100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Vakdidactiek Economie_H1, H2, H3, H6, H9 en H10 $10.35   Add to cart

Summary

Samenvatting Vakdidactiek Economie_H1, H2, H3, H6, H9 en H10

1 review
 120 views  13 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Deze samenvatting betreft de hoofdstukken 1, 2, 3, 6, 9 en 10 uit het boek 'Vakdidactiek Economie'. Door gebruik te maken van deze samenvatting is het niet nodig de hoofdstukken in het handboek te hebben doorgenomen. Hier en daar wordt een kleine verwijzing gemaakt naar het handboek wanneer het ove...

[Show more]

Preview 4 out of 48  pages

  • No
  • H1, 2, 3, 6, 9 en 10
  • February 26, 2021
  • 48
  • 2020/2021
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: petermesselier • 3 year ago

avatar-seller
HOOFDSTUK 1: DE (TOEGEPASTE) ECONOMISCHE VORMING IN
DE STRUCTUUR VAN HET SECUNDAIR ONDERWIJS

Structuur van het secundair onderwijs
o Secundair onderwijs loopt over een periode van 6 jaar: ingedeeld in drie graden van telkens twee jaar.

o Eerste leerjaar van de eerste graad is in grote mate comprehensief opgevat: 27 van de 32 wekelijkse lesuren
behoren tot de basisvorming.
 Die vakken moeten aan iedere leerling worden onderwezen (geen uitzonderingen op!)
 Comprehensieve karakter in eerste graad wordt reeds sterk afgezwakt vermits leerlingen dan al
belangrijke keuzes moeten maken. Het keuzegedeelte van vijf lesuren wordt door scholen vrij en
verschillend ingevuld, en scholen gebruiken er ook verschillende benamingen voor (Latijnse, Moderne,
Sport, Kunst).
 Heel wat scholen beginnen daar ook een bredere invulling aan te geven met het oog op de oriëntering van
leerlingen. We leggen hier een link naar de ‘modernisering’ in het onderwijs om het oriënterende karakter van
de eerste graad te verstrekken. Maar formeel werden nog geen knopen doorgehakt.

o De meeste leerlingen starten in de A-stroom. Enkel leerlingen die geen getuigschrift behaalden in het lager
onderwijs, of die het zesde leerjaar hebben overgeslagen door zittenblijven in eerdere jaren, krijgen toegang
tot de B-stroom.
 Op het vlak van minimumdoelen wordt een onderscheid gemaakt tussen eindtermen voor de A-
stroom en ontwikkelingsdoelen voor de B-stroom.
 Eindtermen = Minimumdoelen die de overheid noodzakelijk én bereikbaar acht voor een
bepaalde leerlingengroep in Vlaanderen. Eindtermen worden ingedeeld in vakgebonden vs.
vakoverschrijdende eindtermen.
 Ontwikkelingsdoelen = Minimumdoelen op het vlak van kennis, vaardigheden, inzicht en
attitudes die de overheid wenselijk acht en die de school aan de leerlingen van de B-stroom
van de eerste graad moet aanbieden.

De ontwikkelingsdoelen van de B-stroom hebben een dubbele doelstelling:
1) Doorstromen naar de tweede graad bso
2) Leerlingen met een leerachterstand voorbereiden op de A-stroom (wordt slechts in
beperkte mate gerealiseerd)

o Tweede leerjaar van de eerste graad: basisvorming bedraagt minimum 24 lestijden, waarvan de school er
minstens 14 per week moet organiseren op grond van minstens hetzelfde minimumleerplan dat voor alle
leerlingen van de school geldt. Dat betekent dat de school de overige 10 lestijden van de basisvorming kan
invullen uitbouwen naargelang de bekwaamheid van de leerlingen. Daarnaast bestaat het keuzegedeelte uit
6 à 8 lesuren.
 Er kan dus in grote mate worden gedifferentieerd tussen groepen van leerlingen.
 De koepels/netten (onder meer GO!, OVSG, POV, Katholiek Onderwijs Vlaanderen (KOV)) stellen aan
hun scholen richtinggevende lessentabellen voor met per vak het aantal wekelijkse lestijden dat
volgens hen nodig is om de leerplandoelstellingen te bereiken.
 !!! Dit is echter niet bindend: elke school heeft de pedagogische vrijheid om haar eigen lessentabellen
op te maken.

,o Vanaf de tweede graad zijn er in het secundair onderwijs vier onderwijsvormen:
 Aso = Algemeen Secundair Onderwijs
 Bso = Beroeps Secundair Onderwijs
 Kso = Kunst Secundair Onderwijs
 Tso = Technisch Secundair Onderwijs
Elke onderwijsvorm bevat verschillende studierichtingen: Economie, Latijn, Grieks, Grieks-Latijn, Humane
wetenschappen, Wetenschappen en Sportwetenschappen.
In elk van die studierichtingen komen de vakken wiskunde en moderne talen in belangrijke mate aan bod.
o In de derde graad van het aso zijn er 15 studierichtingen. Op één enkele uitzondering na (Humane
wetenschappen en sportwetenschappen) zijn die studierichtingen tweepolig (bv: Economie-Wiskunde of
Economie-Talen):

Economie – Moderne Talen Economie - Wetenschappen Economie-Wiskunde

Grieks – Latijn Grieks – Moderne talen Grieks - Wetenschappen

Grieks – Wiskunde Humane wetenschappen Latijn – Moderne Talen

Latijn – Wetenschappen Latijn – Wiskunde Moderne talen - Wiskunde

Sportwetenschappen Wetenschappen – Wiskunde Yeshiva


o Specialisatiejaar: Leerlingen die dat wensen, kunnen na het tweede jaar van de derde graad van het bso, kso
en het tso een specialisatiejaar volgen (het ‘zevende’ jaar, of een Se-n-se).
 In het bso is dat een vereiste om het diploma van secundair onderwijs te halen.

o Algemeen: In het secundair onderwijs komen enkele begrippen regelmatig terug. We verduidelijken deze
hieronder:
 De basisvorming = bevat de vakken die aan elke leerling van een onderwijsvorm zonder uitzondering
moeten worden onderwezen. (Economie maakt hier geen deel van uit, al wordt bij de modernisering
eraan gedacht om ‘financiële geletterdheid’ toch mee op te nemen als basisvorming na de financiële
crisis van 2009).
 Basisoptie = Groep leervakken die een bredere observatie en oriëntatie van de leerling mogelijk
maken. De leerling kiest één basisoptie in het tweede leerjaar. Bv: SEI (Socio-Economische initiatie).
In de tweede en derde graad bestaat het optionele gedeelte uit een specifiek gedeelte en een complementair
gedeelte.

 Specifiek gedeelte = Bevat de vakken die bepalend zijn voor de benaming van de studierichting: zij
maken het karakteristieke van de opleiding uit. Bv: Economie en Wiskunde in Economie-Wiskunde.
 Complementaire gedeelte = biedt aan de leerling een bijkomende keuzemogelijkheid. Binnen de
grenzen van de wet bepaalt elke school autonoom hoe zij het complementaire gedeelte invult. Bv:
laatste jaren sterke nadruk op vakoverschrijdende thema’s, projecten, seminaries waarin leerlingen
zelfstandig of in groep aan een taak werken.
In de tweede en derde graad spreekt men verder van studierichtingen.
 Studierichting = bestaat uit het studiepakket van de leerling, samengesteld uit de basisvorming en het
specifieke gedeelte. Bv: Economie-Wiskunde.

,  Inhaallessen = lessen die facultatief kunnen worden georganiseerd met het oog op een bijkomende
gedifferentieerde benadering van de leerling. De uren zijn niet inbegrepen in het wettelijk aantal
wekelijkse lestijden dat de studie mag bedragen. Leerlingen met een leerachterstand voor een
bepaald vak kunnen daarnaar worden verwezen.


Onderwijskwalificaties
o In het secundair onderwijs kunnen de eindtermen in de A-stroom aanvullend gespecifieerd worden, rekening
houdend met het fundamentele gedeelte van de optie: de specifieke eindtermen.
 Dat is vandaag alleen gebeurd voor het specifieke gedeelte van de studierichtingen in het aso. Het kon niet
worden gerealiseerd voor het specifieke gedeelte van de studierichtingen in het bso, kso en tso, onder meer
bij gebrek aan benodigde referentiekaders.
 De geleidelijke toepassing van de Vlaamse kwalificatiestructuur moet daarmee komaf maken. Immers, twee
soorten kwalificaties moeten daarbij een invulling krijgen:

1) Een beroepskwalificatie = Geheel van competenties waarmee iemand een beroep kan uitoefenen.
Belangrijk is dat een beroepskwalificatie tot stand komt op basis van een beroepskwalificatiedossier.
Dit kan je raadplegen via een kwalificatiedatabank: wanneer een leerling/cursist op de website doorklikt
op een kwalificatie, krijgt hij of zij een overzicht waaruit de kwalificatie bestaat. Hij of zij zal die in
voldoende mate moeten verwerven om het kwalificatiebewijs te kunnen verkrijgen.

2) Onderwijskwalificaties = Competenties waarmee mensen maatschappelijk kunnen functioneren, verdere
studies aanvatten en/of beroepsactiviteiten uitoefenen. Onderwijskwalificaties kun je alleen maar via
onderwijs verwerven.
De invoering van eindtermen, ontwikkelingsdoelen en de Vlaamse kwalificatiestructuur heeft tot doel te waken
over de onderwijskwaliteit. De vaststelling ervan is voor de overheid een middel om aan kwaliteitsbewaking te
doen, wat op zich uiteraard logisch is omdat er een enorm bedrag aan belastinggeld in wordt geïnvesteerd.
Van de onderwijsverstrekkers wordt dan verwacht dat ze de kwalificaties een plaats geven in hun eigen
onderwijsvisie, gebaseerd op het eigen opvoedingsproject, en dat ze die vertalen in concrete leerplannen.
Aangezien de eindtermen zeer ruim werden geformuleerd, is er nog veel ruimte voor een eigen invulling. Als
gevolg daarvan bestaan er voor één studierichting vaak zeer grote verschillen tussen de leerplannen van de
verschillende onderwijsverstrekkers.
o Hoe komen de eindtermen tot stand?
 STAP 1: AKOV krijgt de opdracht de eindtermen samen te stellen
 STAP 2: De minister stuurt die voorstellen door naar de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) = adviesorgaan
waarin alle geledingen van het onderwijs vertegenwoordigd zijn: inrichtende machten, vakbonden,
partners, ouderverenigingen of studentenafvaardigingen, …
 STAP 3: Vlor stuurt een advies als ontwerp van decreet door naar de Vlaamse Regering.
 STAP 4: De onderwijscommissie en Raad van State formuleren hun advies. Ten slotte geeft het Vlaams
Parlement al dan niet zijn zegen over de eindtermen.
 STAP 5: De eindtermen gaan naar de inrichtende machten, die ze in hun leerplannen inbouwen.
Tijdens de doorlichting checkt de onderwijsinspectie hoe de school de eindtermen realiseert of
nastreeft.
Om de vijf jaar kan men de eindtermen herzien, op basis van peilingen en steekproeven rond de haalbaarheid
ervan.

, Onderwijsnetten
In Vlaanderen gebruiken we sinds het schoolpact (1958) de term onderwijsnet om scholen in te delen naar soort
inrichtende macht. Er zijn drie netten:
 Het officieel gesubsidieerd onderwijs = overheidsscholen
 Wordt georganiseerd door lokale besturen, dat zijn steden en gemeenten (OVSG) of een provincie
(POV).
 OVSG (Onderwijskoepel van Steden en Gemeenten) is de koepelorganisatie van het stedelijk en
gemeentelijk onderwijs. Schoolbesturen en hun scholen, instellingen en centra kunnen bij OVSG
terecht voor een uitgebreide, beleidsmatige juridische en pedagogische dienstverlening.
 Het gemeenschapsonderwijs = GO!
 De vroegere staats- of rijksscholen
 Wordt georganiseerd door de Vlaamse Gemeenschap, die daarvoor de openbare instelling, het
Gemeenschapsonderwijs (GO!), heeft opgericht met de Raad voor het Gemeenschapsonderwijs
(Rago) als centrale inrichtende macht.
 Het vrij gesubsidieerd onderwijs
 Is georganiseerd op privé-initiatief.
 Het schoolbestuur is in de meeste gevallen een vzw.
 Binnen het vrij gesubsidieerd onderwijs hebben heel wat schoolbesturen zich verenigd in koepels. De
grootste koepel is die van het Katholiek Onderwijs
 Binnen het vrij onderwijs is er het confessioneel vrij onderwijs, gebaseerd op een bepaalde godsdienst.
In die scholen is de keuze van levensbeschouwelijke vakken niet vrij: het is automatisch de
levensbeschouwing van het schoolbestuur waarvoor je kiest.
 Daarnaast is er het niet-confessioneel vrij onderwijs; vrije scholen die niet aan een bepaalde religie
zijn gekoppeld. Vaak (maar niet altijd) gaat het om methodescholen, bv: Steiner, Freinet, …
 Zolang de scholen van het vrij onderwijs aan de inrichtingsvoorwaarden van de Vlaamse gemeenschap
voldoen, krijgen ze ook subsidies voor personeels- en werkingskosten, zoals scholen van de OVSG en
het GO!.


Modernisering van het secundair onderwijs
Het secundair onderwijs in Vlaanderen scoort internationaal uitstekend. Toch wijzen onderzoeken en ervaringen
belangrijke verbeterpunten aan. Om alle kinderen alle kansen te geven en ons onderwijs op topniveau te houden,
wordt het secundair onderwijs hertekend.


4.1 Tijdlijn
1990: Eenheidsstructuur
1992: de school staat niet alleen
2003: accent op talent
2004: Vlaams regeerakkoord 2004-2009
2005: proeftuinen
2009: commissie-monard
2009: Vlaams regeerakkoord 2004-2009
2010: Oriëntatienota ‘mensen doen schitteren’
2013: masterplan hervorming secundair
2013-2025: stapsgewijze invoering concrete maatregelen

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ilsehabex. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $10.35. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

72841 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$10.35  13x  sold
  • (1)
  Add to cart