Hoorcollege psychiatrie
Voorbeeld toets vragen:
Een verschil tussen een psychiater en een klinisch psycholoog is:
A. Een psychiater mag medicijnen voorschrijven en een psycholoog niet
B. Een psycholoog mag psychotherapie toepassen en een psychiater niet
C. Een psychiater behandelt patienten alleen intramuraal, een psycholoog intra- en extramuraal
Welke stelling over DSM-IV is juist?
A. Op As I wordt gesproken over klinische stoornissen
B. Op As II wordt gesproken over somatische aandoeningen
C. Op As II worden somatische aandoeningen gerelateerd aan een psychische ziekte beschreven
Bij schizofrenie wordt een onderscheid gemaakt in positieve en negatieve symptomen.
Een voorbeeld van een negatief symptoom is:
A. Gedachtenarmoede
B. Hallucinaties
C. Wanen
D. Formele denkstoornissen
Bij een psychotische stoornis moet vooral gedacht worden aan een probleem in de ….. huishouding:
…. staat voor:
A. Serotonine
B. Olanzapine
C. Dopamine
D. Creatinine
Welke van onderstaande stellingen is/zijn juist/onjuist met betrekking tot het verschil tussen
schizofrenie en een schizofreniforme stoornis?
A. Een schizofreniforme stoornis duurt minder lang
B. Een schizofreniforme stoornis heeft geen wanen
C. Bij een schizofreniforme stoornis is geen sprake van verminderd sociaal functioneren
HC: 1 algemene inleiding psychopathologie
Symptoom diagnose: er is 1 ding (iemand hoest, iemand is bang)
Syndroom diagnose: mensen hebben meerdere klachten die samen een beeld vromen (down)
Structuur diagnose:
Onbekend maakt onbemind
Uit onderzoek van het Trimbos instituut onder studenten van de HBO-V’s blijkt:
• Bijna 90% van de studenten verpleegkunde wil niet in
de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) werken.
• Studenten denken onder andere dat psychiatrische
patiënten agressief en onbetrouwbaar zijn.
Wie werken in de psychiatrie?
• Psychiater, Kinder- en Jeugdpsychiater, andere artsen
• Psycholoog, GZ Psycholoog, klinisch psycholoog
, • Orthopedagoog/gedragswetenschapper
• (Sociaal Psychiatrisch) Verpleegkundige
• Maatschappelijk Werker, Sociaal Juridisch Werker
• Vak therapeuten: creatieve therapeut, systeemtherapeut, dramatherapeut,
bewegingstherapeut, muziektherapeut, psychomotore therapeuten
en waar werken die in de psychiatrie?
• Extramuraal (ambulant): huisartsenpraktijk, polikliniek, thuiszorg
• Intramuraal: verpleeg- of verzorgingshuizen, psychiatrische ziekenhuizen en instellingen voor
mensen met een verstandelijke handicap
• Semimuraal: deeltijdbehandeling in een ziekenhuis of instelling voor geestelijke
gezondheidszorg en dagverpleging in een verpleeghuis
Wanneer is iets psychiatrisch: wat is “abnormaal?”
1. Statistische (ab)normaliteit
Zowel een hoge als een lage intelligentie is abnormaal, maar heeft iedereen die bij deze uitersten
hoort een stoornis?
2. Psychosociale (ab)normaliteit
Afwijken van de norm in de maatschappij, normaal of abnormaal. (punkers)
3. Persoonlijke (ab)normaliteit
De subjectieve ervaring (kans op misperceptie & overdrijving)
Persoonlijk lijden, niet functioneren
Irrationeel/onbegrijpelijk gedrag
Onvoorspelbaarheid en controleverlies
Gedrag dat ongemakkelijk doet voelen (observer discomfort)
Overtreden morele normen
Klachten hierboven lijden tot lijden, onvermogen of significant toegenomen kans op
(maatschappelijke) problemen.
Dus kijken wat voor een persoon normaal of abnormaal is
Geschiedenis psychiatrie
Vanaf Hippocrates (460 v. Chr.) via Galenus tot in de 19e eeuw:
Humoraalleer: (Psychische) ziektes zijn een disbalans van de 4 lichaamssappen (we dachten dat
mensen uit sappen bestonden, en de samenstelling van deze sappen zeiden wie u bent)
1. Bloed (sanguis)
sanguinisch: vurig, energiek
2. Gele gal (xanthè cholè)
cholerisch: driftig
Middeleeuwen en later
• Psychiatrisch beeld duidde op een straf van God, of op bezetenheid door de duivel. Geen
ziektemodel als zodanig meer.
• Heksenverbrandingen
• Eerste Dolhuysen voor ‘gekken en voor andere onmaatschappelijken
Institutionalisering en afgelopen eeuw
• Vanaf 19e eeuw: psychiatrische ziekten als hersenziekten Onderzoek en categorisatie
• Begin 20e eeuw: Freud en het onderbewuste; psychoanalyse, droomduiding, ‘neurotische
afweer’.
• Vanaf jaren ’50: ontwikkeling psychofarmaca (er was gevonden dat deel komt door stofjes in
de hersenen en omdat toen de farmacologie op kwam)
• Jaren ‘70: ‘antipsychiatrie’, tegen de ‘instellingspsychiatrie (buiten de instellingen gaan
behandelen)
• Vanaf jaren ‘90: deels terug tussen het groen (weer in instelling )
• Jaren NU: Teveel opgenomen mensen, trend is weer dat mensen zoveel en zolang mogelijk
thuis/zelfstandig blijven wonen: sterke toename overlast en ongevallen.
Moderne verklaringsmodellen
• Biopsychosociaal model:
Volgende slide
Het kwetsbaarheidsmodel:
Draagkracht versus draaglast.
Sterke versus zwakke punten.
Coping
Tijd (kwetsbare factoren, uitlokkende factoren, onderhoudend factoren)
• Ontwikkelingsmodel:
ADHD (aandacht tekort +/- druk), ASS (autisme spectrumstoornis)
Oorzaken van psychopathologie
Tegenwoordig hanteren we het biopsychosociaal model
Diagnostiek: “het psychiatrisch onderzoek”
Psychiatrisch onderzoek…..uitvragen en rapporteren van:
• Algemene indruk -uiterlijke kenmerken, contact, spraak klachtenpresentatie, ziektebesef en,
-inzicht, lijdensdruk, intoxicatie
• Cognitieve functies -bewustzijn, aandacht, oriëntatie, intellectuele functies, geheugen,
waarneming, denken (vorm en inhoud)
• Affectieve functies -stemming, affect, affectmodulatie
(affect = van korte duur, reactie op bepaalde situatie. stemming = langdurende
gemoedstoestand, niet directe reactie op bepaalde situatie)
• Conatieve functies –psychomotoriek (miniek, gestiek, spraak), kenmerken persoonlijkheid,
wilsbekwaamheid, niveau van psychosociaal functioneren. (psychomotoriek: bewegingen,
mimiek, gestiek, spraak)
Classificatie psychopathologie
Etiket plakken
Voordeel: noodzaak, overzichtelijk, richtlijnen, communicatie
Nadeel: classificatie wordt ten onrechte als diagnose beschouwd en vaak van dossier naar dossier
meegenomen, hokjesgeest
Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM)
Indeling psychiatrische stoornissen, met criteria voor elk psychiatrisch beeld.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller emmawillemen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $0.00. You're not tied to anything after your purchase.