100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Hoorcollege aantekeningen Bewustzijnsfilosofie (UvT) $4.81
Add to cart

Class notes

Hoorcollege aantekeningen Bewustzijnsfilosofie (UvT)

 23 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Opleiding: Bachelor Psychologie Tilburg University Cursus: Bewustzijnsfilosofie 2019/2020 (jaar 1) Professor: Hans Dooremalen Gebaseerd op: Colleges en slides. In college 1 t/m 6 wordt het lichaam-geest debat besproken a.d.h.v. het boek 8 questions of the conscious mind (Hans Dooremalen). In col...

[Show more]
Last document update: 3 year ago

Preview 4 out of 36  pages

  • March 4, 2021
  • March 5, 2021
  • 36
  • 2019/2020
  • Class notes
  • Hans dooremalen
  • All classes
avatar-seller
Samenvatting Bewustzijnsfilosofie
Gebaseerd op de hoorcolleges 2019/2020
Bijbehorend boeken: Consciousness: An Introduction van Susan Blackmore én
8 questions about the conscious mind van Hans Dooremalen
Hoorcollege 1
The hard problem van filosofie
Eerst gaan we bespreken wat filosofie nu precies inhoudt. Filosofie is (1) conceptueel
onderzoek. Dit is empirisch onderzoek doen om een wetenschappelijk wereldbeeld
op te leveren (wat bedoel je met de term/concept X (met X= God, leven, intelligentie,
bewustzijn, etc.), wat is de link tussen deze wereldbeelden?). Filosofie geeft (2)
conceptuele verheldering. Net als bij conceptueel onderzoek vraag je naar wat
iemand met zijn concepten bedoeld, maar je gaat ook kijken naar de wetenschap om
de concepten bij te stellen. Filosofie is (3) een geldigheidswetenschap: in de
wetenschap gebruik je allerlei fundamentele concepten (zoals het concept van
‘causaliteit’), maar meestal doe je dat zonder stil te staan bij die concepten. De vraag
is of die concepten wel geldig zijn (dus: is ‘causaliteit’ wel een geldig begrip?/je
vraagt naar de geldigheid van grondslagen). Filosofie biedt (4) een wisseling van
perspectief op de middelbare school. Filosofie (5) is een zoektocht naar de waarheid.
In het oude Griekenland liepen sofisten (soort docenten) rond die je leerden
argumenteren. Het ging daarbij niet om de waarheid, maar of je de ander kon
overtuigen (Socrates was het daar niet mee eens). Als laatste is filosofie (6) dit dus
allemaal. We willen weten wat we bedoelen met onze concepten, we willen dat ze
geldig zijn, en om daar achter te komen moeten we soms een ander perspectief
innemen, zodat we alles zo helder en duidelijk mogelijk krijgen: kritisch denken.
Er is in de filosofie een groot probleem, bekend als ‘the Hard Problem’. Dit is ‘the
problem of consciousness’ (het probleem van bewustzijn). Mensen hebben
dualistische intuïties over bewustzijn: de intuïtie hebben dat lichaam en geest twee
totaal verschillende dingen zijn, die onafhankelijk van elkaar kunnen bestaan en
functioneren. Maar als je in je geest wat voelt, dan gebeurt er wat in je brein en vaak
ook andersom. We gaan dit probleem bespreken aan de hand van het boek
geschreven door Hans Dooremalen (HD): 8 Questions About the Conscious Mind.
Dit boek bespreekt het lichaam-geestdebat aan de hand van 8 vragen. Na college 6
gaan we dan verder in op the Hard Problem met behulp van het boek
Consciousness: An Introduction door Susan Blackmore.
Question 1: Wat is bewustzijn?
Het probleem van hoe bewustzijn in de fysische wereld past, heeft eigenlijk een
indeling die bestaat uit drie subproblemen:
1. Bewuste ervaringen: Nagel noemt dit ‘what-it-is-likeness’; het is iets om een
vleermuis te zijn bijvoorbeeld. We ervaren geuren, smaken etc. op een bepaalde
manier; what it is likeness heet ook weel quale (meervoud is qualia).
2. Cognitie: dit wordt gekenmerkt door propositionele attitudes, ook wel de houdingen
tegenover een propositie. (In de logica is een propositie een zin die waar of onwaar
kan zijn). Jan gelooft dat het regent bijvoorbeeld. PA’s gaan ergens over, d.w.z. ze
hebben intentionaliteit (aboutness), het zijn discrete entiteiten.

,3. Emoties: zijn een combinatie van een ervaring (1) en een cognitieve toestand (2).
Emoties hebben dus een kwalitatief karakter/qualia en intentionaliteit. Vb. het voelt
op een bepaalde manier om kwaad te zijn op een slechte automobilist.
Deze drie subproblemen kunnen dus gereduceerd worden, want als we weten hoe
ervaringen én cognitieve toestanden in de wereld passen, dan weten we dat ook
voor emoties.
Question 2: Kan de geest apart van het brein functioneren?
Eerst gaan we het lichaam-geest debat bespreken. Er zijn 8 verschillende posities in
dit debat:




Bij Question 2 hebben we het over het substantie-dualisme: gelooft dat de geest en
het lichaam onafhankelijk van elkaar bestaan. Een substantie is datgene wat op
zichzelf kan bestaan en volgens het substantie-dualisme zijn er dus twee
substanties: de res cogitans (de denkende substantie) en de res extensa (de
uitgebreide substantie: uitgebreidheid is plaats innemen in de ruimte). In de Gouden
Eeuw woonde de Franse filosoof Renée Descartes, de traditionele verdediger van
het dualisme, tamelijk geïsoleerd van de rest van de wereld in Nederland. Hij zocht
naar een methode om tot zekere kennis te komen, kennis waar je 100% zeker van
bent en onbetwijfelbaar is. In zijn eerste methode, de radicale twijfel, beschouwt hij
alle informatie waar je aan kunt twijfelen niet meer als kennis. Als hij ooit door iets of
iemand bedrogen was, beschouwde hij het niet meer als bron van kennis. Zijn
leraren en zintuigen hebben hem wel eens bedrogen dus zijn goede bron van kennis.
Hij ging zelfs zo ver dat hij dacht dat een boze demoon die hem in alles voor de gek
houdt; er is geen wereld, hij heeft geen lichaam. De demoon houdt hem zelfs voor de
gek in de wiskunde: is 2+2 wel 4 en niet 85,25? Hij vind een uitweg: de boze demoon
kan hem niet laten twijfelen aan zijn eigen bestaan, want om te twijfelen moet hij
denken en als hij kan denken, moet hij dus bestaan (cogito ergo sum/ik denk dus ik
besta). Hij weet dat dit waar is omdat hij het helder en duidelijk inziet: zijn tweede
methode. Descartes treft in zijn geest het idee van God aan, een perfect wezen.
Descartes is zelf imperfect dus het idee van God moet van het perfecte wezen zelf
komen. God bestaat dus en is geen bedrieger, want in bedrog zit imperfectie. Er is
dus een wereld en hij heeft een lichaam, nu kan Descartes empirische onderzoek
gaan doen.

,De fysische wereld is causaal gesloten: er gaat geen energie in of uit. Elke fysische
gebeurtenis heeft een fysische oorzaak en dat komt voort uit behoudswetten. Alleen
dan zitten we met een “Patrick Swazye probleem”: hoe kan een niet-fysische
substantie (zonder uitgebreidheid) botsen met de fysische substantie? Dit wordt ook
wel het interactieprobleem genoemd. Dit probleem draait om hoe het lichaam in
verhouding staat tot de geest. Descartes correspondeerde hierover met prinses
Elizabeth van Bohemen. Ze vroeg hem: “How can the soul of man, being only a
thinking substance, determine [i.e. causally interact with] his bodily spirits to perform
voluntary actions?” (Spirits zijn hele kleine fysische deeltjes.) Maar Descartes weet
hier geen antwoord op. Aan de ene kant zijn we duidelijk twee substanties, maar we
zijn niet gelijk aan een zeeman op zijn schip; lichaam en geest zijn in interactie met
elkaar. Dit kunnen we niet allebei tegelijk denken, waardoor Descartes de
pijnappelklier als oplossing voor het interactieprobleem zag. God regelt deze
interactie, want hij had ons zo kunnen maken dat als we in een spijker trappen en dat
we dan de smaak van chocolade zouden ervaren. Dit heeft te maken met het
occasionalisme: alleen God is de ware oorzaak van dingen in de wereld. Dus het lijkt
slechts dat als ik mijn hand op wil steken, dat die gedachte/wens de oorzaak ervan is
dat ik dat ook doe. Mijn wens/gedachte is de gelegenheid (occasion) voor God om
mijn arm op te steken. Een andere positie is het parallelisme: als we twee klokken
hebben die synchroon lopen, dan komt dat doordat ze zo gemaakt zijn; hetzelfde
geldt voor lichaam en geest.
Zowel het occasionalisme als het parallellisme zitten met hetzelfde probleem: Hoe
doet God dit dan? Het levert geen inzicht op: het ene probleem (hoe interacteren
lichaam en geest?) wordt vervangen door het andere probleem (God regelt het, maar
hoe dan?). Elizabeth von der Pfalz heeft als opvatting van een ziel er toch een
waarbij die ziel 3D is: dat is ook zo. De film Ghost laat zien dat onze common sense
opvatting van een losse geest/ziel conceptueel incoherent is. Voorbeelden uit de film
zijn:
1: Waarom vallen de geesten niet door de vloer van de metro (of dwars door de
aarde)?
2: Waarom is Sam Wheat bang van de trein die op hem afkomt?
3: De geesten worden weergegeven als 3D-objecten met een specifieke locatie –
waarom?
4: Zijn de kleren van Sam Wheat ook overleden?
De enorme fout in de film is dat de geest wel door de paal en door de deur kan, maar
dan wel weer botst tegen de andere deur.
Hoorcollege 2
Question 3: Is er alleen de geest?
Het antwoord op het interactieprobleem van George Berkeley (GB) is eenvoudig: er
is maar één substantie, namelijk de geestelijke substantie. Hierdoor is er geen
probleem. Dit idealisme is een vorm van monisme: de positie dat er maar één
substantie is, de geestelijke, de fysische of nog heel wat anders. ‘Esse est percipi’,
oftewel ‘Zijn is waargenomen worden’. In zijn werk laat GB Philonous (de
geestminnaar) in debat gaan met Hylas (de stofman). Philonous ontkent het bestaan
van de materiële substantie, maar niet het bestaan van materie. Berkeley redeneert

, via het empirisme (kennis via de ervaring door waarneming). We kunnen geen
substantie zien, maar wel eigenschappen, zoals geuren, kleuren, smaken etc. die
bestaan door waargenomen te worden (secundaire eigenschappen).

Een voorbeeld:
Kleur 1 (blauwachtig paars) = 390 nm
Kleur 2 (paars) = 380 nm
Als we kunnen laten zien dat 390 ook ervaren kan worden als paars, dan volgt
daaruit dat 390 nm = paars; maar dat is absurd, omdat het impliceert dat blauwachtig
paars = 390 nm = paars = 380 nm en dat klopt dus niet.
Victor Johnston dacht dat de fysieke wereld zeker elektromagnetische straling,
luchtdrukgolven en chemicaliën opgelost in lucht of water bevatte. Maar hij stelde dat
er geen enkel geluid, geur of smaak bestaat zonder de opkomende eigenschappen
van ons bewuste brein. Onze bewuste wereld is een grote illusie! Dus kleuren zijn
secundaire eigenschappen en er zijn eigenschappen die alleen bestaan als er een
waarnemer is. Locke, Galileï en Boyle stelden dat er ook primaire
eigenschappen/kwaliteiten zijn, die wel onafhankelijk van een waarnemer bestaan.
Grootte/hoogte is een primaire eigenschap bijvoorbeeld. Maar volgens GB is iets dat
groot is ook afhankelijk van de waarnemer dus is grootte een secundaire eigenschap
net als alle andere eigenschappen.
Dit is geen goede redenering natuurlijk, want of iets klein of groot is, is inderdaad
afhankelijk van de waarnemer, maar de hoogte/grootte is dat niet. Bijvoorbeeld: de
temperatuur van water is onafhankelijk van de waarnemer, maar of het warm of koud
is niet. En ander kritiekpunt op het idealisme van GB is: Waar is het bier als je de
koelkast sluit? Dus GB heeft ook God nodig om de wereld niet te laten verdwijnen en
dat levert ons geen inzicht op, dus idealisme neemt de wetenschap niet serieus.
Question 4: Is er alleen gedrag?
Het behaviorisme was een stroming aan het begin van de twintigste eeuw.
Behavioristen meenden dat, als de psychologie wetenschappelijk wil worden, we
geen niet-observeerbare mentale entiteiten kunnen accepteren en daar dus ook niets
over kunnen zeggen.
Input (stimuli) gaat in the black box en output komt eruit ([talig] gedrag).
Wat er in de black box gebeurt, daar heeft de behaviorist het niet over. Het
psychologische behaviorisme is hetzelfde als methodologisch behaviorisme. John
Watson was behaviorist en stelde dat psychologie volgens de behaviorist een puur
objectieve experimentele tak van de natuurwetenschap is. Het theoretische doel is
het voorspellen en beheersen van gedrag en introspectie vormt geen essentieel
onderdeel van haar methoden. Psychologen wilden dat de psychologie een
objectieve wetenschap zou worden, waardoor de methode van de psychologie
gericht moest zijn op het documenteren van stimulus respons correlaties en dus niet
moest hebben over wat er in de black box gebeurt.
Voorbeeld Watsons studie van baby Albert:
1. (Buiten het zicht van Albert) sla op metaal om hem te laten schrikken
2. Laat hem een rat zien (hij is daar niet bang van)

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller melissauvt. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.81. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

55628 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.81
  • (0)
Add to cart
Added