100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Volledige uitwerking werkcolleges verdieping VPB - 9,4 gehaald $7.99
Add to cart

Summary

Samenvatting Volledige uitwerking werkcolleges verdieping VPB - 9,4 gehaald

3 reviews
 179 views  33 purchases
  • Course
  • Institution

Samen met mijn aantekeningen hoorcolleges verdieping VPB heb ik een 9,4 gehaald! Volledige uitwerking van de werkcolleges + vragen.

Preview 4 out of 69  pages

  • March 1, 2021
  • 69
  • 2020/2021
  • Summary

3  reviews

review-writer-avatar

By: mjan77347 • 2 year ago

review-writer-avatar

By: christelmain • 3 year ago

review-writer-avatar

By: HaikoAghad • 3 year ago

avatar-seller
Werkcolleges Verdieping vennootschapsbelasting 2020
Week 36: Bespreking oefententamen




Uitwerking vraag 1a:
Stelsel van volledige integratie, hier ga je uit van belastingen op het niveau van de aandeelhouder.

Stap 1: wat is de winst na vennootschapsbelasting?
De winst is in dit geval 250.000 euro. Dit bedraagt 30% x 250.000 = 75.000 euro vennootschapsbelasting.
We houden dan nog 250.000 – 75.000 = 175.00 euro winst over na belasting.

De helft wordt uitgekeerd, dit bedraagt 175.000 /2 = 87.500 euro. Echter, bij het stelsel van volledige
integratie is dit niet van belang.

Stap 2: Wat is de te betalen inkomstenbelasting?
Wegens het stelsel van volledige integratie moet je ook de inkomstenbelasting over de gehele winst
berekenen. Dit betreft 40% x 250.000 = 100.00 euro inkomstenbelasting

Stap 3: wat wordt de totaal te betalen belasting?
Je moet 100.000 inkomstenbelasting betalen, maar dit mag je verrekenen met de al betaalde
vennootschapsbelasting, dus 100.000 – 75.000 = 25.000 euro aan inkomstenbelasting moet je betalen +
75.000 euro aan vennootschapsbelasting. Totaal betaal je dus 25.000 + 75.000 = 100.000 euro aan
belasting.

,Uitwerking vraag 1b:
Subvraag 1:
Het gaat hier om een BV dat is opgericht naar Nederlands recht, op grond van artikel 2 lid 4 vpb is het
lichaam dus ook gevestigd in Nederland. Omdat door de oprichtingsfictie het lichaam binnenlands
belastingplichtig wordt, is het object voor de belasting de wereldwinst. Zie hiervoor artikel 7 lid en 2 vpb
en artikel 8 vpb jo. 3.8 ib. Als je het verdragenrecht hierbij zou betrekken zou het lichaam beperkt
binnenlands belastingplichtig zijn, nu op grond van het verdrag België mag heffen over de wereldwinst.

Subvraag 2:
In artikel 4 AWR staat dat de plaats waar de feitelijke leiding zit leidend is (op basis van de feiten en
omstandigheden) voor de vraag waar een lichaam is gevestigd. De feitelijke leiding zit in Nederland, dus
het lichaam is binnenlands belastingplichtig op grond van 2 lid 1 sub a vpb. Het object is hier weer de
wereldwinst, op grond van artikel 7 lid en 2 vpb en artikel 8 vpb jo. 3.8 ib.

Subvraag 3:
Op grond van 2 lid 1 sub e vpb kunnen stichtingen onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting voor
zover zij een onderneming drijven. De drie criteria voor het drijven van een onderneming zijn:
- Duurzame organisatie van kapitaal en arbeid
 In deze wordt hieraan voldaan nu het een fiscale adviespraktijk betreft.
- Deelname aan het economische verkeer
 Ja, de werkzaamheden worden jegens derden verricht.
- Winst oogmerk
 Afhankelijk van wat het primaire doel van de stichting is en of meerdere jaren winst behaald
is.

Extra had je artikel 4 vpb kunnen noemen, het concurrentiecriterium. Je gaat dan beoordelen of er in
concurrentie wordt getreden met andere vpb-plichtigen.

Tevens beleggen ze ook met overtollig geld, echter, hier is geen sprake van meer dan normaal
vermogensbeheer. Het geld is namelijk over, dus het valt buiten de onderneming.

,Uitwerking vraag 2a:
Er is sprake van een lening die een bank zelf nooit zou verstrekken tegen een vaste rente, dit betreft een
onzakelijke debiteurenrisico. M verstrekt alleen de lening aan M nu ze een vennootschappelijke
verhouding hebben. Kan geen afwaarderingsverlies genomen worden door M BV.

In 2019:
- M BV kan 60.000 in aftrek brengen die zij aan de bank betalen.
- Borgstellingsanalogie: De rente die M betaalt aan de bank is de zakelijke rente. De rente die D BV
betaalt van 100.000 is maar voor 60.000 aftrekbaar. Deze is bij M ook voor 60.000 als inkomen. D
BV heeft 40.000 extra betaald aan M BV, dit is aan te merken als dividend, zal naar alle
waarschijnlijkheid vallen onder de DVS.
- Liquidatieverlies (13d VPB): De omvang van dit verlies wordt bepaald door lid 2. Het opgeofferde
bedrag. Sowieso 2.000.000 bij storting van kapitaal. De lening van 1.000.000 die oninbaar wordt,
wordt opgeteld bij dit bedrag. De dividenduitkering van 40.000 valt onder de liquidatie-uitkering
(13d lid 3 VPB). Dus: 2.000.000+1.000.000-40.000 = 2.960.000 liquidatieverlies.




Uitwerking vraag 2b:
Art. 10a VPB situatie. Zijn een verbonden lichaam ogv art. 10a lid 4 sub b VPB. Gevolg hiervan is dat de
rente in beginsel niet aftrekbaar is bij A BV. Er zijn echter tegenbewijsregelingen. Zijn de schuld en de
rechtshandeling zakelijk, dan kan het nog wel tot aftrek leiden.

, Is in principe geen verliescompensatie, dus de renteontvangsten zijn belast bij H Ltd. Maar de enige
reden om de dividenduitkering te doen, is om een vreemd vermogen te creëren. Er is geen
tegenbewijsregeling mogelijk. De rente is niet aftrekbaar.




Uitwerking vraag 2c:
Op grond van art. 15b lid 1 VPB is slechts maximaal 1.000.000. of 30% van de gecorrigeerde winst
aftrekbaar. De gecorrigeerde winst is in art. 15b VPB lid 3 gedefinieerd: 25 mln + 25 mln (toepassing 10a)
+ 50 (afschrijvingen) + 100 (saldo aan rente) = 200 mln gecorrigeerde winst.

30% ofwel 60 mln kan worden afgetrokken. Dus 40 miljoen kan niet worden afgetrokken van de winst.
De belastbare winst in 2019 is daarmee 25 + 25 (10a) + 40 (niet aftrekbare rente) = 90 miljoen belastbare
winst 2019.




Uitwerking vraag 3a:
Art. 15ab VPB. Onderlinge verhoudingen moeten worden hergewaardeerd. 15ab lid 6 VPB is hier van
toepassing op de vordering. Wordt gesteld op de bedrijfswaarde van 600. M BV neemt daarmee een
verlies van 400 op de vordering, D BV neemt een winst van 400. M BV had al eerder het verlies kunnen
nemen op basis van goedkoopmansgebruik.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Lawandeco. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.99. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

56326 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.99  33x  sold
  • (3)
Add to cart
Added