De wet van de vraag: (negatief verband tussen de prijs en de gevraagde hoeveelheid)
- hoe hoger de prijs, hoe kleiner de gevraagde hoeveelheid (hoeveelheid die gevraagd wordt
bij een bepaalde prijs).
- Hoe lager de prijs, hoe groter de gevraagde hoeveelheid.
De individuele vraag: het aantal eenheden dat een consument ergens van wil kopen bij een bepaalde
prijs.
Wordt beïnvloed door:
- De individuele voorkeuren
Iemand met een voorkeur voor een bepaald product, is bereid om er meer voor te
betalen (sporters en sportschoenen)
- Het beschikbare budget
De individuele vraag neemt toe als de consument over een groter budget beschikt.
- De aanwezigheid van substitueerbare producten= verschillende producten die in de ogen van
de consument kunnen voorzien in de bevrediging van dezelfde behoefte (appels en peren)
Consumenten hebben een lagere betalingsbereidheid voor producten waarvoor
substitueerbare producten bestaan
De individuele vraag naar een product neemt af als er substituten voor bestaan.
- Het bestaan van complementaire producten= product dat samen met een ander product
voorziet in de bevrediging van een behoefte. (Spelcomputer en games)
De betalingsbereidheid voor een van deze producten neemt toe als het
complementaire product al in bezit is.
- Het bestaan van exogene factor= omstandigheid waar betrokkenen geen invloed op hebben.
(het weer, de verkeersdrukte)
De vraag naar ijs stijgt met mooi weer
Betalingsbereidheid =de maximale prijs die een consument wil betalen voor één product bij een
gegeven aantal.
Individueel consumentensurplus= verschil tussen de prijs en de betalingsbereidheid voor alle
eenheden die een consument van een product koopt.
Het consumentensurplus= optelsom van het individuele consumentensurplus van alle
consumenten die het product kopen.
Het collectieve consumentensurplus= de optelsom van het individuele consumentensurplus.
Het is een maatstaaf voor het welbevinden voor een groep als geheel; het zegt niets
over de verdeling van het welbevinden binnen de groep.
Hoe lager de prijs, hoe groter het collectieve consumentensurplus.
Discrete vraag= vraag waarbij de gevraagde hoeveelheid een geheel getal is. (Staafdiagram)
Continue vraag= vraag waarbij de gevraagde hoeveelheid een reëel getal is.
Vraaglijn= de lijn die het verband weergeeft tussen de gevraagde hoeveelheid en de prijs.
Individuele vraaglijn= lijn die bij verschillende prijzen aangeeft hoeveel eenheden een
individuele consument van een product wil kopen.
Hoe lager de prijs, hoe groter het individuele consumentensurplus; het welbevinden van
consumenten neemt toe naarmate de prijs lager is.
(Y-as= prijs (p), X-as= hoeveelheid (q))
De collectieve vraag= de optelsom van alle individuele vragen.
, - Geeft aan wat een groep consumenten vraagt bij een bepaalde prijs.
- Voor het afleiden van de collectieve vraag tel je de individuele van alle consumenten bij
elkaar op)
- De collectieve vraag geeft aan hoeveel producteenheden er door een groep als geheel
worden afgenomen, dat wil niet zeggen dat iedereen binnen de groep bij die prijs hetzelfde
aantal eenheden koopt.
- Hangt af van het afzetgebied (bakker= collectieve vraag naar brood in zijn dorp)
Het afzetgebied= het gebied waar de producent zijn product verkoopt. (fietsenfabrikant=
heel nl, bakker= dorp)
De collectieve vraaglijn= de optelsom van alle individuele vraaglijnen
- Q= qa + qb, wanneer, 0≤ p ≤ de hoogste prijs
- Is altijd een dalende lijn
- Heet ook wel de prijs-afzetlijn
o Een vraagtoename betekent dat er bij iedere prijs meer gevraagd wordt; de vraaglijn
verschuift horizontaal naar rechts.
o Een vraagtoename betekent dat er collectief meer betaald wordt voor ieder aanbod; de
vraaglijn verschuift verticaal naar boven.
o Een prijsverandering heeft invloed op de plek op de vraaglijn, maar de vraaglijn verandert
niet
Omzet= de totale opbrengst= prijs x gevraagde hoeveelheid
De prijselasticiteit= procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid als gevolg van een
procentuele verandering van de prijs
- Is een verhoudingsgetal, geen percentage
- Is een negatief getal
Op een vraaglijn
o De waarde van de prijselasticiteit is verschillend voor ieder punt op de vraaglijn,
want dezelfde absolute verandering in prijs, betekent een kleinere procentuele
verandering van de prijs naarmate de prijs hoger is.
o Hoe hoger het startpunt van de prijsverandering op de vraaglijn ligt, hoe groter de
negatieve waarde van de prijselasticiteit
Hoe hoger de prijs, hoe groter het procentuele effect van een
prijsverandering op de gevraagde hoeveelheid
! Heel soms is de prijselasticiteit positief; door de stijging van de broodprijs is hun inkomen niet meer
toereikend om zowel vlees als brood te kopen en stappen ze over op een volledig brooddieet.
Waarde prijselasticiteit Procentuele verandering Gevolg van de
prijsverandering
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller collinnijboer1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.20. You're not tied to anything after your purchase.