Dit document is een samenvatting van Hoofdstuk 1 t/m 6 & 8 van het boek 'How to Design and Report Experiments' van Andy Field & Graham Hole. Dit boek wordt gebruikt bij het vak Leerproject 3: Experiment (CWB2026).
Met deze uitgebreide samenvatting ben je zeker in staat om het (open boek) tentame...
Thank you for your review Mathias! Fine than the summary has given birth:)
Seller
Follow
zoemunnik171
Reviews received
Content preview
SAMENVATTING HOW TO DESIGN AND REPORT EXPERIMENTS (Field & Hole H1 - 6 en H8)
HOOFDSTUK 1: BEFORE YOU BEGIN
Er zijn fundamenteel twee manieren waarmee je een onderzoeksvraag kan beantwoorden:
- We observeren wat er gebeurt in de echte wereld zonder dit te belemmeren (correlatie of
observatie methodes).
- We manipuleren sommige aspecten in de omgeving en observeren het effect daarvan
(experimentele methode).
Overeenkomsten tussen deze twee manieren:
- Empirisch → beide methodes verzamel je bewijs door observeren en meten.
- Meting → beide meten dat wat je onderzoekt.
- Repliceerbaarheid → beide methodes kunnen door anderen opnieuw uitgevoerd worden.
- Objectiviteit → beide methodes willen op een objectieve wijze antwoord geven op de
onderzoeksvraag. Dit is idealistisch en wordt soms beïnvloed door wat de onderzoeker
hoopt/wilt vinden.
Verschil tussen correlationeel en experimenteel onderzoek → manipulatie van variabelen.
1.1 Variables and Measurement
Onderzoekers zijn geïnteresseerd in hoe variabelen veranderen en waar die veranderingen door
worden veroorzaakt. Variabelen kunnen veel verschillende vormen aannemen en kunnen zowel
gemanipuleerd als geobserveerd worden.
Om een betekenisvolle conclusie te kunnen trekken over de relatie tussen variabelen, moet je ze op
een bepaalde manier meten → een construct kun je niet meten en daarvoor gebruik je technieken
zoals self-report en invullijsten.
4 levels waarin je variabelen kan meten:
- Nominaal → is letterlijk een schaal waarop twee dingen die in zekere zin gelijkwaardig zijn,
dezelfde naam krijgen. Je kan deze data alleen gebruiken voor frequentie(tabellen).
- Ordinaal → we kunnen iets zeggen over dat het voor is gekomen én in welke volgorde. Veel
data is vaak ordinaal.
- Interval → gelijke intervallen op de schaal staan voor gelijke verschillen in de gemeten
eigenschap.
- Ratio → heeft een absoluut nulpunt.
Discrete versus continuous variables
Twee belangrijke vormen van variabelen:
- Discrete variabele = een variabele waarbij geen onderliggend continuüm bestaat. De meting
classificeert items in niet-overlappende categorieën. (bijv je bent zwanger of niet.. er zit niks
tussenin)
- Continue variabele = variabelen die continue gemeten worden, er is een continuüm. (bijv
agressie meten)
1.2 Experimental versus Correlational Research
Het verschil tussen experimenteel en correlationeel onderzoek is de manipulatie. Bij correlationeel
onderzoek observeer je variabelen zoals ze zijn. Bij experimenteel onderzoek manipuleer je.
,Voordeel van correlationeel onderzoek is dat het niet beïnvloedbaar is door de onderzoeker (hoge
ecologische validiteit dus).
Claws (…groan!) and Effect
In een onderzoeksvraag staat vaak iets over een link tussen variabelen. X heeft effect op Y.
Een onderzoeksvraag kan opgebroken worden in:
- Proposed cause (onafhankelijke X variabele)
- Proposed outcome (afhankelijke Y variabele)
De sleutel tot het beantwoorden van de onderzoeksvraag is om erachter te komen hoe de cause en
outcome met elkaar gerelateerd zijn.
Hume
Hoe ontdekken we een causale relatie tussen variabelen? David Hume stelde drie criteria op waaraan
voldaan moet worden om oorzaak en gevolg af te leiden:
- Oorzaak en gevolg komen kort na elkaar in de tijd (contiguity)
- De oorzaak moet voorafgaand plaatsvinden aan het gevolg
- Het gevolg kan niet voorkomen zonder de aanwezigheid van de oorzaak.
Een probleem van bovenstaand criteria is dat de correlatie niet altijd causaliteit impliceert. Twee
grootste redenen hiervoor:
- The tertium quid → een derde persoon/ding/deteminant/variabele heeft een effect op
zowel de oorzaak als het gevolg. Dit wordt ook wel confounding variables of confounds
genoemd.
- Direction of causality → oorzaak moet vooraf gaan aan gevolg, maar dit is niet altijd zo. Soms
is het omgekeerd.
Run of the (John Stuart) Mill?
Inductive reasoning = redenatie gebaseerd op waarschijnlijke uitkomsten. (bijv. Henk vindt statistiek
leuk en Henk schrijft statistiek boeken, dus hij is een sukkel). Inductief redeneren heeft in de
wetenschap eigenlijk te maken met het extrapoleren van een reeks waarnemingen naar meer
algemene conclusies.
Mill omschreef 3 condities die noodzakelijk zijn voor het afleiden van de oorzaak:
- De oorzaak moet voorafgaan aan het effect/gevolg
- Oorzaak en gevolg moeten correleren
- Alle andere mogelijke confounds moeten niet aanwezig zijn
Voor die derde regel heeft Mill verschillende methoden voorgesteld:
- The method of agreement → een effect is aanwezig als de oorzaak aanwezig is
- The method of difference → wanneer de oorzaak niet aanwezig is, is het gevolg/effect ook
afwezig
- The method of concomitant variation → wanneer de twee relaties zijn geobserveerd, zal
causale interruptie sterker zijn omdat meeste andere interpretaties zijn uitgesloten.
The Evolution of Theories
Als we zeker willen zijn van een causale relatie dan ontwerpen we een experiment. Als de resultaten
de hypothese bevestigen kan je ze publiceren. Je levert zo een bijdrage van kennis.
De inductieve benadering overheerst in de wetenschap.
,Duhem and the conventionalists
→ Karel Popper stelde ook dat als de oorzaken aanwezig waren en de gevolgen niet, dan is een van
de oorzaken onjuist. Duhem stelde dat als je resultaten een causale relatie niet ondersteund, dat je
als onderzoeker hypothese(n) toe mag voegen om de geobserveerde data uit te kunnen leggen.
Popper’s logic of scientific discovery
→ onderscheid tussen:
- Scientific statements = kan geverifieerd worden door te refereren aan empirisch bewijs.
(bijv depressie verhoogt kans op zelfmoord)
- Non-scientific statements = kan niet empirisch getoetst worden op juistheid of onjuistheid.
(bijv honden zijn slechter dan katten)
Mr. Popper was zich ervan bewust dat verificatie door bevestigend bewijs onvoldoende bewijs was
voor de waarheid van een verklaring. Hij stelde voor dat het krachtiger is om een theorie te
falsificeren dan te bevestigen.
Watson bouwde hierop voort door twee principes op te stellen waarop je wetenschappelijk
onderzoek op moet baseren;
- Falsificeren van oude hypothesen.
- Bevestigen van nieuwe hypothesen.
Zowel Mill als Popper zagen de essentie in van het uitoefenen van controle op alle factoren buitenom
de variabele waar je geïnteresseerd in bent.
Putting Theories to the Test
Twee belangrijke dingen in onderzoek:
- Om causale variabelen te isoleren, moeten we alle andere verklaringen voor het
waargenomen effect uitsluiten (we moeten twee situaties vergelijken die in elk opzicht
identiek zijn, behalve de veronderstelde causale variabele)
- We moeten proberen theorieën te falsifiëren door experimenten op te zetten die de theorie
vergelijken met een andere.
We gaan nu leren hoe we al deze dingen in de praktijk brengen. Twee moeilijkheden hier:
- Hoe sluiten we alle andere verklaringen uit?
- Hoe krijgen we bewijs dat de ene theorie wel waar is en de andere niet?
1) Isolating cause: control conditions
→ Mill stelt voor dat causale factoren geïsoleerd kunnen worden door enkel en alleen twee condities
met elkaar te vergelijken; eentje waarin de oorzaak wel aanwezig is en eentje waarin deze niet
aanwezig is. (experimentele conditie en controle conditie)
We manipuleren de variabele die de oorzaak is. Een basic manipulatie heeft 2 levels; wel of niet
aanwezig van de variabele. Het kan ook ingewikkelder met meer levels; bijv niet sporten, matig
sporten en veel sporten.
- Onafhankelijke variabele / independent variable = de gemanipuleerde variabele.
- Afhankelijke variabele / dependent variable = de uitkomst.
2) Killing the tertium quid I: controlling other factors
Het minimaliseren van het risico dat random factoren jouw experiment beïnvloeden. Dit kan je doen
door alle condities identiek aan elkaar te maken, behalve op één aspect. Dit doe je omdat je er zeker
van wilt zijn dat andere factoren geen invloed uit kunnen oefenen.
, 3) Killing the tertium quid II: randomization
Je kan mensen d.m.v. randomisatie toewijzen aan groepen. We mogen geen systematische
vertekening in ons experiment toelaten, anders zijn de groepen niet gelijk.
Comparing theories: statistics
We hebben een objectieve manier nodig om de controlegroep en experimentele groep met elkaar te
vergelijken.
Wij trekken conclusies op basis van vertrouwen over een bepaalde reeks resultaten. Naarmate de
waarschijnlijkheid dat het resultaat door verandering optreedt afneemt, neemt het vertrouwen in de
echtheid van het resultaat toe. Hoe onwaarschijnlijker een kansresultaat is, hoe groter ons
vertrouwen in de echtheid van dit resultaat. (dus kansmechanisme moet zo klein mogelijk zijn)
Randomiseren is hierbij belangrijk, zodat de kansmechanisme kleiner wordt en vertrouwen
toeneemt.
Door te repliceren kan ons vertrouwen ook toenemen, als er telkens hetzelfde antwoord uitkomt.
So, What is the Difference Between Experimental and Correlational Research?
In correlationeel onderzoek manipuleren we niets, causale variabelen zijn hier niet geïsoleerd, geen
controle op confounds, tertium quids zijn niet altijd gemeten of geëlimineerd.
1.3 The Dynamic Nature of Sciencific Method
Paradigma = een kader waarbinnen wetenschappers werken en dat op veel verschillende niveaus kan
functioneren. Het gaat over overeenkomsten die onderzoekers hebben met elkaar over de te
onderzoeken problemen, methode en theoretisch kader.
Op een basic level kan het gaat over overeenkomsten die metafysisch zijn (dat het mogelijk is om
werk van andere uit het verleden te gebruiken om toekomst te voorspellen = determinisme).
Op hogere levels kan het gaan over overeenkomsten over theoretische constructen en de hierbij
horende conceptualisatie.
Kuhn stelde dat paradigma’s dynamisch zijn en kunnen veranderen. Hij stelde drie fases op;
- Pre-paradigmatic stage = wetenschappelijke scholen zijn het niet met elkaar eens over
bepaalde issues.
- Normal science = er is consensus, er komt een overeenkomst. Je kan een paradigma hier
aanpassen als er grote afwijkingen zijn.
- Extraordinary science = paradigma valt uit elkaar en maakt ruimte voor een nieuw
paradigma.
Een belangrijk paradigma verschuiving was de verschuiving van behaviourism naar cognitivism. Men
dacht dat gedrag voortkwam uit stimuli maar vergaten hierbij het hele cognitieve aspect. Mensen
werden ineens geïnteresseerd in motivaties van interesses van mensen die niet direct gemeten
konden worden.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller zoemunnik171. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $12.33. You're not tied to anything after your purchase.