Stephan mols, eric moormann, christel veen
College 1 t/m 7
Subjects
griekse
romeinse
archeologie
radboud
universiteit
radboud universiteit
en
griekse en romeinse archeologie
Written for
Radboud Universiteit Nijmegen (RU)
Griekse en Latijnse Taal en Cultuur
Griekse en Romeinse archeologie (LETGLTCB114)
All documents for this subject (2)
Seller
Follow
ruaantekeningen
Reviews received
Content preview
Collegeaantekeningen Griekse en Romeinse archeologie
Hoorcollege 1 – De Griekse prehistorie
Inleiding
Archeologie is veel meer dan alleen maar opgraven. Archeologie bestudeert de materiele cultuur van
veel verschillende dingen, van vuilnisbelten tot WW2. Alles wat met materie te maken heeft. Staat
naast de studie van cultuur of geschiedenis.
De Middellandse Zee is een factor die het mediterrane gebied verenigt maar ook verdeeld.
De Griekse wereld is groter dan het huidige Griekenland. Wat nu deels Bulgarije en Turkije is was ook
Grieks, je vindt daar veel Griekse resten. De eilanden als Cyprus en Kreta waren ook belangrijk.
Noord-Afrika hoort al vroeg bij de Griekse wereld.
Wat maakt iets Grieks? Gebouwen, kleding, gebruiken, stadsinrichting, dat soort dingen. Niet precies
dezelfde mensen, maar een aantal gemeenschappelijke elementen in verschillende gebieden.
De eerste landbouw
Landbouw brengt mensen zich ertoe op vaste plaatsen te wonen, van jagers en verzamelaars naar
landbouwsamenlevingen. De vroegste culturen die overgaan tot de landbouw zijn de culturen rond
de Nijl, Eufraat en de Tigris. Belangrijke cultuurgebieden, Egypte, Babylonië, Assyrië, de Hettieten. In
Griekenland waren er veel kleinere staten. Organisatie vereist administratie -> ontwikkeling van
hogere culturen.
Veeteelt was waarschijnlijk veel ouder dan de landbouw. Nomaden hielden dieren bij zich die
werden geslacht. Voedsel werd gezocht door mens en dier door rond te trekken.
Waarom gaan mensen ergens wonen?
1. Mensen komen erachter hoe je planten kunt telen en producten ervan kunt maken
2. Mensen komen erachter hoe je dieren houdt, wat voor producten ervan je kunt maken (niet
meteen een dier dat je ziet neerschieten)
3. Introductie olijf, druif, graan.
Het belangrijkste is dat je erachter komt dat je producten kunt maken.
Vervolgens kwamen er organisatiestructuren om samen te leven in een harde wereld, niet iedereen
tegen iedereen. Daarom kwamen er leiders in de culturen.
Verschillende soorten teelt
Er ontstaan al vroeg structuren, maar zijn moeilijk om terug te vinden. Wijnbouw leidt in Griekenland
,tot een belangrijke culturele activiteit: wijn drinken voor het belang van je bestaan. Wijn kan
vervoerd worden.
In Egypte was de verbouwing van graan heel belangrijk, niet druiven. Het drinken in Egyptenaren was
dus met bier i.p.v. wijn. Vanaf de halve 5e eeuw BCE.
Olijfteelt in de Griekse wereld vanaf 3500 BCE. Olijfolie belangrijk product, je kon het voor van alles
gebruiken: bakken van eten, voedsel bewaren, lichaamsverzorging, licht. Er waren olijfpersen.
Olijfolie, graan en wijn worden de belangrijkste producten van deze samenlevingen en zal leiden tot
een handelscultuur over de hele Mediterranee.
Transhumance: seizoensgebonden veeteelt, in de zomer hier, in de herfst daar. Veeteelt was vooral
voor wol en melk, oudere dieren werden geslacht. Met name schapen en geiten werden gehouden.
Vlees was beslist geen groot onderdeel van het antieke dieet. Dat was brood en wijn.
Landschap Griekse wereld
Het was bergachtig, bebost -> niet veel ruimte voor bebouwing en veeteelt. Was moeilijk om over
het land te reizen door de bergen, maar de zee was altijd dichtbij en de zee verbond Griekenland
dus. Reizen via de zee.
Door de bergachtige structuur was er geen landschappelijke eenheid en dus ook geen wooneenheid.
In de Griekse wereld had je dus een enorme hoeveelheid staatjes, met 1 000-10 000 inwoners.
Nauwelijks vlakke gebieden in Griekenland. Je zoekt inhammen via de zee om weer op andere
plaatsen te komen, of gebruikt bergpassen.
Door deze scheiding van gemeenschappen zijn er regionale cultuurgebieden zoals Athene en Sparta
die vaak ook hun eigen staatjes hadden. Eigen taal en cultuur vaak.
Minoïsche wereld (3500-1200): m.n. Cycladen, Kreta, Egypte
Er ontwikkeld zich een cultuurgebied, de Minoïsche wereld, met verschillende centrale plaatsen
(machtscentrum of cultureel centrum of handelscentrum). Tussen het Griekse vasteland en Asia
Minor. Minoïsche wereld speelde zich meer af in de zee.
Myceense wereld (3500-1200: m.n. vaste land Griekenland
De Myceense wereld ontwikkeld zich vooral op het vaste land. De woonvormen hadden
gemeenschappelijke kenmerken, zoals op een hoogte (goed verdedigbaar) met daaromheen
landverbruik. Minoïsche wereld speelde zich meer af in de zee.
,Klassieke Griekse wereld
Myceense wereld heeft al overeenkomsten en ontwikkeld zich zo tot de klassiek Griekse wereld.
Gebieden: Griekenland en Macedonië, westkust Klein-Azië, kusten rond de zwarte zee, kusten van
middellandse zee (de laatste twee kamen er later bij met expansie).
Griekse taal
Griekse taal, oudst bekende fase: Lineair B, midden 15de eeuw v.Chr.
In Egypte, Assyrië en Griekenland zijn verbrande tabletten gevonden met teksten. Het oudste Grieks
is het Lineair B. Het is een Indo-Europese taal, Lineair B is een vroege fase van Grieks. In een groot
gebied kon al gecommuniceerd worden met deze taal (van Griekenland tot Cyprus).
Introductie schrift met 24 lettertekens vroege eerste millennium v.Chr.
In Phoenicië ontwikkelen ze een eenvoudiger schrift, dat de basis vormt voor het moderne(re)
Griekse alfabet. Het Phoenicische schrift is de basis voor vele alfabetten; Grieks, latijn, Aramees,
Arabisch. De Phoeniciërs gingen overal heen (om te handelen) en verspreidden zo hun alfabet.
‘Klassiek’ Grieks v.a. 1000. Dialecten: bijvoorbeeld Dorisch, Ionisch, Eolisch
Al snel verschijnen er inscripties in dialecten van Grieks, waarvan een aantal zullen leiden tot het
klassieke Grieks. Er was een taaleenheid maar ook verscheidenheid.
Een van de eerste Griekse schriften is gevonden in Napels
Materiële cultuur: vergelijkbare groepen
Verschillende groepen hadden minivolksverhuizingen, vooral via island hopping. Er waren
overeenkomsten in zowel materiele cultuur als in dialect.
Kouros
Mannenbeelden die allemaal bepaalde overeenkomsten hebben zoals: naakt, staand, armen naast
lichaam, lang haar. Maar ook zijn er streekverschillen. Materiele cultuur kon op verschillende
plaatsen voorkomen, maar elke streek had wel zijn eigen invulling.
,Griekse wereld: eenheid zonder eenheid
1. Veel overeenkomsten, maar ook tegenstellingen. Veel verschillende staatjes, gescheiden door de
zee,
2. Sommige samenlevingen waren heel boers zonder grote centrale stad,
3. Er waren verschillende regeringsvormen, koningschap, oligarchie, democratie
4. Er waren slaven en vrouwen spelen niet echt een rol in het bestuur
Er zijn honderden stadstaatjes geweest.
Grove chronologie Griekse samenleving
1200-1000: ‘Dark Ages’ – overgang van Minoïsch-Myceense wereld naar Griekse poleis
1000-700: ‘Protogeometrische’ en ‘Geometrische periode’: vorming poleis; monarchie, aristocratie,
tirannie
700-600: ‘Oriëntaliserende periode’: interactie oost en west; aristocratie, tyrannie
600-480: ‘Archaïsche periode’: poleis met monarchisch-aristocratische structuur
510-330: ‘Klassieke periode’ met aristocratische of democratische structuur (m.n. Athene)
490-480: ‘Perzische Oorlogen’ > bouw zelfbewustzijn Grieken; Athene en Sparta krijgen en
dominantie in mediterrane wereld
336-323: Alexander de Grote breidt machts- en invloedsfeer naar oosten uit > culturele vermenging
323-31: ‘Hellenistische periode’: monarchieën en aristocratieën
31 voor- 4de eeuw na Chr.: Romeinse Rijk (in oosten vervolgens Byzantijnse Rijk tot 1453)
Overgang van Myceense beschaving naar stadsstaatjes heet de dark ages, 1200-1000. Door de
Perzische oorlogen gaan de Grieken een hele grote rol spelen in het Mediterrane gebied.
Expansie of reorganisatie van de poleis v.a. 8ste eeuw v.Chr.: ‘kolonisatie’
Vanaf de 8e eeuw voor christus is er niet meer genoeg ruimte in Griekenland en dus trekken deze
mensen weg naar kolonies, meestal aan de zee. Het surplus van mensen ging hier naartoe. Het was
geen imperialisme, maar gewoon het wegwerken van overbevolking. Soms wel met geweld.
, Grieken hadden interactie met andere culturen, geen isolement. Ze woonden vaak naast
Phoenisiche kolonies.
Griekse producten kwamen naar de kolonies en lokale culturen kopieerden die soms. Soms ging het
ook andersom.
Architectuur werd ook meegenomen naar de kolonies.
Architectuur, beeldhouwkunst en aardewerk is hetgeen waarvan het meeste is overgebleven van de
Griekse cultuur. Aardewerk gebruik je altijd en overal en was dus erg belangrijk praktisch maar had
ook culturele waarde.
Italisch = verwijzend naar Italisch schiereiland, Italiaans = modern Italië.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ruaantekeningen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.41. You're not tied to anything after your purchase.