Bedrijfseconomie | Boekhoudmodule
PW: 1.12 t/m 2.10 zonder 2.9
Hoofdstuk 1: De administratie
1.2 De balans
Balans = een financieel overzicht van de bezittingen, schulden en het eigen vermogen op
een bepaald moment.
- Aan de creditzijde (de rechterkant) van de balans staat het eigen en vreemd
vermogen
- Aan de debetzijde (de linkerkant) van de balans staan de bezittingen
- Bezittingen = eigen vermogen + vreemd vermogen
Vaste activa = alle goederen waarin geld langer dan één jaar wordt vastgelegd
Vlottende activa = alle goederen waarin geld niet langer dan één jaar wordt vastgelegd
Liquide activa = geldmiddelen die je nodig hebt om je dagelijkse betalingen te doen
Lang vreemd vermogen
- Hypothecaire lening = een lening die je krijgt op onderpand of onroerend goed
- Onderhandse lening = bij deze lening bestaat er persoonlijk contact tussen de
geldgever en de geldnemer
Kort vreemd vermogen
- Rekening-courantkrediet (bank) = krediet waarbij de onderneming tot een bepaald
maximumbedrag geld mag opnemen bij de bank
- Leverancierskrediet (crediteuren) = krediet dat je krijgt van je leveranciers (een
schuld die de onderneming nog moet betalen aan de leveranciers)
Debiteuren: afnemers/klanten van wie een bedrijf nog geld tegoed heeft
Crediteuren: zie leverancierskrediet
1
,1.3 Verandering van het eigen vermogen
Privékarakter = een privéstorting en een privéopname
Zakelijk karakter = een resultaat van de onderneming (nettowinst)
- Brutowinst = omzet - inkoopwaarde van de verkochte producten
- Nettowinst = brutowinst - overige bedrijfskosten
- Omzet = afzet x verkoopprijs
- Inkoopprijs = afzet x inkoopwaarde
- Afzet = opbrengst verkopen
1.4 De administratie van financiële feiten
Mutatiebalans = geeft aan welke balansposten muteren (=veranderen) als gevolg van het
optreden van een financieel feit
- Financieel feit = gebeurtenis waardoor veranderingen ontstaan in de posten op de
balans en/of de resultatenrekening.
- Vb. inflatie, winst, opbrengst of kosten van een bedrijf, factuur
Boekhouding = het regelmatig en stelselmatig registreren van financiële feiten
1.5 Het grootboek
Grootboek = voor elke balanspost een aparte grootboekrekening maken
- De gegevens die je haalt van de beginbalans staan in het grootboek altijd op de
debet- of creditzijde waar ze ook op de beginbalans staan
- Rekening van bezit
- Debetzijde: + getallen
- Creditzijde: - getallen
- Rekening van schuld
- Debetzijde: - getallen
- Creditzijde: + getallen
- Eigen vermogen
- Debetzijde: - getallen —> kosten, brutoverliezen, privéopnamen
- Creditzijde: + getallen —> brutowinsten, privéstortingen
Als er staat dat het verkoopbedrag contant is ontvangen dan gaat het naar de kas
LET OP!! Bij mutatiebalansen moet je goed kijken waar de bank op de beginbalans staat.
- Als de bank op de beginbalans op de creditzijde staat dan staat dit ook zo in de
mutatiebalansen
- Als de bank op de beginbalans op de debetzijde staat dan staat dit ook zo in de
mutatiebalansen
2
, 1.6 De proef- en saldibalans
Grootboek moet na de opening altijd in evenwicht zijn!
Proefbalans (maandelijks) = om te controleren of het grootboek na een reeks financiële
feiten nog steeds in evenwicht is.
- In de kolom ‘naam van de grootboekrekening’ zet je de namen van de
grootboekrekeningen zoals ze achtereenvolgens voorkomen in het grootboek.
- Alle bedragen die aan de debetkant van een bepaalde grootboekrekening staan, tel
je op en de uitkomst hiervan zet je in de debetkolom van de proefbalans.
- Alle bedragen die aan de creditkant van een bepaalde grootboekrekening staan, tel
je op en de uitkomst hiervan zet je in de creditkolom van de proefbalans.
- Moet in evenwicht zijn!
Saldibalans = de nieuwe balans.
- Wanneer de debettelling groter is dan de credittelling, dan noem je dit debetsaldo. Dit
debetsaldo schrijf je dan op in de debetkolom.
- Wanneer de credittelling groter is dan de debettelling, dan noem je dit creditsaldo. Dit
creditsaldo schrijf je dan op in de creditkolom.
- Moet in evenwicht zijn!
1.7 De hulprekeningen van het eigen vermogen
Privé = niet-zakelijke hulplening
Rest zijn zakelijke hulprekeningen
Om een beter overzicht te krijgen van de oorzaken die leiden tot een verandering van het
eigen vermogen, wordt er voor elke oorzaak een aparte grootboekrekening geopend in het
grootboek.
Hulprekeningen van het eigen vermogen:
- Lonen
- Algemene kosten
- Afschrijvingskosten
- Rente (kosten/opbrengsten)
- Brutoverkoopresultaat (brutowinsten en -verliezen)
- Privé (privéstortingen en -opnamen)
- Huur
De rekening ‘eigen vermogen’ wordt alleen geboekt bij de opening van het grootboek
gecrediteerd voor het bedrag waarmee het eigen vermogen op de balans staat.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller itsbluelemonades. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.77. You're not tied to anything after your purchase.