Samenvatting vak: Ontwikkelingspsychologie
Samenvatting probleem 1: Prenatale fase
L1: Welke vormen van celdeling bestaan er en hoe verschillen deze van elkaar?
Een mens heeft 46 paar chromosomen (23 paar) -> 23 van de vader en 23 van de moeder. De
spermacellen en eicellen bevatten dus elk 23 chromosomen.
Autosomale chromosomen: 1e t/m 22e normale chromosomen.
Geslachtschromosomen: het 23e chromosoom bepaalt het geslacht van een baby.
Vrouw = XX - Man = XY
Mitose: een cel dupliceert zijn chromosomen en verdeelt zich dan in twee genetisch dezelfde cellen.
-> diploïde cellen (2n). -> vindt plaats in alle cellen van het lichaam -> er ontstaan nieuwe
lichaamscellen.
Stappen van mitose:
1. De originele cel (met 46 chromosomen).
2. Elk chromosoom produceert een kopie.
3. De kopieën verplaatsen zich naar de tegenovergestelde kant van de cel, die zich dan begint
te verdelen.
4. De cel maakt zijn verdeling compleet, door twee nieuwe cellen te produceren. Ze hebben
beide precies dezelfde sets van 46 chromosomen.
Meiose: het proces waarin geslachtscellen omgezet worden tot gameten (eicellen of zaadcellen).
-> haploïde cellen (n).
Stappen van meiose:
1. Elke originele geslachtscel kopieert zichzelf binnen de cel.
2. Crossing-over: aangrenzende gekopieerde chromosomen breken op één of meer punten in
hun lengte, waarbij delen van genetisch materiaal wordt uitgewisseld. Dit creëert nieuwe en
unieke erfelijke combinaties.
3. De originele cel verdeelt zich in twee nieuwe cellen, deze bevatten allebei 23 gekopieerde
chromosomen.
4. Elk chromosoom en zijn kopie splitsen en scheiden in afzonderlijke geslachtscellen. Elk
geslachtscel heeft 23 chromosomen.
,Cytokinese: de deling van het cytoplasma, de cel split in tweeën. -> vindt plaats tijdens het eind van
de celdeling.
L2: Wat is DNA en hoe wordt dit gekopieerd tijdens de celdeling / kan het veranderen?
DNA: het genetische materiaal van de cel.
➔ Bestaat uit A&T en C&G
➔ Je DNA verandert niet.
DNA-replicatie:
• Vindt plaats in het cytoplasma.
• Helicase haalt de DNA-strengen uit elkaar.
• DNA-polymerase gaat langs de DNA-streng om het te repliceren.
L3: Hoe werkt het erven van trekken in mensen? En hoe bereken je het?
Dominant allel: AA
Recessief allel: aa
➔ Common pairs
Carrier (drager): Aa -> je draagt een recessief allel dat niet tot uiting komt.
Co-dominantie:
• Een heterozygoot organisme heeft allelen die beide even dominant zijn.
• Je krijgt een intermediair fenotype.
• Bijv. een roos met een dominante rode kleur en een roos met een dominante witte kleur
planten voort -> er komt een roos uit met een roze kleur.
• Bijv. bloedgroep AB.
Bloed types:
• IA = bloedtype A -> Dominant
• IB = bloedtype B -> Dominant
• i = bloedtype O -> recessief
,L4: Welke periodes zijn er in de prenatale ontwikkeling en wat ontwikkelt zich wanneer?
Prenatale ontwikkeling:
• De zygote: 0-2 weken -> Begint bij de bevruchting. Er vindt veel celdeling plaats. -> Na een
week prent de zygote zich in de baarmoederwand. Geleidelijk aan dringen stengels uit de
zygote de bloedvaten in de baarmoederwand binnen.
o Germinal stage: Het stadium van de zwangerschap begint met de bevruchting van de
eicel, en eindigt wanneer de zygote wordt geïmplanteerd in de baarmoederwand.
(Na 7 dagen)
o Blastocyst: het binnenste deel van de cel -> wordt de embryo.
o Trophoblast: het buitenste deel van de cel ->ondersteunt de ontwikkeling van de
embryo.
• De embryo: 2-8 weken ->Begint zodra de zygote stevig in de baarmoeder is geïmplanteerd. ->
de embryo ondergaat snelle celdeling wat resulteert in de differentiatie van de belangrijkste
fysiologische structuren en systemen.
Drie soorten cellagen:
o Ectoderm -> wordt zenuwstelsel, huid en haar. (interessantste laag voor de
ontwikkelingspsychologie)
o Mesoderm -> wordt spieren, botten en bloedsomloopstelsel.
o Endoderm -> wordt verteringsstelsel, longen, urinewegen en andere organen.
Dit ontwikkelt zich tijdens deze fase:
o Amniotic sac (vruchtzak): een dun membraan rond de embryo dat het vruchtwater
bevat, deze vloeistof beschermt de embryo tegen fysieke schokken en tegen
temperatuursveranderingen.
o Placenta: de stengels die de embryo vastmaken aan de baarmoederwand nemen toe
in grootte en vormen een vlezige schijfachtige structuur. -> beschermt en
ondersteunt het leven van de embryo.
o Navelstreng: de embryo is via de navelstreng verbonden met de placenta. Het is een
buisje dat de bloedvaten bevat die het bloed heen en weer transporteren tussen de
baby en de placenta. -> brengt zuurstof en voedingsstoffen naar de embryo en
verwijdert koolstofdioxide.
o Organogenesis: orgaanvorming tijdens de eerste twee maanden van de
zwangerschap.
➔ De snelle ontwikkeling in deze fase zorgen ervoor dat de embryo heel vatbaar is voor
omgevingsinvloeden. Dit is de periode waarin de meeste aangeboren afwijkingen
optreden.
➔ De meeste miskramen vinden plaats in deze periode. (1 op de 4 zwangerschappen) -> de
embryo kan loslaten van de baarmoederwand.
• De foetus: 3-9 maanden -> Er vindt snelle ontwikkeling plaats van de spieren en het centrale
zenuwcentrum. Aan het einde van de derde maand heeft de foetus alle lichaamsdelen.
o Age of viability: 22-26 weken -> de fysieke systemen van de foetus zijn voldoende
geavanceerd dat indien het kind te vroeg wordt geboren, het een grote kans heeft
van overleven.
-> De abortusgrens ligt op 20-22 weken, want daarna is het kindje levensvatbaar.
, Embryo:
• 4e week: hoofd, ogen, neus, mond, hart begint te kloppen.
• 5e week: armen en benen.
• 6e week: herkenbaar als mens.
Foetus:
• 3e maand: heeft alle lichaamsdelen.
• 4e maand: begint met bewegen.
• 5e maand: nagels, zweetklieren.
• 6e maand: ogen gaan open en dicht.
• 9e maand: ademhalingssysteem is volledig ontwikkelt.
Cephalocaudal: het patroon van menselijke fysieke groei waarin de ontwikkeling begint in het gebied
van de hersenen en naar beneden gaat naar de romp en benen. -> van boven naar benden.
Proximal-distal: Het patroon van menselijke fysieke groei waarin de ontwikkeling begint in centrale
gebieden, zoals inwendige organen, en verder gaat naar meer afgelegen gebieden, zoals de armen en
benen. -> van binnen naar buiten.
➔ Deze processen vinden tegelijk plaats.
L5: Welke invloeden van buitenaf kunnen een kind schaden tijdens de zwangerschap? En op welke
momenten hebben deze invloed?
Teratogeen: een omgevingsfactor, zoals een drug, medicatie, een onbalans in de voeding of een
vervuilende stof, die ontwikkelingsafwijkingen kan veroorzaken bij een groeiend menselijk organisme
-> meest bedreigend in het embryonale stadium, maar ook in staat om afwijkingen in het foetale
stadium te veroorzaken. Hoe langer/intenser de foetus wordt blootgesteld aan een teratogeen, hoe
groter de kans dat het de foetus zal schaden.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ambermoes2000. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.