Risk Behavior And Addiction In Adolescence (201800007)
All documents for this subject (8)
Seller
Follow
zoehalder
Reviews received
Content preview
Hoorcollege 1: introductie
In de adolescentie is er een piek in risicogedrag.
Vroege adolescentie (10-13): fysiek groeien, volwassen worden op seksueel gebied.
Sociale identiteitsvorming.
Midden adolescentie (14-18): experimenteren met (risico) gedrag, persoonlijke
identiteitsvorming.
Late adolescentie (19-24): beoefenen van volwassen rollen.
Tijdens de adolescentie is er een groei in het brein (witte en grijze massa). De witte massa
gaat over de connectie tussen verschillende hersengebieden. Pruning: het elimineren van
synaptische verbindingen. Wat je niet gebruikt gaat weg. In de adolescentie neemt het lange
termijngeheugen toe en neemt de capaciteit om abstract te denken toe. Daarom zijn
adolescenten in deze periode vaak kritisch naar hun ouders. Het brein van adolescenten heeft
een hoge plasticiteit. De verschillende hersengebieden ontwikkelen op verschillende tempo’s.
Zo ontwikkelt emotioneel gebied veel sneller dan rationele gebieden.
Effective motivational brain: tijdens vroege en midden adolescentie is het reward centrum
overactief. Daardoor zijn adolescenten gevoeliger voor beloning en straffen.
Het rationele brein ontwikkelt langzamer dan het emotionele brein bij adolescenten. Het
relationele brein richt zich op lange termijn doelen en response inhibition.
Verklaring risicogedrag bij jongeren:
Maturation imbalance model: het toenemen van risicogedrag komt door dit model.
Er is een verhoogd beloningsgevoeligheid en een onvolwassen impulscontrole. Deze
combinatie zorgt voor meer risicogedrag. Ze handelen op emotioneel motivationeel
gebied en niet op lange termijn.
Dobs: risicogedrag van jongeren heeft te maken met de evolutietheorie. Het is een
functioneel proces van volwassen worden.
Risicogedrag: gedragingen die een risico vormen voor gezondheid, psychologische
gesteldheid, cognitieve en psychosociale ontwikkeling.
,Algemene proces van verslaving: contact met een middel -> experimenteren met middel ->
geïntegreerd gebruik excessieve gedrag -> verslaving.
Andere factoren die invloed hebben op verslaving zijn:
Eigenschappen van het middel
Culturele en sociale normen (bijvoorbeeld in islamitische landen is überhaupt drinken
al een risico terwijl in de westerse wereld 1 glas per dag prima is).
Wetenschappelijke kennis: wat weten we over het middelen gebruik (nu 18+, vroeger
16+)
Psychoactive-effect: in welke mate wordt het zenuwstelsel beïnvloed en worden
waarnemingen, stemming en bewustzijn beïnvloed. Dit kan resulteren in craving en loss of
control.
Sommige middelen zijn verslavender dan anderen.
1. Hallucinogenen: lsd/paddo’s
2. Downers (depressant): verminderen arousal stimulation. Acohol GHB en heroine.
3. Uppers (stimulant): Nicotine, speed, amfetamine.
Canabis en XTC hebben gecombineerde effecten.
Drank en drugsgebruik in Nederland: roken onder jongeren is vergelijkbaar met anderen
landen. Zwaar drinken en het gebruik van cannabis is in Nederland hoger dan in andere
landen.
Wanneer is iets een verslaving:
- Intentioneel: richten zich op causaliteit in het verslavingsproces.
- Extentioneel: DSM5
Twee onderliggende principes van de ontwikkeling van verslaving:
1. Positieve bekrachtiging: gedrag komt vaker voor als het leidt tot iets positiefs
2. Negatieve bekrachtiging: gedrag komt vaker voor als iets negatiefs wordt weggehaald.
Toename gevoeligheid in het beloningssysteem: Drugs -> dopamine -> beloning -> brein
krijgt gevoeligheid naar drug toe. Hoe een verslaving werkt: en afname in het aantal
dopaminereceptoren. Daarbij worden de bestaande receptoren minder gevoelig voor
dopamine.
, 1. Tolerantie
2. Withdrawal symptomen
3. Een afname in gevoeligheid van natuurlijke instinct (minder zin in seks, minder
eetlust)
Rational dicision making models: risicogedrag wordt gezien als een rationele keuze. Je
maakt een afweging tussen de voor en nadelen.
Theorie of planned behavior: attitudes, subjectieve norm en zelf efficiency bepalen de
intentie en de intentie bepaalt het gedrag.
Duale procesmodellen (systeemdenken): risicogedrag komt niet door rationele beslissingen
maar door implicite irrationele processen. Systeem 1&2 (Gladwin).
Systeem 1: koude systeem. De ratio, top down denken, analytisch en expliciet denken.
Systeem 2: warme systeem. Emoties, Bottom up denken. Impliciete processen.
Duale procesmodellen van risicogedrag: sociale context, houding, norm, intentie,
bereidheid en impliciete cognities bepalen het risicogedrag. De impliciete cognities zijn lastig
te meten maar het is niet onmogelijk (implicit association test). Dit is geen waterdichte
methode.
Impliciete en automatische processen spelen dus een rol in alle fasen van het
verslavingsproces.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller zoehalder. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.79. You're not tied to anything after your purchase.