100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home

Summary

Samenvatting PGO: Literatuuronderzoek - 1e jaar, 2e semester

1 review
 65 views  23 purchases
  • Course
  • Institution

Praktijkgericht onderzoek Stappen bij het uitvoeren van een literatuuronderzoek 1: Formulering probleemstelling en onderzoeksvra(a)g(en) 2: Op zoek naar bruikbare bronnen 3: Informatie selecteren uit bruikbare bronnen 4: Geselecteerde informatie samenbrengen (wetenschap...

[Show more]

Preview 10 out of 12  pages

  • March 6, 2021
  • 12
  • 2020/2021
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: salmaeddafir • 3 months ago

avatar-seller
Stappen bij het uitvoeren van een
literatuuronderzoek

1: Formulering probleemstelling en onderzoeksvra(a)g(en)

1. Wat is een probleemstelling?
2. Wat zijn onderzoeksvragen?
3. Welke eisen worden aan correcte onderzoekvragen gesteld?
4. Beschrijven van een probleemstelling en de onderzoeksvragen


2: Op zoek naar bruikbare bronnen

1. Wat is een bron?
2. Welke types van bronnen bestaan er?
3. Hoe kan je bruikbare bronnen zoeken?
 Zoektermen bepalen
 Zoekplaatsen kiezen
 Slim zoeken
 Bronnen beoordelen op bruikbaarheid
 Bruikbare bronnen documenteren (logboek bijhouden)


3: Informatie selecteren uit bruikbare bronnen

1. De opbouw van een bron
2. Leesstrategieën om bronnen te lezen
3. Verwerkingsstrategieën om informatie uit bruikbare bronnen te verwerken
4. Informatie uit verschillende bronnen samenbrengen en confronteren


4: Geselecteerde informatie samenbrengen (wetenschappelijk schrijven)

1. Een literatuurstudie schrijven op basis van een bouwplan
2. Wetenschappelijk schrijven


5: Refereren, niet plagiëren

1. Wat is refereren?
2. Hoe stel je een tekstreferentie en een lijstreferentie op?
3. Hoe stel je een bibliografie op?
4. Wat is plagiaat?
5. Hoe kan je plagiaat vermijden?


1

, 1: Formulering probleemstelling en
onderzoeksvra(a)g(en)
1. Wat is een probleemstelling?

o PGO  onderzoek gericht op de oplossing van praktijkproblemen
 Elke PGO start met het formuleren van een praktijkprobleem
 Ervan uitgaan dat bestaande situatie onwenselijk is en men verbetering wil aanbrengen 
sprake van een ‘probleemstelling’
o Probleemstelling: een inhoudelijk onderwerp dat aangeeft waarover het onderzoek zal gaan

o In 1e instantie: probleemstelling is vrij algemeen  afbakenen is echter noodzakelijk voor
onderzoek  afbakening kan door onderwerp te bekijken vanuit ≠ perspectieven
o Nuttige vragen bij afbakening: w’s, deelproblemen bestuderen, toep. op praktijk, sector/afdeling…

o Probleemstelling moet ook relevantie van het onderzoek schetsen:
 Theoretische relevantie: Draagt het bij tot de bestaande kennis?
 Maatschappelijke relevantie: Op welke manier is het relevant voor de maatschappij?
Mogelijke bijdrage op ≠ niveaus:
- Macro: op breed maatschappelijk vlak
- Meso: voor 1 of meerdere organisaties uit het werkveld of voor een beroepsgroep
- Micro: voor specifiek persoon of specifieke doelgroep
PGO: nadruk op de maatschappelijke relevantie voor het sociaal werk




2. Wat zijn onderzoeksvragen?

o Afgebakende probleemstelling mondt uit in onderzoeksvragen
o Onderzoeksvragen zijn vragen die men via onderzoek wil beantwoorden  vormen rode draad
o Vaak 1 of meerdere centrale onderzoeksvragen die verder verfijnd w in deelonderzoeksvragen




3. Welke eisen worden aan correcte onderzoekvragen gesteld?

o Onderzoeksvragen vormen de rode draad  zorgvuldige formulering ervan nodig
o Onderzoeksvragen
 Gaan over 1 vraagonderwerp
 Eenduidig: maar op één manier te interpreteren
 Specifiek: voldoende afgebakend
 Haalbaar: praktisch uitvoerbaar
 Maatschappelijk en/of theoretisch relevant

2

,4. Beschrijven van een probleemstelling en de onderzoeksvragen

 volgens een trechterstructuur



algemene brede context maatschappelijk thema

specifieke brede context maatschappelijk thema in relatie tot de organisatie


probleemstelling
ond praktijkprobleem
erz
oek
s- vragen inzake het praktijkprobleem die je via
vra onderzoek wilt beantwoorden
gen
relevantie (micro-, meso-, macroniveau)




Literatuuronderzoek is essentieel voor het afbakenen van de probleemstelling en het formuleren van
de onderzoeksvragen, want:
o Je moet je onderzoeksvra(a)g(en) aftoetsen aan bestaande kennis
o Je moet gebruik maken van feiten, cijfers en wetgeving om de context te schetsen




3

, 2: Op zoek naar bruikbare bronnen

1. Wat is een bron?
o Literatuurstudie schrijven  op zoek gaan naar informatie uit de literatuur
o Een bron = een drager van informatie




2. Welke types van bronnen bestaan er?
 diversiteit aan bronnen verhoogt de kans op correcte en gevarieerde informatie

o Een non-fictie boek: uitgebreid verslag omtrent een specifiek thema dat zowel id breedte als id
diepte belicht wordt, in ≠ hoofdstukken die allemaal geschreven zijn door dezelfde auteur(s).

o Een hoofdstuk uit een verzamelwerk: boek waarbij een specifiek thema belicht wordt in ≠
hoofdstukken die allemaal door andere auteurs geschreven zijn, onder leiding van de redacteurs.

o Een onderzoeksrapport: rapportering van een volledig onderzoek of een deel van een onderzoek
naar een specifiek thema.

o Een webpagina: dit betreft online informatie op een pagina van een website

o Een artikel uit een wetenschappelijk tijdschrift*: systematische rapportering van een
onderzoek, volgens onderstaande opbouw, nagelezen en gecontroleerd (peer-reviewed) door
onderzoeksexperten
 Abstract  Literatuuroverzicht  Resultaten  Bibliografie
 Inleiding  Methode  Conclusie en discussie

* bundelt ≠ artikels en wordt periodiek uitgebracht, heeft een overkoepelend thema waarbinnen
alle gepubliceerde artikels met de daarin beschreven onderzoeken passen.




3. Hoe kan je bruikbare bronnen zoeken?
 volgens een doelgerichte zoekstrategie (cyclisch proces) :

3.1. Zoektermen bepalen
3.2. Zoekplaatsen kiezen
3.3. Slim zoeken
3.4. Bronnen beoordelen op bruikbaarheid
3.5. Bruikbare bronnen documenteren (logboek bijhouden)




4

,3.1 Zoektermen bepalen

Startpunt: sleutelwoorden  kernwoorden uit de onderzoeksvragen
Sleutelwoorden alleen volstaan niet  je moet ze uitbreiden, dit kan via het zoeken naar:
o Synoniemen: andere woorden met ongeveer dezelfde betekenis
o Vertalingen
o Morfologische varianten: meervoud, , vervoegingen, adjectieven, vergelijkende trappen…
o Engere begrippen (narrower terms - nt) : in relatie met sleutelwoord, hebben engere betekenis
o Bredere begrippen (broader terms - bt) : in relatie met sleutelwoord, hebben bredere betekenis
o Aanverwante begrippen (related rerms - rt)

 gebruik bij voorkeur een zoektermentabel




3.2 Zoekplaatsen kiezen

Offline (blibliotheken) :
Nadelen (papieren collectie) Voordelen
o Je moet je verplaatsen o (wetenschappelijke) waarde wordt vooraf beoordeeld
o Niet altijd open o Collectie wordt gestructureerd per onderwerp aangeboden
o Aanbod is beperkt o Beschikbaarheid van de info wordt bewaakt
o Info niet altijd actueel of geactualiseerd o Instellingsgebonden bibliotheken hebben een digitale
bibliotheek voor eigen leden  ook van thuis uit
toegankelijk


Online (met behulp van ≠ zoekmachines en databanken) :
Voordelen algemene zoekmachines Nadelen algemene zoekmachines
o Gebruiksvriendelijk o Niet alle essentiële informatie is online beschikbaar
o Snelle resultaten o Info is niet gecontroleerd op kwaliteit en betrouwbaarheid
o Onoverzichtelijk aantal vaak irrelevante onderzoeksresultaten
o Niet-inhoudelijke (commerciële, statistische) argumenten bepalen
mee de ranking van de zoekresultaten.
Zoekresultaten zijn niet gecontroleerd op kwaliteit en volgorde is inhoudelijk niet zinvol
Goed vertrekpunt voor 1e verkenning, maar altijd met kritische blik benaderen  niet beperken


Databanken:
o Wetenschappelijke databanken: info vanuit wet onderzoek (vb. Web of science, Google scholar…)
o Catalogi van bibliotheken (vb. PXL catalogus, Uhasselt catalogus, Catalogus Bibliotheek Hasselt…)
o Databanken van organisaties (overheids – en onderzoeksinstanties, vb. publicatiedatabank van de
Vlaamse overheid, van de Koning Boudewijn Stichting…)
o Cijferdatabanken: enkel cijfergegevens (vb. provincie in cijfers, statistiek Vlaanderen, Statbel…)
o Mediadatabanken: enkel nieuwbronnen (vb. NexisUni, GoPress…)


5

,3.3 Slim zoeken
 snel en gericht zoeken, via zoekfuncties:

o Tekstfuncties: dubbele aanhalingstekens “ ”, asterix * , vraagteken ? , liggend streepje _ …
o Filters in databanken: trefwoord, titel, publicatiedatum, auteur…
o Booleaanse operatoren:
 AND: zoeken naar info die enkel beide zoektermen bevat
+ : zoekresultaten beperken
- : door beperken  kan dat niet alle relevante zoekresultaten gevonden worden
 OR: zoeken naar info die minstens één van beide termen bevat
+ : véél zoekresultaten
- : ook veel niet relevantie resultaten, veel info missen
 NOT: zoeken naar info die de 1e zoekterm maar niet de 2e zoekterm bevat
+ : minder zoekresultaten, zoekopdracht verfijnen
- : mogelijk mis je relevante zoekresultaten, omdat je bepaalde info uitsluit




3.4 Bronnen beoordelen op bruikbaarheid
Niet alle bronnen zijn bruikbaar  kritisch beoordelen, bruikbare bronnen:

o Betrouwbaar
Oordelen of bron betrouwbaar is  kritisch lezen
 Auteur (persoon of organisatie) : expert of werkt voor organisatie die gekend staat als een
centrum van expertise
 Doel van de bron: informeren, niet overtuigen of amuseren
 Bron bij secundaire informatie verwijst op haar beurt naar bronnen
 Wetenschappelijke bronnen zijn per definitie betrouwbaar, kenmerken:
- Gepubliceerd in wet tijdschriften
- Geschreven door wet
- Gebaseerd op wet onderzoek
- Bevatten referenties naar secundaire info (tekst- en lijstreferenties)
- Zijn voor publicatie beoordeeld door andere wet (peer-reviewed)
- Geschreven mbv wet schrijfstijl  formeel taalgebruik en duidelijke structuur


o Relevant: bevat info die je kan gebruiken om de stand van zaken aan te geven mbt de
probleemstelling en onderzoeksvra(a)g(en)
Oordelen of bron relevant is  oriënterend lezen
 Titel: onderwerp bron? Komt dit overeen met het onderwerp van je literatuuronderzoek?
 Inhoudsopgave en/of samenvatting: wat staat er in? Welke deelonderwerpen?
 1e alinea’s van de inleiding: moeite waard om verder te lezen?
 Conclusie: bruikbaar? Welke conclusies worden er getrokken? Zijn deze relevant?




6

, o Voldoende actueel (tenzij bij historisch onderzoek) : wanneer werd de bron gepubliceerd?
Tijdskader om ‘het actueel zijn’ te beoordelen  varieert naargelang de aard van de informatie
3: Informatie selecteren uit bruikbare bronnen

1.3.5.
De Bruikbare bronnen
opbouw van documenteren (logboek bijhouden)
een bron
Documenteer de bruikbare bronnen die je geselecteerd hebt
1. Titel 5. Methode Literatuuronderzoek  belangrijk om
2. Inhoudsopgave 6. Resultaten relevante info te selecteren  ≠ lees- en
3. Abstract/samenvatting 7. Conclusie en discussie verwerkingsstrategieën
4. Inleiding



2. Leesstrategieën

o Studerend lezen
o Oriënterend lezen: oordelen of een bron relevant is (zie p. 6)
o Kritisch lezen: oordelen of een bron betrouwbaar is (zie p. 6)
o Globaal lezen: hoofdzaken uit de bron begrijpen  inleiding en conclusie lezen, van iedere alinea
1e en laatste zin lezen
o Zoekend lezen: antwoord vinden op een specifieke vraag  volledige tekst scannen voor
relevante alinea’s, zoeken naar kernwoorden/opsommingen/…, relevante alinea’s lezen
o Intensief lezen: tekst volledig begrijpen  volledige tekst lezen, per alinea zoeken naar
onderwerp en hoofdgedachte, zoeken naar signaalwoorden en logische opbouw volgen

Algemene tips:
o Zoek naar kernwoorden
o Signaalwoorden structureren de tekst en situeren de verschillende tekstdelen
o De eerste en laatste zinnen van iedere alinea zijn kernzinnen



3. Verwerkingsstrategieën

Verloopt in twee fases:
1. Het markeren van kernwoorden en -zinnen
2. Het samenvatten van de informatie (doel, resultaten, hoe deze bereikt zijn (methode), conclusies)



4. Informatie samenbrengen en confronteren

o Vergelijk alle samenvattingen van alle bruikbare bronnen  deze thematisch ordenen
o Opzoek gaan naar gelijkenissen en verschillen in deze informatie  informatie confronteren




7

, o Pas deze samenvattingen in in een bouwplan: tekstschema -of structuur met vermelding van de
kernideeën die je achtereenvolgens in je literatuurstudie gaat behandelen, vertrekpunt is
probleemstelling en onderzoeksvragen



4: Geselecteerde informatie samenbrengen
(wetenschappelijk schrijven)
1. Literatuurstudie schrijven

Literatuuronderzoek rapporteer je in een literatuurstudie, opbouw:
o Inleiding: probleemstelling en relevantie, eindigt met een onderzoeksvraag
o Literatuuroverzicht
o Conclusie en discussie
o Bibliografie: op welke bronnen is je literatuurstudie gebaseerd?
 gebruik van een bouwplan


1.1. Alinea’s als kleinste bouwstenen
o Gescheiden door witregels
o Elke alinea = afgerond geheel, behandelt 1 idee, terug te vinden in kernzin (bij voorkeur vooraan)
o Vermijd nodeloze herhalingen van woorden of woordgroepen en gebruik signaalwoorden


1.2. Signaalwoorden als lijm tussen zinnen en alinea’s.
o Samenhang, logische verband tussen gedachten verduidelijken


1.3. Combinatie van alinea’s tot paragrafen
o ≠ alinea’s combineren tot een paragraaf  voorafgaan door paragraafnummer en titel


1.4. Titels
o Belangrijk om tekst te structureren, geschreven bij elke hoofdstuk
o Subtitel = als titel bij elke paragraaf
o Beknopte, juiste weergave van de inhoud die volgt
o Geen echte zinnen, dus geen punt
o Uitzondering: tussen hoofd- en ondertitel  wel een punt



2. Wetenschappelijk schrijven
= objectief en neutraal rapporteren over de gevonden informatie

DO DON’T



8

, o Zakelijk taalgebruik Je vermijdt…
o Duidelijke en logische structuur o Eigen reflectie en persoonlijk of verhalend
o Helder en correct rapporteren taalgebruik
o Tekst onderbouwen met tekstreferenties o Archaïsch of omslachtig taalgebruik
o Getallen tot 20 voluit schrijven o Subjectief taalgebruik
o Afkortingen: 1e keer voluit schrijven met vermelding o Kleurrijk, informeel en populariserend taalgebruik
afkorting tussen haakjes, pas vanaf 2e keer afkorting o Vaag taalgebruik en nietszeggende zinnen
Tips:
o Kijk na of alle zinnen een onderwerp en een werkwoord hebben
o Schrap populair jargon of afkortingen uit SMS-taal
o Wees zuinig met het gebruik van de ‘ik- of wij-persoon’
o Wees zuinig met de passieve vorm (worden)
o Wees zuinig met ‘men’
o Splits ingewikkelde, lange zinnen
o Vermijd vage woorden (vb. enkele, vele, min of meer…  lage informatiewaarde)
o Wees consequent in het gebruik van tegenwoordige of verleden tijd
o Vermijd onnodige herhalingen




5: Refereren, niet plagiëren

1. Wat is refereren?

Wat is refereren?
o Vermelden van je bronnen (bronvermelding)
o Volgens bepaalde regels aangeven uit welke bron je de info die je bespreekt gehaald hebt.
o Letterlijke bewoordingen overnemen  citeren en citaat refereren


Waarom is refereren nodig?
o Om plagiaat te vermijden
o Zodat lezers van je literatuurstudie weten op welke bronnen je samengebrachte info gebaseerd is


Wanneer moet je refereren?
o Bij alles wat niet van jou is, wat iemand anders bedacht heeft, iemand anders beschreven heeft…
o Altijd wanneer je het in eigen woorden overneemt


Hoe moet je refereren?
o American Psychological Association  APA-stijl



9

, Waar moet je refereren?
o In je tekst (tekstreferentie)  op die plaats waar je info aanhaalt uit de bron waar de
tekstreferentie naar verwijst / bij je beschrijving van de info die je uit die tekst haalde
o In een bibliografie achteraan (lijstreferentie)  alfabetische volgorde
o Alle tekstreferenties  moeten terugkomen in bibliografie & omgekeerd




10

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller annejongen. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $0.00. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

50843 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
Free  23x  sold
  • (1)