Samenvatting van het vak 'Internationaal Publiekrecht' gegeven op de JHS in blok 3. Samenvatting behandeld alle tentamenstof voor dit vak en is gebaseerd op de voorgeschreven literatuur en de kennisclips. Voor samenvattingen van andere vakken in de P3 of voor een bundel, zie mijn andere documenten....
Internationaal Publiekrecht
P3 – De uitvoerende jurist
Juridische Hogeschool
Vakdoelen
Je kunt (aan de hand van een casus of stelling):
1. De doorwerking van internationaal publiekrecht in de Nederlandse rechtsorde
duidelijk maken (week 1);
2. Aangeven welke rechtssubjecten het internationaal publiekrecht kent en wat
hun onderlinge verhoudingen zijn (week 2);
3. Aangeven wat de reikwijdte is van de Nederlandse rechtsmacht in
internationale kwesties (week 2);
4. Aangeven welke rechtsbronnen het internationaal publiekrecht kent en wat
hun onderlinge verhoudingen zijn (week 3);
5. Aangeven hoe verdragen tot stand komen, hoe verdragsbepalingen worden
uitgelegd, hoe verdragen worden toegepast, onder welke voorwaarden
verdragen geldig zijn en onder welke voorwaarden verdragen in werking
treden en kunnen worden beëindigd en opgeschort (week 3);
6. De plaats van de VN, EU en Raad van Europa in het internationaal
publiekrecht en hun oprichtingsverdragen, doelstellingen, beginselen,
organen, taken en bevoegdheden (ten aanzien van geschillenbeslechting)
alsook hun invloed op de Nederlandse rechtsorde aangeven (respectievelijk
week 4, 5 en 6).
, Week 1: kennismaking met het internationaal publiekrecht
Leerdoelen
De student kan:
1. ‘Internationaal publiekrecht’ en ‘soevereiniteit’ definiëren;
2. De synoniemen van het begrip ‘internationaal publiekrecht’ benoemen;
3. Internationaal publiekrecht onderscheiden van internationaal privaatrecht en
Nederlands publiekrecht;
4. De drie kenmerken van de internationale rechtsorde benoemen en toelichten;
5. De bijzondere rol van Nederland binnen de internationale rechtsorde
toelichten;
6. De doorwerking van internationaal publiekrecht in de Nederlandse rechtsorde
beschrijven, uitleggen en toepassen op een casus of stelling;
7. Het toetsingsverbod toelichten en toepassen op een casus of stelling.
Soevereiniteit
Indien een staat zelfstandig bevoegd is om zijn eigen beslissingen te nemen. Staten
zijn hiermee gelijk. Ze mogen zelf regels maken voor eigen grondgebied. Ze
bemoeien zich niet met binnenlandse gelegenheden van andere staten. Dit noemen
we vreedzame co-existentie. Ze willen vredig samenleven. Staten zijn echter wel
afhankelijk, interdependentie, van elkaar. Ze moeten samenwerken voor kwesties.
Definitie internationaal publiekrecht
Deze heeft eigen drie begrippen in zich: internationaal, publiek en recht.
Het begrip internationaal staat tegenover het begrip nationaal. Internationaal gaat
tussen staten. De term publiek staat tegenover de term privaat. Internationaal
privaatrecht is afkomstig uit een staat zelf. Dit gaat over relaties tussen natuurlijke
personen of rechtspersonen in een internationale context, zoals bijv. trouwen. Indien
iets afkomstig is uit internationale besluitvorming, dan is het internationaal
publiekrecht. Dus bijv. verdragen. Dit zijn dus regels tussen publiekrechtelijke
rechtssubjecten zoals staten.
Internationaal publiekrecht
Andere woorden die hiervoor gebruikt worden zijn begrippen als ‘volkenrecht’ en
‘internationaal recht’. Volkenrecht is dat deel van het internationaal recht dat regels
bevat over het verkeer tussen staten onderling en het verkeer tussen staten en
volkenrechtelijke organisaties.
Functie internationaal publiekrecht
- Orde
- Rechtszekerheid
- Behartiging internationale doelstellingen:
o Vrede en veiligheid
o Respect voor mensenrechten
o Bescherming natuur en milieu
o Duurzame ontwikkeling
o Armoedebestrijding
o Wapenbeheersing en voorkoming van verspreiding van
massavernietigingswapens
o Terrorismebestrijding
,Verdragen met een eigen rechtsorde
Dit zijn verdragen waarbij bevoegdheden tot wetgeving, bestuur en rechtspraak zijn
opgedragen aan een internationale organisatie. Zo’n verdrag heeft een eigen
rechtsorde. Bijv. Verdrag betreffende de Europese Unie. Het geheel aan rechtsregels
die afkomstig zijn van de Europese Unie wordt het Europees Unierecht genoemd.
Internationale rechtsorde
Drie kenmerken:
1. Decentraal karakter (horizontaal)
o Geen centrale wetgevende, uitvoerende of rechtssprekende macht
o Afwezigheid van een centraal geregeld internationaal systeem van
rechtshandhaving (sanctiesysteem)
2. Horizontaal karakter
o Soevereiniteit: gelijkheid tussen staten.
o Afhankelijkheid van staten; staten hebben elkaar nodig om
internationale kwesties op te lossen.
3. De internationale rechtsorde staat niet los van het politieke klimaat in een
land.
Dit allemaal als gevolg van de soevereiniteit van staten.
Rol van Nederland binnen de internationale rechtsorde
Nederland telt vele internationale organisaties (meer dan 200), met name in Den
Haag. Zoals bijvoorbeeld het Internationaal Gerechtshof (IGH).
Doorwerking van het internationaal publiek binnen de Nederlandse rechtsorde
Staten kunnen voor verschillende systemen kiezen:
- Monisme/ monistische stelsel; internationaal recht is automatisch deel van het
nationaal recht.
- Dualisme/ dualistisch stelsel; internationaal recht moet eerst worden omgezet
naar nationaal recht via een aparte wet.
Art. 93 Gw
,Nederland heeft gekozen voor een gematigd monistisch stelsel. Dit staat in art. 93
Gw. Een beroep kan zich beroepen op internationale wetgeving indien aan de
voorwaarden van art. 93 Gw is voldaan. Een bepaling heeft dan rechtstreekse
werking. De voorwaarden van art. 93 Gw zijn:
1. Het betreft een bepaling van een verdrag of besluit van een volkenrechtelijke
organisatie;
2. Het is eenieder verbindende bepaling;
3. Het is bekend gemaakt in het Tractatenblad.
Iets is eenieder verbindend indien:
- Het een algemene strekking heeft, dus het is bedoeld voor iedereen;
- Duidelijk bedoeld is als objectief recht of plicht (kan ook in de vorm van een
verbod), zonder dat daarbij een uitvoerende maatregel door een staat nodig is
(dus geen regeling of inspanning). Dat noemen ze self executing.
- Voldoende nauwkeurig geformuleerd is om door een individu te kunnen
worden ingeroepen.
Tip: bij de uitwerking van de voorwaarden van art. 93 Gw dien je ook de
voorwaarden van eenieder verbindend te vermelden.
Rechtstreekse werking?
1: ja, want aan voorwaarden art. 93 Gw voldaan en aan voorwaarde eenieder
verbindend voldaan.
2: nee, want is niet eenieder verbindend.
Art. 94 Gw
Eenieder verbindende verdragsbepalingen hebben voorrang boven nationale wet als
deze met elkaar in strijd zijn. Art. 94 Gw.
Ook de regering en het parlement hebben met internationaal recht te maken. Bijv. in
art. 91 jo. art. 96 jo. art. 100 lid 1 Gw. Deze bepalen dat het parlement toestemming
moet geven voor een oorlogsverklaring of dat het parlement ingelicht moet worden
over de inzet van Nederlandse militairen in het buitenland. De regering moet zich op
grond van art. 90 Gw inzetten voor de ontwikkeling van het internationaal recht.
Toetsingsverbod
De rechter mag niet toetsen of een verdrag in overeenstemming is met de Grondwet.
Dit is opgenomen in art. 120 Gw. Wetten in formele zin mogen ook niet getoetst
,worden aan de Grondwet. Hiermee wordt voorkomen dat de rechter een wetgevende
positie inneemt. Dit in trant van de Trias Politica. De rechter mag de Nederlandse wet
wel toetsen aan een verdragsbepaling. Dit om te kijken of het in strijd is en de
verdragsbepaling dus voorrang heeft.
Processieverbod-arrest
Rechtsregel hierbij: de Grondwet valt ook onder een wettelijk voorschrift zoals
bedoeld in art. 94 Gw. De rechter mag Verdragen dus niet toetsen aan de Grondwet,
of omgekeerd.
, Week 2: rechtssubjecten en jurisdictie
Leerdoelen
De student kan:
1. Het begrip ‘internationaal rechtssubject’ definiëren;
2. Aangeven wie rechten kunnen ontlenen aan het internationaal publiekrecht en
welke rechten dit zijn;
3. Uitleggen welke rol de afzonderlijke rechtssubjecten spelen in de
internationale rechtsorde en wat hun onderlinge rechtsverhoudingen zijn;
4. De criteria voor een staat als internationaal rechtssubject benoemen en
toelichten;
5. De termen ‘jurisdictie’ en meer in het bijzonder ‘territoriale jurisdictie,
‘functionele jurisdictie’ en ‘personele jurisdictie’ toelichten en toepassen aan
de hand van een casus;
6. De reikwijdte van de Nederlandse jurisdictie binnen de internationale
rechtsorde beschrijven, uitleggen en toepassen op een casus.
Rechtssubject
Dit is een drager van rechten en plichten. Een rechtssubject bezit
rechtspersoonlijkheid/rechtsbevoegdheid. Bij nationaal recht zijn dit natuurlijke
personen en rechtspersonen.
Internationaal rechtssubject
Bij internationaal rechts heb je een aantal rechtssubjecten. Ze worden hieronder
beschreven. Een internationaal rechtssubject bezit rechtsbevoegdheid.
Staten
Dit is het belangrijkste internationaal rechtssubject. Daarover later in de
samenvatting meer.
Internationale organisaties
Staten kunnen internationaalrechtelijke organisaties oprichten. Dit is een synoniem
voor volkenrechtelijk. Deze worden opgericht door oprichtingsverdragen. In die
verdragen kan geregeld worden op welke gebieden de organisatie bevoegd is. De
rechtspersoonlijkheid van organisaties is daarmee beperkt. Verdragen worden
tussen staten gesloten. Dit maakt de internationale organisaties
intergouvernementele organisaties. Inter (= tussen) en gouvernement (= regering).
Staten blijven hierbij soeverein. Ze kunnen zelf beslissen of ze akkoord gaan met
besluiten/ voorstellen. Er zijn ook supranationale organisaties. Hierbij staan staten
wel een deel van hun soevereiniteit af. De meerderheid van de stemmen geldt dan.
De Europese Unie (EU) is een supranationale organisatie. Deze besluiten hebben
dus wel bindende werking.
Natuurlijke personen
Dit is pas recent een internationaal rechtssubject. Dit kwam door WOII. Personen die
strafbare dingen hebben gedaan waren volgens de nationale wet in Duitsland niet
strafbaar. Ze hebben die wet immers zelf aangepast. Daarom zijn er verboden om
internationale misdrijven te begaan (genocide, oorlogsmisdaden etc.) Deze hebben
een absolute werking; ze kunnen niet worden beperkt.
,Mensenrechten verdragen zoals het EVRM spelen ook een belangrijke rol.
Individuen kunnen hier een rechtstreeks beroep op doen (afhankelijk van de
doorwerking in een land).
Volken (zelfbeschikking)
Met volk bedoelt men een gemeenschap. Dit is een groep mensen die die in een
bepaald land leven en die taal en cultuur met elkaar delen. Volk beschikt, in beginsel,
over zelfbeschikking. Ze mogen zelf kiezen hoe de staat wordt ingericht. In de
praktijk gebeurt dit niet altijd, maar dit is in beginsel aan de bevolking.
Zelfbeschikkingsrecht wil niet zeggen dat het volk het recht heeft een eigen staat op
te richten indien ze het niet eens zijn met de besluitvorming. Het kan wel het begin
zijn van dekolonisatie. Hiermee komt de soevereiniteit van een staat in het gedrang.
Internationale ondernemingen
Twee soorten:
- Multinationale onderneming: hoofdvestiging in een land en nevenvestigingen
in andere landen. Bijv. IKEA.
- Transnationale onderneming: heeft geen moederland, maar spreidt activiteiten
over verschillende landen. Bijv. Shell.
Via verdragen zijn verschillende arbitragehoven ingesteld om geschillen op te lossen.
Internationale ondernemingen zijn niet per se rechtssubject, alleen onder bepaalde
omstandigheden (bij geschillen). Rechtspersoonlijkheid is dus beperkt.
De-facto regeringen
De officiële regering van een land heeft dan niet de feitelijke macht. Dit kan komen
door opstandige groeperingen. Volgens de definitie van een staat is het dan geen
staat meer. Echter, wordt er vaak nog wel met zo’n staat samengewerkt.
Bevrijdingsbewegingen
Dit kunnen groeperingen zijn die strijden tegen een machthebber o.i.d.
Non-gouvernementele organisaties (NGO)
Dit wordt afgekort tot ‘’ngo’’. Dit zijn privaatrechtelijke organisaties die
grensoverschrijdende doelen nastreven. Bijv. Rode Kruis. Ze zijn alleen in specifieke
situaties aan te merken als internationaal rechtssubject. Bijv. spreekrecht hebben bij
de VN-Mensenraad. Hun rechtspersoonlijkheid is dus beperkt.
Criteria voor een staat als internationaal rechtssubject
Er worden drie criteria gehanteerd voor de definitie van een staat. Deze criteria zijn
afkomstig van Europees gewoonterecht. De criteria:
1. Torritoir of grondgebied;
2. Bevolking;
3. Een regering oefent effect het hoogste gezag uit: soevereiniteit.
Erkenning is een onofficieel vierde criterium
Onder grondgebied valt grond, maar ook wateren. De luchtkolommen boven land of
water tellen ook mee. Dit vereist grenzen.
Verder is noodzakelijk dat op het grondgebied bevolking woont. Er geldt geen
minimum. Inwoners van een staat zijn onderdanen. Zij kunnen, afhankelijk van de
,wetgeving in de betreffende staat, ook in het buitenland beschermd worden.
Vreemdelingen zijn geen inwoners van de staat. Zij kunnen, afhankelijk van de
wetgeving, geweigerd worden. Kortom: het heeft dus rechtsgevolgen. Er heerst een
discussie of er verschil zit in rechtsgevolg tussen de nationaliteit van rechtswege en
nationaliteit op latere leeftijd verkregen. Van rechtswege (territorialiteitsbeginsel en
afstammingsbeginsel) kan doordat ouders de nationaliteit van een staat bezitten of
doordat je daar geboren wordt.
De regels van een staat zijn de hoogste in het grondgebied. Een staat is dus
soeverein. Wanneer er dus bijv. een staatsgreep plaatsvindt, heeft dit geen gevolgen
voor de internationale positie van een staat in de internationale rechtsorde.
Ten slotte is er nog een vierde criterium. Dit is geen officieel criterium, maar wel
belangrijk. Dit is namelijk erkenning. De staat en de regering van een staat dient
erkend te worden door andere staten. Indien je aan de drie criteria van een staat
voldoet, maar andere staten willen geen relaties aangaan of jouw staat erkennen, dat
heeft het geen zin. Hetzelfde geldt bij bijv. een staatsgreep. Indien andere staten de
nieuwe regering niet erkennen heeft de staat geen nut. Wanneer een staat niet is
erkend kan hij niet fungeren als procespartij.
Rechten van staten
Staten hebben recht op gelijkwaardigheid, onafhankelijkheid (soevereiniteit) en
vreedzame co-existentie (samenleving).
Jurisdictie
Hiermee wordt rechtsmacht bedoelt. De staatsmacht. Dit is dus het gebied waarover
de overheid bevoegd is. De reikwijdte van de Nederlandse rechtsorde binnen de
internationaal publiekrechtelijke rechtsorde en tegenover de jurisdicties van andere
staten. Er zijn drie aanknopingspunten met de Nederlandse jurisdictie:
1. Territoriale jurisdictie;
2. Functionele jurisdictie;
3. Personele jurisdictie.
Territoriale jurisdictie
Dit wordt gebruikt voor regels die een staat kan stellen op zijn grondgebied (territoir).
Nederland kan regels stellen op zijn eigen territorium. Het territorium bestaat uit:
1. Grondgebied;
2. Maritieme binnenwateren;
3. Luchtruim;
4. Territoriale zee met max. 12 zeemijl (UNCLOS).
UNCLOS
Dit is het VN-zeeverdrag. Hieruit volgen afspraken wat betreft territoriale en
functionele jurisdictie.
Territoriale gaat meestal voor personele! Als een Nederlander een diefstal in NL
pleegt is dit territoriale jurisdictie. Geldt ook voor een Italiaan in NL. Maar bijv. een
Nederlander is Canada is dan personele. Dit valt namelijk buiten het territorium.
, Functionele jurisdictie
Een staat kan ten behoeve van een bepaalde functie (doel) een beperkte mate van
rechtsmacht hebben over bepaalde gebieden van het nabijgelegen zeegebied. Dit
gaat dus om het gebied buiten de territoriale zee. Dit gebied omvat:
- Aansluitende zone: dit gebied komt na de territoriale zone. Dit betreft ook 12
zeemijl. De staat mag toezicht uitoefen in het belang van de nationale wet.
- Exclusieve economische zone (EEZ): grenst aan de territoriale zee en betreft
200 zeemijl. In deze zone mag de staat beschikken over de wateren en
bodem. Bijv. opwekken van energie of wetenschappelijk onderzoek doen.
- Continentaal plat: tot 200 zeemijl na de territoriale zee. Een staat heeft hier
soevereine rechten over natuurlijke rijkdommen zoals olie en aardgas.
Hier wordt niet echt op getoetst. Je moet alleen weten dat ze mogen
controleren op drugssmokkel etc. Je moet daarnaast de 12 zeemijl onthouden.
Personele jurisdictie
Een staat kan ook bevoegdheden uitoefenen ten opzichte van personen. Een burger
en staat zijn verbonden door nationaliteit. De wetgeving is gebaseerd op:
- ius-solibeginsel: verwijst naar grond waar men is geboren. Indien je ouders
hier geboren zijn krijgt jij die nationaliteit ook.
- ius-sanguinisbeginsel: jij krijgt nationaliteit van voorouders.
Nederland heeft personele jurisdictie over eenieder met de Nederlandse nationaliteit.
Ongeacht of diegene zich in Nederland bevindt of in het buitenland.
Vaststellen of er sprake is van jurisdictie
Om vast te stellen of een staat bevoegd is om personen strafrechtelijk te vervolgen,
wordt aangeknoopt bij vier rechtsbeginselen:
1. Territorialiteitsbeginsel: dit is op basis van grondgebied.
a. Subjectief is het recht om personen te vervolgen die verdacht zijn van
misdrijven die plaatsvinden op eigen grondgebied. Dit kan bijv. ook in
een Nederlands vliegtuig zijn die boven Duitsland vliegt. Zie art. 3 Sr.
b. Objectief is het recht om personen te vervolgend die verdacht zijn van
een misdrijf in het buitenland, waarvan dit invloed heeft op Nederland.
Bijv. een schutter over de grens die iemand in Nederland doodschiet of
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lisavanrooij. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.35. You're not tied to anything after your purchase.