Weer: toestand van de atmosfeer (lucht) op een bepaalde plaats op een bepaald moment.
Hierbij hebben de factoren neerslag, temperatuur en wind invloed.
Klimaat: statistisch gemiddelde van het weer berekend over 30 jaar. Factoren: neerslag en
temperatuur.
Mondiale luchtcirculatie: transport lucht en warmte naar hoge breedten
Mondiale Oceanische circulatie: transport water en warmte naar hoge breedten
Klimaat factoren (bepalen welk klimaat waar voorkomt):
1. Geografische breedte
Instralende zon
Bij de evenaar vallen de zonnestralen loodrecht. (Kleiner gebied om te verwarmen)
maximale instraling
Polen —> minimale instraling
Aarde staat schuin —> verschuiven maximale instraling —> seizoenen
Keerkringen —> zomer en winter
Mondiale luchtcirculatie: hoge druk of lage luchtdruk gebied
Tijdens het opstijgen van warme lucht koelt hij af. Dan gaat hij condenseren en dan
gaat het regenen.
Koele lucht daalt. Tijdens het dalen warmt de lucht op en kan de lucht meer water bevatten.
Mooi weer, zonnetje. Ook op de polen.
Wet van Buys Ballot:
Lucht beweegt van een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied.
Met de wind in de rug:
• Op het noordelijk halfrond de wind een afwijking naar rechts
• Op het zuidelijk halfrond de wind een afwijking naar links
,Passaat: oostenwinden
Depressies: warme lucht van het subtropisch maximum botst met koude lucht vanuit de polen
2. Gematigde invloed zee vis continentaliteit
Afstand tot zee
Windrichting: aan of aflandig
Thermohardende circulatie
Aandrijving: plekken waar zeewater van het oppervlakte naar de diepte van de oceaan
zakt.
Sterke afname temperatuur + toename zoutgehalte
Toename saliniteit door verdamping en vorming van zee ijs —> hierbij komt veel warmte vrij
Zeestromen: oppervlakte stromen die worden aangedreven door de wind. Water beweegt
vooral horizontaal.
• Warme zeestromen
• Koude zeestromen
,De zee heeft een gematigden effect —> loopt ongeveer één seizoen achter op het land.
Effect het grootst bij aanlandige wind
Zee warmt sneller op en koelt langzamer af.
3. Reliëf
Loef of lij zijde van een gebergte
Loef —> stijgende lucht beweging (natte kant)
Lij —> dalende lucht beweging (droge kant)
Hoogte
Hoe hoger hoe kouder. Bij droge lucht neem het 1 graad per 100m af, bij vochtige lucht is dit
0,6 graad.
Klimaatzones
Klimaat systeem van Köppen
A – tropisch
• Af tropisch regenwoud: hele jaar vochtig (rond evenaar)
• Am moesson: moessonregens zomer, ook behoorlijk wat regen winter
• Aw savanne: moessonregens zomer, droge winter
B – droog
• BS steppe
• BW woestijn
C – gematigd
• Cf zee: hele jaar vochtig
• Cs mediterraan: droge zomer
• Cw China: droge winter (vaak gebergtevariant van Aw)
D – boreaal
• Df land: hele jaar vochtig
• Dw land: droge winter (oostelijk Siberië)
E – polair
• ET toendra
• EF landijs
• EH hooggebergte
Klimaatzones hangen samen met vegetatiezones
Biomen —> grote gelijkenis in klimaat en vegetatie (alleen terrestrische vegetatie, geen water
vegetatie)
Bodems —> ook een soortgelijk patroon
Zonale bodems —> een type bodem komt alleen voor in een bepaalde klimaatzone
• Temperatuur en neerslag zijn hiervoor bepalend
• Temp: hoe warmer hoe sneller organisch materiaal wordt omgezet, maar ook
chemische verwering
• Neerslag: in en uitspoeling van de bodem
Landschapszones —> samenstelling van bodems, klimaat en vegetatie
, Tropische zone —> soms maximale instraling
ITCZ (tussen de keerkringen)
Grote (maximaal) instraling —> lage drukgebied
Veel invloed van passaten
Geen seizoenswerking
Hoge temperaturen en veel neerslag
Positie ITCZ varieert in breedtegraad. —> lucht boven land warmt snelle rood aan boven zee
(daar komt de ITCZ dan op af)
ITCZ heeft veel orkanen
Regenwoud & savanne
Aanlandige passaatwind (oostenwinden)
A-klimaten
Moessons
—> halfjaarlijkse passaatwind die evenaar kruist door verschuiven ITCZ
Kruisen van de evenaar zorgt voor een andere richting (wet Buys Ballot)
Ene helft van het jaar een aanlandige wind en de andere helft een aflandige wind
Dus ene periode natte moessons de andere periode droge moessons
Wordt versterkt omdat het land in de zomer sneller opwarmt
Bodem:
Lateriet (naam bodem)
Hoge vochtigheid en hoge temperatuur
Intense chemische verwering en grote uitspoeling —> sterk ontwikkelde diepe bodems
bestaan uit onoplosbare ijzer oxiden (plinthiet)
Snelle afbraak organisch materiaal dus beperkte humusvorming (aan het oppervlakte)
Voedingsstoffen die er zijn zijn er alleen aan het oppervlak
Gesloten voedselkringloop
Beperkte vruchtbare bodem (ongeschikt voor landbouw)
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller joyceschouten11. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.75. You're not tied to anything after your purchase.