Verbintenissen
1. Verbintenissen uit meerzijdige rechtshandeling: de overeenkomst
a) Leg uit: ‘overeenkomsten zijn altijd meerzijdige rechtshandelingen’.
Overeenkomsten ontstaan uit meerzijdige rechtshandelingen. Zij steunen
steeds op een wilsovereenstemming of consensus tussen ten minste twee
personen.
b) Is de volgende stelling juist of fout? ‘Een testament is een voorbeeld van een
eenzijdige overeenkomst’. Motiveer je antwoord.
Juist, bv: je ouders zetten je in hun testament, jouw wilsuiting is hier niet voor
nodig. Wanneer je ouders overlijden en je hun bezittingen krijgt, kan jij nog
steeds zelf beslissen om deze aan te nemen of niet. ( dit is dan ook jouw
eigen wilsuiting en niemand anders)
c) Is de volgende stelling juist of fout: ‘Bij een eenzijdige overeenkomst volstaat
de wilsuiting van één persoon om het contract te sluiten’. Motiveer je
antwoord.
Juist, overeenkomsten zijn eenzijdig wanneer niet alle partijen verbintenissen
aangaan.
d) Wat is het verschil tussen consensuele, zakelijke en plechtige
overeenkomsten? Wat is het praktisch belang van dit onderscheid?
Het onderscheid heeft te maken met de geldigheidsvoorwaarden voor het
sluiten van het contract.
Consensuele overeenkomsten: komen tot stand door de loutere
wilsovereenstemming (‘consensus) tussen de partijen.
Zakelijke overeenkomsten: komen pas geldig tot stand wanneer het
voorwerp van de overeenkomst (de zaak of de prijs) aan de schuldeiser wordt
overhandigd. (consensus alleen = niet voldoende).
Plechtige overeenkomsten: komen pas geldig tot stand wanneer aan
bepaalde vormvereisten of formaliteiten is voldaan.
e) Wat is het verschil tussen eenzijdige en wederkerige overeenkomsten? Geef
van elk van beide een voorbeeld.
Eenzijdige overeenkomsten: wanneer niet alle partijen verbintenissen
aangaan.
Vb.: bruiklening, borgtocht
Wederkerige overeenkomsten: wanneer de partijen zich ten opzichte van
elkaar verbinden.
Vb.: huur van goederen, aanneming
, f) Wat zijn kanscontracten?
Dit zijn overeenkomsten waarbij de partijen de totstandkoming van het
contract niet kunnen inschatten of hun prestaties gelijkwaardig zullen zijn,
omdat een van de prestaties op dat ogenblik onzeker is.
g) Wat zijn onbenoemde overeenkomsten (contracten)? Welke regels zijn hierop
van toepassing?
Dit zijn overeenkomsten waarbij geen kant-en-klaar wettelijk kader bestaat of
hoeft te bestaan. Zij zijn onderworpen aan de algemene regels van de
verbintenissen uit overeenkomst.
h) Wat wordt bedoeld met de rechtsspreuk ‘pacta sunt servanda’?
Contractanten moeten de afspraken die zij hebben gemaakt naleven en
kunnen er niet zomaar eenzijdig op terugkomen.
2. Basisbeginselen van het contractrecht
a) ‘Het Belgische contractenrecht gaat uit van consensualisme’. Leg uit.
In België is de totstandkoming van overeenkomsten door loutere
wilsovereenstemming (‘consensualisme’) de basisregel.
b) Wat zijn toetredingscontracten? Hoe beoordeel je hun geldigheid vanuit de
invalshoek van verbintenissen?
Het onderscheidingscriterium is de vrijheid die beide partijen hadden bij het
bepalen van de inhoud van het contract. De overeenkomst is te nemen of te
laten.
c) Kan de rechter een contract aanvullen of wijzigen?
Neen, hij mag het contract wel herkwalificeren in functie van de bedoeling van
de partijen. Uitzonderlijk kan de rechter ook uitstel van betaling toestaan of
verregaande de clausule matigen.
d) Bespreek de functie van het principe van de goede trouw in een
contractenrecht.
De goede trouw vormt een derde leidinggevend principe in de contractuele
relatie tussen contractpartijen.
De interpretatieve werking: Wanneer een overeenkomst geïnterpreteerd
moet worden, zal de rechter de goede trouw als toessteen hanteren.
De aanvullende werking: Partijen bespreken hun afspraken vaak tot het
essentiële, zonder alle denkbare hypotheses tot in de puntjes uit te werken.
De matigende werking: Partijen mogen uiteraard van hun wederpartij
verlangen dat zij haar verbintenis nakomt.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller rinskec. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.12. You're not tied to anything after your purchase.