AANTEKENINGEN
COLLEGE’S SOCIOLOGIE
Social Work periode 1.3
,HOORCOLLEGE 1
Wat is sociologie:
Je maakt onderdeel uit van een systeem en dat beïnvloedt je gedrag.
Gaat nog steeds over individueel gedrag van mensen onder invloed van
maatschappelijke invloeden.
Het gaat over hoe je menselijk gedrag kan begrijpen en verklaren vanuit de sociale
omgeving en ook de maatschappelijke omgeving.
Manier van leven is een product van de samenleving.
Sociologische verbeeldingskracht:
Sociological imagination.
Het vermogen om individuele gebeurtenissen te begrijpen vanuit het geheel aan sociale
relaties.
Wat zijn dan sociologische vragen?
Hoe worden mensen beïnvloed door sociale omstandigheden?
Hoe kun je gedrag van mensen verklaren aan de hand van die sociale omstandigheden?
Wat moet je ermee als sociaal werker?
Maatschappelijke veranderingen bevorderen: je moet inzicht hebben in
maatschappelijke omstandigheden.
Sociale cohesie: sociale samenhang je moet begrijpen hoe sociale samenhang tot
stand komt. Hoe kan het dat mensen zich met elkaar verbonden voelen.
Emancipatie: bevrijding van mensen die achtergesteld worden, zelfstandigheid van
mensen, mensen moeten zelf keuzes kunnen maken. Je moet kunnen zien hoe die
maatschappelijke omstandigheden zijn voor de mensen waarmee je werkt en hoe je die
kan veranderen.
Sociale rechtvaardigheid: mensen rechten, collectieve verantwoordelijkheid, respect
voor diversiteit. Dat zijn maatschappelijke omstandigheden.
Macht! (Het centrale thema)
Macht: het vermogen om je eigen leven vorm te geven.
Macht bestaat uit 3 delen:
1. Doelstellingen formuleren: je moet zicht hebben op hoe de samenleving in elkaar zit en
welke mogelijk- en onmogelijkheden er zijn.
2. Middelen aanwenden en realiseren: om die doelen te realiseren, het gaat om structuur
en sociale ongelijkheid. Als je veel geld hebt kan je makkelijker je doelen realiseren.
3. Anderen beïnvloeden: als je op televisie komt heb je meer
macht om anderen te beïnvloeden dan wanneer je niet op
televisie komt.
Socialisatie:
Proces waarbij mensen leren zich sociaal te gedragen in de
voor hen relevante groepen.
Socialisators.
, Socialiserende instanties.
Socialisatie gaat via complimentjes, complimenten zijn nooit neutraal. Ze geven aan wat
je belangrijk vind.
Het gaat soms heel subtiel.
Socialisatie wil zeggen dat je onderdeel wordt van een sociale omgeving, omdat je leert
hoe je je moet gedragen.
Normen en waarden:
Waarden: nastrevenswaardig.
Normen: gedragsregels morele, juridische en sociale.
Internalisering: het proces waarbij mensen zich bepaalde sociale regels eigen maken, zodat
deze regels na verloop van tijd niet langer worden beschouwd als van buitenaf opgelegde
voorschriften maar als richtlijnen die men zelf heeft gekozen. Verinnerlijking.
All taste is acquired taste: zelfs je smaak waarvan jij denkt dat het heel persoonlijk/individueel
is, maar is dat niet. Je eigen smaak is bepaald door je omgeving.
Sociale controle:
Positieve sancties: cadeaus, complimenten. Een euro krijgen van oma voor je rapport.
Negatieve sancties: straf.
Je zit voortdurend in een ‘sociale arena’ met andere mensen die jou gedrag belonen of afwijzen,
daarop reageren en dat is sociale controle. Hier doe je zelf ook aan mee door op mensen te
reageren.
De maatschappij dat ben jij!
Stok: straffen.
Wortel: cadeau.
Preek: iemand die uitlegt wat goed/fout is. Dominee geeft ook een preek verteld hoe
men zich behoort te gedragen.
Verleiding
Rollen en rolconflicten::
Sociologen kijken naar mensen niet als individuele personen, maar als mensen die een rol
innemen in een bepaalde situatie. Hun gedrag hangt af van de rol die ze innemen (de rol
‘spelen’).
Intern conflict: bijv. teamleider heeft verwachtingen van docent, mede docenten hebben
verwachtingen en studenten hebben verwachtingen. Deze verwachtingen kunnen met
elkaar botsen.
Extern conflict: bijv. je eigen kinderen in de les hebben als docent.
Institutionalisering:
Instituties: bijv. elke donderdag pannenkoeken bakken. Het is iets waar mensen aan
vast houden. Onderwijs (vaste patronen en structuren) of religie in de kerk.
Reïficatie: het gaat goed met ‘de economie’. Je kan niet spreken over ‘de economie’. Het
is geen ding wat je kan vastpakken.
Hospitalisering: een bijzondere vorm van internalisering, waarbij het gedrag van
mensen zo door anderen bepaald en geregeld wordt, dat ze zelf nauwelijks meer enig
initiatief kunnen nemen.
Totale instituties: je persoonlijke wordt afgenomen, je wordt alleen nog maar
geïdentificeerd als bijv. patiënt.
Depersonalisering: vervreemding van zichzelf of van het eigen gevoel
(depersonalisatie).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller LarissaSW. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.