bieden. Maar volgens de Byzantijnen waren ze slechts de ‘mensen van
God’.
The Rise of the ‘Best Community’: Islam
Ook de Moslims beschouwden zich als ‘mensen van God’. Volgens de Koran is het doel van Moslims
‘onderwerping aan God’ en is een Moslim ‘iemand die zich onderwerpt’.
Onder leiding van Mohammed (ca 570-632) creëerde de Islam in Arabië in minder dan een eeuw een
nieuwe wereldlijke macht.
The Shaping of Islam (De Vormgeving van de Islam)
Één gemeenschap was een revolutionair begrip voor de ongelijke volken in Arabië; Bedoeïenen
(nomaden en semi-nomaden) maar ook de sedentaire bevolking leefden in stamverband die zichzelf
als gerelateerd beschouwden door een gemeenschappelijke voorouder.
De nomaden en semi-nomaden leefden in kleine groepen en hoedden geiten, schapen of kamelen en
hadden met name te maken met de producten die hun dieren leverden en plunderingen van en door
andere stammen voor buit – waaronder vrouwen. Mannelijkheid was de belangrijkste Bedoeïense
deugd, maar dit hield geen seksuele bekwaamheid, maar moed, vrijgevigheid en een scherp gevoel
voor eer. Ook hadden zij geen geschreven literatuur en waren trots op hun orale vertelcultuur.
De Islam begon als religie in de stad Mekka, maar vond al snel steun en militaire kracht onder de
nomaden. Het verspreidde zich via de handelsroutes van de Bedoeïenen naar de meer verstedelijkte
gebieden aan de Syrische grens.
Mohammed was de profeet van de Islam en werd opgevoed door zijn oom omdat hij wees was. Hij
werd handelaar, trouwde, had kinderen en leek gelukkig. Maar hij zocht naar meer en verliet soms
het huis om naar een nabijgelegen berg te bidden. Rond 610 hoorde bij zo’n gebed een stem die zei
dat hij God moest aanbidden en hem nog verdere boodschappen gaf. Nadat deze boodschappen
waren opgeschreven, een proces dat na Mohammed’s dood in de 7e eeuw werd voltooid, vormden
deze de Koran. Voor Moslims heeft de Koran betrekking op de menselijke ervaring - de somvan de
geschiedenis, profetie, en de wettelijke enmorele gedragsregels, waarnaar mannen en vrouwen
dienden televen.
Ook werd het gezin belangrijker dan de stam. Volgens de Koran waren er drie essentiële sociale
factoren: het individu, God en de ummah (geloofsgemeenschap). Bovendien zijn er geen
tussenpersonen tussen het goddelijke en het menselijke rijk: geen priesters, Eucharistie, relikwieën
of beelden.
, Maar niet iedereen verwelkomde deze nieuwe religie, voor de Quraysh-stam, nauw verbonden met
de Ka’ba, ging het verlaten van het heidendom in tegen het belang van de stam en hun leiders
trachtten de missionaire inzet van Mohammed te dwarsbomen.
In Medina (noordoosten van Mekka) werd Mohammed in 622 binnengehaald als religieuze en
wereldlijke leider. Dit jaar werd de Hijra genoemd en werd na de dood van Mohammed in ditzelfde
jaar het begin van de Islamitische kalender.
Mohammed consolideerde zijn positie als religieuze en wereldlijke leider door suprematie te
beweren ten opzichte van drie belangrijke groepen: de Joden, de inwoners van Mekka en de
nomaden. Hij controleerde Medina door zijn tegenstanders van de Joodse gemeenschap af te zetten
en ze soms te vermoorden. Tegen de inwoners van Mekka voerde hij een aantal oorlogen, waarvan
de slag bij Badr in 624 de eerste Islamitische overwinning betekende. Uiteindelijk nam hij Mekka in
630 over en bood clementie aan aan de inwoners, die zich in ruil bekeerden tot de Islam.
Mohammed verenigde veel stammen door militaire kracht, bekering en onderhandeling.
Oorlogsvoering werd dus geïntegreerd in de Islam als een onderdeel van de plicht van Moslims om
strijden voor de wegen van God, ofwel de jihad. De vertaling ‘Heilige Oorlog’ is niet correct, Jihad
betekend strijden voor in de zin van streven.
Geleidelijk werden nieuwe regels en gebruiken voor Moslims geïntroduceerd. Zo kwam ereen
belasting voor de armenzorg (zakat); de vastenmaand (Ramadan) die de slag om Badrmarkeerd; de
pelgrimstocht naar Mekka (hajj) die elke Moslim 1x in zijn leven moest ondernemen; de salat, het
drie maal daags bidden (later verhoogd tot 5x) en de geloofsbelijdenis (shahadah).
Het bidden gebeurde in een moskee en brekend met de Joodse tradities naar Mekka gericht ipv
Jeruzalem.
Deze ‘Vijf Pilaren van de Islam’ werden uitgewerkt in de achtste en begin negende eeuw.
Out of Arabia (Uit Arabië)
De Islamitische ummah (geloofsgemeenschap) was een superstam gewijd aan overwinning op de
vijanden van God. Na de dood van Mohammed vielen Moslimlegers onder leiding van caliphs het
Sassanidische en Byzantijnse Rijk binnen en verkreupelden deze rijken. Tussen de jaren 635 en 710
veroverden ze veel steden en gebieden: in het Oosten achtereenvolgend Ctesiphon (hoofdstad
Perzië), Persepolis, Nishapur, Kabul en Samarkand en in het Westen: Antiochië, Damscus, Alexandrië
en Carthago. De Islamieten heersten nu van Spanje tot India.
Dit kwam mede doordat de Arabieren uitstekende vechters waren, terwijl hun tegenstanders vaak
relatief zwak waren. Bovendien was de bevolking van Perzië en het Byzantijnse Rijk niet altijd even
loyaal tov de heersers en verwelkomden de Arabieren zelfs. De Arabieren trachtten deze volkeren
niet te bekeren tot de Islam, maar legden hen in plaats daarvan belasting op.
De Arabische cultuur was niet per definitie gebaseerd op steden, maar toch bevorderden ze het
stedelijke leven in de overwonnen gebieden. In Syrië en Palestina werden soldaten in bestaande
steden gesetteld en hun leiders bouwden paleizen en stichtten handelsposten. In andere gebieden
stichtten ze grote kampen, waardoor ze zich niet onder de inheemse bevolking mengden. Sommige
kampen werden verlaten, maar anderen als Bagdad en Caïro werden grote nieuwe agglomeraties.
Moslims waren ondanks hun grote overwinning toch nog de minderheid van de bevolking en namen
soms de cultuur van overwonnen volken over.
The Culture of the Umayyads (De Cultuur van de Omajjaden)
Verdeeldheid, triomf en teleurstelling begeleidden de namen van Mohammed’s opvolgers. Deze
caliphs kwamen niet uit de oude stamelite, maar werden gekozen uit mensen die dicht bij