Dit is een samenvatting voor het vak Inkomstenbelasting en toeslagen. Zelf heb ik dit vak in het 4e jaar van de opleiding SJD gehad. Deze samenvatting is gemaakt op basis van de PowerPoint en het boek Praktisch fiscaalrecht, editie . Het vak heb ik gehaald met een 9.
Einige Beispiele aus dieser Reihe der Übungsfragen
1.
Een cliënt van je ontvangt een definitieve belastingaanslag IB 2016 van € 1.200. Hij had een teruggave verwacht van € 800. Wat is het eerste wat je gaat doen?
Antwort: Eerst check je de datum van de dagtekening. Dit is van belang om eventueel bezwaar te kunnen maken. (6 weken termijn). Klopt aangifte niet? dan kan bezwaar worden gemaakt. art. 6:7 Awb.
2.
Wat is materieel belastingrecht?
Antwort: Het materieel belastingrecht bevat regels over hoeveel belasting een persoon is verschuldigd. Wie, waarover en hoeveel belasting. Wet IB, Wet LB
3.
Wat is formeel belastingrecht?
Antwort: Gaat om de algemene regels. Hoe en wanneer moet je betalen, wanneer aangifte doen, bezwaar maken etc. Verplichtingen voor zowel belastingplichtige als belastingdienst. Awb en Awr
4.
je hebt op oudejaarsavond 2016 een vette prijs gewonnen van € 1.000.000 in de Staatsloterij. Ben je verplicht om belastingaangifte te doen?
Wie moet actie ondernemen, de belastinginspecteur of jij? En voor welk jaar moet je dan aangifte doen? beantwoord de vragen
Antwort: Art. 6 AWR. Uitnodiging doen tot aangifte. Betekend dit dat je zelf niets hoeft te doen voor de uitnodiging? Art. 2 uitvoeringsregeling awr. Na halfjaar moet je uit je zelf aangifte doen.
Voor welk jaar moet je aangifte doen?
Gewonnen prijs valt in box 3, sparen en beleggen.
Peildatum van ‘sparen en beleggen’ is 1 januari.
Betekend dat je tussen 1 januari en juli 2018 aangifte kan doen.
Inhaltsvorschau
Belastingen en toeslagen, week 1
Onder belasting wordt verstaan een algemene, verplichte betaling aan de overheid door een
rechtssubject, waartegenover geen individuele prestatie van die overheid aan dat rechtssubject staat.
Retributie geld wat je betaalt voor een directe tegenprestatie, bijv. aanvragen paspoort.
Legaliteitsbeginsel er moet eerst een regel zijn waardoor belasting kan worden geïnd.
Doel van belastingheffing (andere inkomstenbronnen overheid: aardgas, aandelen en premies sociale
verzekeringen)
- Voorzieningen zoals: gezondheidszorg, wegen/dijken, politie, onderwijs, uitkering PW.
- Gedrag stimuleren of ontmoedigen (tabak, alcohol).
- Draagkrachtbeginsel hoe hoger het inkomen, hoe meer belasting betalen.
- Profijtbeginsel degene die profijt heeft van een voorziening, moet er ook voor betalen
(wegenbelasting bij bezit auto).
Soorten belastingheffing
- Inkomstenbelasting: over inkomen natuurlijke personen. Belasting afhankelijk van hoogte
inkomen, maar van persoonlijke omstandigheden (individuele ziektekosten), Wet IB.
- Vennootschapsbelasting: over de winst van rechtspersonen, bijv. een B.V. Wet VPW.
- Loonbelasting: over het loon van de werknemer. Is een voorheffing op de inkomstenbelasting
op de te betalen inkomstenbelasting mag de betaalde loonbelasting in mindering worden
gebracht, Wet LB.
- Omzetbelasting/btw: over de levering van goederen en diensten door ondernemers. Dit is ook
verkoop van een goed. Kopen we iets, dan betalen we omzetbelasting aan de ondernemer, Wet
OB.
- Dividendbelasting: over winstuitkering op aandelen. Dit is ook een voorheffing op de
inkomstenbelasting, Wet op de dividendbelasting.
- Erfbelasting: over een erfenis, Successiewet.
- Schenkbelasting: over schenkingen, Successiewet.
- Kansspelbelasting: over gewonnen geld.
- Overdrachtsbelasting: bij de verkrijging van onroerend goed, Wet op belastingen van
rechtsverkeer.
- Motorrijtuigenbelasting: bij het hebben van een auto of motorrijwiel.
- Belasting van personenauto’s en motorrijwielen: bij registratie van een auto of motorrijwiel.
- Accijnzen: op alcohol en tabak.
- Milieuheffingen: waterbelasting en energiebelasting.
- Provinciale belastingen en gemeentelijke belastingen: onroerende zaakbelasting,
hondenbelasting, waterschapsbelasting (verontreinigingsheffingen).
Bronnen van het belastingrecht
1. Belastingwetgeving
- Materiële wetgeving waarover belasting betalen en hoeveel.
- Formele wetgeving de wijze waarop de belasting uiteindelijk bij de overheid moet komen.
2. Uitvoeringsregelingen (= ministeriële regeling) en uitvoeringsbesluiten (= AMvB)
Eenvoudige totstandkoming: geen 1e en 2e kamer, alleen minister van Financiën. Bij een
uitvoeringsbesluit wel ministerraad en RvS.
3. Richtlijnen vanuit EU, verplicht implementeren.
4. Algemene beginstelen van behoorlijk bestuur (ABBB) gedragsregels.
Vertrouwensbeginsel gaat om het vertrouwen dat de belastingplichtige mag ontlenen aan
gedragingen van de overheid.
Gelijkheidsbeginsel gelijke behandeling bij gelijke gevallen.
5. Jurisprudentie
6. Resoluties uitleg van een wetsartikel door de staatssecretaris. Belastingdienst moet dit
opvolgen.
,Hoofdstuk 3 – inkomstenbelasting
Inkomstenbelasting wordt geheven van natuurlijke personen, art. 1.1 en 2.1 Wet IB.
Binnenlands belastingplichtig (wereldinkomen) als je in NL woont, over alle inkomsten overal.
Buitenlands belastingplichtig (inkomen uit NL belast in NL) als je niet in NL woont, maar hier wel
werkt.
Art. 4 lid 1 Awr omstandigheden bepalen woonplaats persoon. Waar het sociale leven van iemand
is bepaalt de woonplaats.
Boxensysteem
Box 1: inkomen uit werk en woning.
- Schijventarief, max. 52%
- Gedeelte IB, gedeelte PH.
Box 2: inkomen uit aanmerkelijk belang 25%.
- Meer dan 5% aandelen in een BV.
Box 3: vermogen 30%.
- 1 januari peildatum.
- Heffingsvrij vermogen.
- 4% van dit gemiddelde is het inkomen in box 3.
- Hierover 30% IB betalen.
Persoonsgebonden aftrek op inkomen: is bijv. ziektekosten of studie uitgaven.
- Eerst vermindering inkomsten in box 1.
- Nihil? Dan box 3.
- Ook niet toereikend? Dan box 2.
- Uitzondering op regel rangorde.
Heffingskortingen op te betalen belasting: Belastingen box 1 + box 2 + box 3 = €… - heffingskorting
– reeds betaalde loonbelasting.
Loonbelasting (loonheffing = voorheffing).
, Stappenplan berekening IB.
1. Hoogte van inkomen bepalen in box 1, 2 en 3.
2. Bepalen hoogte persoonsgebonden aftrek.
3. Persoonsgebonden aftrek in mindering brengen op inkomen in box 1, 3 en 2.
4. Tarieven berekenen over de inkomens in de 3 boxen.
5. De onder 4 berekende bedragen optellen.
6. Hoogte van de heffingskortingen berekenen en optellen.
7. Heffingskorting in mindering brengen op uitkomst onder 5.
8. Voorheffing in mindering brengen op uitkomst onder 7.
Alle Vorteile der Zusammenfassungen von Stuvia auf einen Blick:
Garantiert gute Qualität durch Reviews
Stuvia Verkäufer haben mehr als 700.000 Zusammenfassungen beurteilt. Deshalb weißt du dass du das beste Dokument kaufst.
Schnell und einfach kaufen
Man bezahlt schnell und einfach mit iDeal, Kreditkarte oder Stuvia-Kredit für die Zusammenfassungen. Man braucht keine Mitgliedschaft.
Konzentration auf den Kern der Sache
Deine Mitstudenten schreiben die Zusammenfassungen. Deshalb enthalten die Zusammenfassungen immer aktuelle, zuverlässige und up-to-date Informationen. Damit kommst du schnell zum Kern der Sache.
Häufig gestellte Fragen
Was bekomme ich, wenn ich dieses Dokument kaufe?
Du erhältst eine PDF-Datei, die sofort nach dem Kauf verfügbar ist. Das gekaufte Dokument ist jederzeit, überall und unbegrenzt über dein Profil zugänglich.
Zufriedenheitsgarantie: Wie funktioniert das?
Unsere Zufriedenheitsgarantie sorgt dafür, dass du immer eine Lernunterlage findest, die zu dir passt. Du füllst ein Formular aus und unser Kundendienstteam kümmert sich um den Rest.
Wem kaufe ich diese Zusammenfassung ab?
Stuvia ist ein Marktplatz, du kaufst dieses Dokument also nicht von uns, sondern vom Verkäufer 00lisa. Stuvia erleichtert die Zahlung an den Verkäufer.
Werde ich an ein Abonnement gebunden sein?
Nein, du kaufst diese Zusammenfassung nur für 3,99 €. Du bist nach deinem Kauf an nichts gebunden.