Dit document bevat al mijn aantekeningen en samenvattingen van hoorcolleges van thema 1B.2. Er zijn plaatjes aan toegevoegd om de tekst te ondersteunen. Fouten voorbehouden.
1B.2 – Stoornissen in het milieu
intérieur
Inhoudsopgave
1B.2 – week 6.....................................................................................2
VO.3 – deel 2: Bouw, functie en pathologie van de larynx..................................2
HC.1 – Longvolumes en ventilatiekarakteristieken.............................................3
HC.2 – Vorm en functie van de bovenste luchtwegen.........................................5
HC.3 – Microscopische anatomie: longen en luchtwegen....................................7
HC.4 – Gasdiffusie............................................................................................... 9
HC.6 – Transport bloedgassen en zuur-base evenwicht....................................12
HC.7 – Respiratoire zuur-base regulatie............................................................14
HC.8 – Ventilatie-perfusie verhoudingen...........................................................16
HC. 9 – Ademmechanica................................................................................... 18
HC – CV. Klinisch renderen 2 – hoesten.............................................................19
1B.2 – week 7....................................................................................21
IC – Integratiecollege week 6............................................................................ 21
HC.1 – Pathofysiologie van astma.....................................................................22
PD.2 – Patiënt met astma: bespreking casus....................................................25
HC.3 – Longfunctie en hyperreactiviteit............................................................27
HC.4 – Astma bij kinderen................................................................................. 30
HC.5 – Basale mechanismen COPD...................................................................33
PD.6 – Kliniek van een patiënt met COPD.........................................................35
HC.7 – Respiratoire insufficiëntie......................................................................37
HC.8 – Pathologie COPD.................................................................................... 40
HC.9 – Longfunctie bij COPD............................................................................. 42
HC.10 – Farmacotherapie bij obstructieve longziekten.....................................44
HC.11 – Radiologische afwijkingen bij longziekten............................................46
1B.2 – week 8....................................................................................47
IC – Integratiecollege week 7............................................................................ 47
HC.1 – Disfunctioneren nieren...........................................................................48
HC.2 – Microscopische anatomie: nier en urinewegen......................................50
HC.3 – Regulatie van renale bloeddoorstroming en glomerulaire filtratie.........52
HC. 4 – Afbeeldingstechnieken van nieren en urinewegen...............................54
HC.5 – Innervatie blaas en mictiereflex.............................................................55
HC. 6 – Tubulaire reabsorptie en secretie.........................................................57
HC.7 – Tubulaire reabsorptie en secretie, uitwerking van een casus................59
1B.2 – week 9....................................................................................60
IC.12 – Integratiecollege week 8.......................................................................60
HC.1 – Natriumreabsorptie................................................................................ 61
HC.2 – Waterreabsorptie................................................................................... 63
HC. 3 – Osmoregulatie versus volumeregulatie................................................65
HC.4 – Zuur-base balans................................................................................... 67
HC.5 – Renale zuur-base fysiologie...................................................................69
HC.6 – Regulatie van de kalium uitscheiding....................................................71
HC.7 – Klinische stoornissen in de waterbalans................................................73
1B.2 – week 10..................................................................................75
HC.2 – Acute nierinsufficiëntie..........................................................................75
, HC.3 – Klinische stoornissen in de kalium balans..............................................77
HC.4 – Klinische stoornissen in de zuur-base balans.........................................79
HC.5 – Ethisch dilemma orgaandonatie............................................................80
HC.6 – Wat is een lichaam? Lichaamsbeeld en lichamelijkheid.........................82
1B.2 – week 6
VO.3 – deel 2: Bouw, functie en pathologie van de larynx
De larynx is het bovenste deel en de toegang tot de luchtweg en heeft verschillende functies:
Bescherming van de lagere luchtwegen tegen aspiratie
o Eerste sphincter = epiglottis en epiglottische plooien
o Tweede sphincter = ware en valse banden
Als men slikt beweegt de larynx omhoog. Als eerste sluit de ware dan de
valse stembanden en vervolgens de epiglottis passief de larynx.
Regelen van de ademweerstand
Fonatie (secundair) = stemgeving
o Bij gesloten stembanden wordt door ademhalingstrilling de stembanden in trilling
gebracht.
HTC is een ezelsbruggetje voor de anatomie van de larynx:
Hyoid = benig en de larynx hangt hier aan
Thyroid = kraakbeen (in de jeugd en in de adolescentie)
Cricoid = cartilago cricoidea
De epiglottis (= strottenklepje) sluit passief bij slikken. De arytenoiden zijn ook kraakbenig en daaraan
zitten de stembanden aan vast (V-vorm). Het cricoid is een complete ring, de rest is allemaal hoefijzer-
vormig. De membranen zijn vernoemd naar de stukken die ze verbinden:
Membrana thyrohyoidea = verbind hyoid met thyroid
Membrana cricothyroidea = verbind thyroid met cricoid
o Belangrijk om te kunnen identificeren
Het thyroid is bij kinderen en jongvolwassenen kraakbenig en wordt later benig. Bij een trauma in de
jeugd kan het veren, maar later als het benig is, kan het breken bij trauma. De arythenoiden kunnen:
Roteren stembanden open of dicht
Glijden spanning op de stembanden beïnvloeden toonhoogte
Aan beide zijden van het membrana thyrohyoidea zitten openingen waardoor een zenuw loopt. Het
membrana cricothyroidea is belangrijk voor een toegang tot de luchtweg.
De sinus morgani is een plooi tussen de ware en valse stembanden. De plica aryepiglottica is de plooi
die de arythenoiden met de epiglottis verbind.
Intrinsieke larynx musculatuur
M. Cricoarythenoideus posterior (links en rechts) = opent de stembanden
o Als ze het niet doen is er een serieus probleem met ademen
M. Cricothyroideus zorgt ervoor dat de stembanden langer worden (hogere toonhoogte
produceren)
Innervatie
Alles wordt geïnnerveerd door takken van de n. Vagus
N. Laryngeus inferior (= nervus recurrens) = alle andere spiertjes
N. Laryngeus superior = m. Cricothyroideus
N. Laryngeus superior internus gaat via de openingen in het membrana thyrohyoidea de
larynx in sensibiliteit van de larynx
Nervus recurrens
,De linker n. Recurrens gaat om de aortaboog heen en gaat dan omhoog waar hij langs de trachea de
larynx bereikt.
De rechter n. Recurrens gaat om de a. subclavia en loopt paratracheaal waarna hij de larynx inloopt.
Toegangen tot de luchtweg
Coniotomie = gaatje in de luchtweg maken en die aansluiten op apparatuur
Intubatie = een buis via de mond of neus de larynx inbrengen
Tracheotomie = toegang tot de luchtweg die idealiter bij de tweede tot derde ring geplaatst
wordt
Laryngectomie = je haalt de hele larynx eruit en je scheidt de voedselweg en de luchtweg. Je
kan nog praten door met een apparaatje tegen de kin te houden om zo vibraties op te wekken.
Je kan ook een kleine verbinding maken tussen lucht- en voedselweg.
Afwijkingen van de larynx
Reinkes oedeem = als mensen lang roken kun je oedeem in de stembanden krijgen. Dit heeft
invloed op de stem.
o Behandeling: stoppen met roken of soms chirurgie
Stemband noduli = geven een karakteristieke heesheid. Ontstaan door combinatie van bouw
van de larynx, onvolledige afsluiting van de epiglottis, intensieve stembelasting
o Behandeling: logopedie
Stemband poliep = zijn enkelzijdig en kunnen ontstaan na accuut luid stemgebruik of heftig
hoesten
o Behandeling = chirurgie
Larynxpapillomen = wratjes aan de binnenkant van de larynx.
o Behandeling = chirurgie
Laryngitis = uitgesproken stembanden door een verkoudheid of korte en heftige overbelasting
o Behandeling = rust
HC.1 – Longvolumes en ventilatiekarakteristieken
De voornaamste functie van de longen is gaswisseling. Er wordt zuurstof in de longen opgenomen en
wordt getransporteerd naar de lichaamsweefsels en daar is het nodig om glucose te verbranden.
Daarbij komt CO2 vrij die afgevoerd wordt via de longen.
De zuurstofopname in rust is 250 mL/min en de zuurstofopname bij maximale inspanning is het 2,5
L/min.
De ventilatie (ademteug x ademfrequentie) in rust is ongeveer 6 L/min. Je neemt een ademteug van
ongeveer 0,5 L en je ademt ongeveer 12x per minuut. Zo kun je dus de ventilatie berekenen. Dit hangt
allemaal af van bijvoorbeeld je basaal metabolisme en je lengte.
De ventilatie bij maximale inspanning is 120 L/min. Je ademhalingsfrequentie kan oplopen tot 40x per
minuut.
Gastransport
Je kan het opdelen in 3 processen:
Ventilatie = aanvoer van zuurstof (alveolaire ventilatie + dode ruimte ventilatie)
Diffusie = zuurstof passeert het alveolaire membraan
Perfusie = zuurstof wordt getransporteerd door het lichaam
Er kunnen stoornissen ontstaan in de ventilatie als er bijvoorbeeld een obstructie is. Dan gaat de
ventilatie moeilijker. Je kan ook een restrictief ventilatoir effect hebben waarbij het longvolume kleiner
is. Stoornissen kun je onderzoeken met longfunctie-onderzoek.
Spirometrie
Je hebt twee vaten waarin water zit. Een omgekeerde emmer kan op en neer bewegen op het water
doordat je in en uitademt. Als je inademt, gaat het pennetje naar boven en zo kun je de ademhaling
registreren. De vitale capaciteit is eerst maximaal inademen, daarna maximaal uitademen. De uitslag
van de spirometer hangt af van de diameter van de klok.
, Er wordt onderscheid gemaakt tussen statische en dynamische long volumes. Bij dynamische
longvolumes speelt de tijd een belangrijke rol, bij statisch wat minder. Bij dynamische long volumes
kun je ook de FEV1 en de FIV1 berekenen. De FEV1 = de uitgeblazen lucht in 1 seconde en de FIV1
= de ingeademde lucht in 1 seconde.
Bepaling longvolumes
RV niet te meten door te blazen want het blijft achter in
de longen
Ongeveer 25% van de totale long capaciteit (TLC)
RV kun je berekenen uit FRC meting door
Heliumverdunning
Stikstofuitwas
Bodyplethysmografie
FRC – ERV = RV
RV + VC = TLC
Heliumverdunningsmethode
De spirometer is gevuld met helium. Als de patiënt rustig zit te ademen noem je het de FRC. Op het
moment dat de patiënt uitgeademd heeft gaat er helium de long in. Zo ontstaat er een evenwicht. Zo
krijg je een lagere concentratie helium in de spirometer. Doordat je de concentratie weet, kun je
berekenen wat de FRC was.
Karakteristieke onderverdeling longvolumina
De onderverdeling van de longvolumina verandert bij ziektebeelden. Zo heeft iemand met emfyseem
een heel groot RV waardoor de totale capaciteit ook groeit. Als de FEV1 daalt gaat het moeilijker voor
de patiënt. Stel er is veel obstructie in de luchtwegen gaat de FEV1 omlaag en wordt de FVC veel
kleiner dan de IVC.
Bij het bepalen kijk je liever naar de stroomsterkte, omdat je daar kan zien of er
goed geblazen is. Een steile helling correspondeert met een grote flow. Een
vlakke helling correspondeert met een kleine flow. Een spirogram kun je dus
omzetten in een flow-volume curve. De pneumotachograaf meet flows.
De geforceerde expirateerde flow(FEF) of maximum expiratory flow (MEF) zijn
ongeveer gelijk, maar worden net anders gebruikt. De FEF geeft aan hoeveel
er uitgeblazen is terwijl de MEF aangeeft hoeveel er nog in de longen zit.
Criteria voor goed blazen:
Vanaf TLC direct steil omhoog
Scherpe enkele piek
Flow moet geleidelijk aflopen naar 0
Zonder artefacten (hoest, keelknijpen)
Voordelen van flow-volumecurve t.o.v. een spirogram:
Stroomsterkte betere maat voor opsporen luchtwegweerstand
Fouten tijdens het blazen gemakkelijker te zien
Door karakteristieke patronen herkennen van ziektebeelden
Uit de karakteristieke curves kun je pathologische afwijkingen halen.
Longfunctie normaal of afwijkend?
Longfunctie wordt in maat en getal vastgelegd
Beste referentiewaarde: meting in een klinisch optimale fase wordt zelden gedaan
Alternatief: voorspelling uit grote groep gezonde personen met dezelfde karakteristieken:
o Geslacht
o Leeftijd
o Lengte
o Etniciteit
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Anna15. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.72. You're not tied to anything after your purchase.