Week 1 – Recht 1
Inleiding recht is nodig
• Om arbeids- en sociaal recht te kunnen begrijpen;
• Om mee te kunnen praten met belangrijke maatschappelijke thema’s;
• Om te snappen wat er in de krant staat of op het nieuws wordt gezegd.
Juridische aspecten van arbeid en gezondheid zijn nodig
• ‘Zorg’ P gaat over arbeid en gezondheid;
• Wat moet een organisatie allemaal doen om medewerkers gezond en vitaal te houden?
• Veel wetgeving op dit gebied;
• Veel juridische verplichtingen m.n. voor werkgever; • Dus erg belangrijk voor HRM.
Objectief/subjectief recht
Drie betekenissen ‘recht’:
• Het recht regelt…/ verbiedt….
Recht = law
Objectief recht
• Ik heb recht op ……
Recht = right
Subjectief recht
• Dat doet geen recht aan…/ ‘Het recht’ moet zegevieren
Recht = rechtvaardigheid
Objectief recht (1)
• Definitie: Geheel van rechtsregels (in Nederland: Nederlands objectief recht).
Alle rechtsregels die in Nederland zijn gemaakt.
• Doel: Ordening/vreedzaam verloop van de samenleving. Verhoudingen tussen
werkgever/werknemer man/vrouw op een objectieve manier te regelen.
• Objectief recht regelt verhoudingen/relaties
1. Publiekrecht: Al dat recht dat te maken heeft met de overheid en aan de andere kant met
de burger. De overheid maakt gebruik van hun overheidsgezag. Verticale lijn.
a) Tenminste 1 der partijen is overheid (instantie)
b) Gebruikt overheidsgezag
2. Privaatrecht: Al dat recht die betrekking hebben op twee burgers of op een burger en een
bedrijf. De verhouding werknemer en werkgever valt onder het privaatrecht. De relatie
tussen een man en een vrouw hoort hier ook bij. Horizontale lijn.
• regelt verhoudingen op basis van gelijkwaardigheid
• regelt verhoudingen tussen burgers en overheid kan zich als burger gedragen
1
,3a. Publiekrecht: deelgebieden
1. Staatsrecht: Wie is de overheid en wat is overheidsgezag? Gaat over aan de ene kant
overheid en de burger. Hoe is de overheid ingericht, wie mag er in de regering? Hoe is de
staat ingericht en aan welke regels moet de overheid zich houden t.o.v. de burger.
2. Bestuursrecht: Overheidsbesluiten in concrete gevallen (ook: belastingrecht en sociaal
zekerheidsrecht). Alles wat te maken heeft met besluiten die de overheid moet nemen, hoe
bestuurt de overheid concreet het land
3. Strafrecht: Verdachten vervolgen en strafeisen. De officier van justitie is een onderdeel
van de overheid en mag alleen ingrijpen bij zulke strafdelicten. Wat mag de overheid doen
om iemand te vervolgen en welke methodes mogen ze inzetten.
3b. Privaatrecht: deelgebieden
1. Personen- en familierecht: Wie ben ik en met wie heb ik familierechtelijke betrekking?
Wat zijn de regels als iemand wil gaan scheiden, hoe moeten de bezittingen verdeeld
worden?
2. Rechtspersonenrecht: Wat is rechtspersoonlijkheid en wie heeft dat?
3. Erfrecht: Wie erft bij overlijden?
4. Vermogensrecht: Regelt positie van iemand t.o.v. diens vermogen (hieronder valt ook
arbeidsrecht).
4a. Materieel recht.
4a. Materieel recht
• Inhoudelijk van aard. Ik heb recht op vakantiedagen, ik mag niet
moorden/stelen/beledigen.
• Bv: Burgerlijk Wetboek Wetboek van Strafrecht
4b. Formeel recht
• Procesmatig van aard. Hoe je materiele recht kan halen (vakantiedagen).
• Bv: Wetboek van burgerlijke rechtsvordering Wetboek van Strafvordering
Subjectief recht (1)
• Definitie: Een recht (bevoegdheid, aanspraak) van iemand in een concreet geval.
• Voorbeelden, recht op vakantiedagen, ik mag niet stelen
Subjectief recht (2)
• Wie kunnen subjectieve rechten hebben? Rechtssubjecten (drager van rechten en
plichten)
• 2 soorten rechtssubjecten
1. Natuurlijke personen
2. Rechtspersonen
• Hebben dieren ook rechten? Nee want dieren zijn geen natuurlijke personen
Subjectief recht (3)
Er zijn twee (soorten) rechtssubjecten/ personen:
1. Natuurlijke personen
• Mensen
• Ontstaan door geboorte
2
,2. Rechtspersonen
• Organisaties met subjectieve rechten
• Privaatrechtelijk: NV, BV, Vereniging, Stichting
• Publiekrechtelijk: Overheidsinstanties
• Ontstaan door oprichting
Rechtsbronnen: Vind plaats en ontstaansbronnen van rechtsregels (van objectief recht)
4 soorten rechtsbronnen
1. De wet
2. Jurisprudentie
3. Internationale verdragen
4. Gewoonte en andere ongeschreven rechtsbronnen
4.1 De wet: Door bevoegd overheidsgezag vastgesteld geheel van rechtsregels op een
bepaald gebied
2 soorten wetsbegrippen:
1. Wetten in formele zin: Volgens grondwettelijke procedure.
2. Wetten in materiële zin: Alle (andere) besluiten met algemeen geldende regels, bv. van
(lagere) overheden (bv. APV)
4.1 Wet in formele en in materiele zin
Wet in formele zin: Kijken naar formele aspecten van het overheidsbesluit (wijze van
totstandkoming). Als de wet gemaakt is door de regering en de statengeneraal samen.
Als hun een wet hebben gemaakt zoals die in de grondwet is voorgeschreven. Ook een
wet in materiele zin maar niet andersom!
Wet in materiële zin: Kijken naar materiële (inhoudelijke) aspecten van het besluit. Niet
het tegenovergestelde (het kan namelijk allebei zijn). Als de wet en regels gelden voor
iedereen of voor een grote groep. Het verbod om niet te moorden geldt voor iedereen in
Nederland. Recht hebben op vakantiegeld geldt voor alle werknemers (iedereen die
werkt).
4.1 Wet in formele zin (wifz)
• Wifz heet “wet”: Opiumwet, Politiewet, Gemeentewet, Rijtijdenwet
• Wetboek: Grote wet (ifz) waarin een deel van het objectief recht systematisch wordt
geregeld, bv. Burgerlijk Wetboek, Wetboek van Strafrecht
• De meeste wifz zijn ook wimz (wet in formele zin en wet in materiele zin)
• Uitzondering: wifz t.b.v. één concreet geval.
• Bv. Wet tot goedkeuring van het huwelijk van de kroonprins. De koning moet toestemming
vragen bij de regering toen hij wilde trouwen.
4.2 Jurisprudentie (1). Ook wel: Rechtersrecht
Tweeledige definitie:
1. Geheel van rechterlijke uitspraken
2. Rechtsregels die hierin te ontdekken zijn:
- Rechter moet beslissing nemen in elke zaak die aan hem wordt voorgelegd
- Ook wanneer de wet het niet regelt of niet voldoende duidelijk is
3
, 4.2 Jurisprudentie (2)
• Rechter moet wettekst interpreteren
• Rechters streven naar eenheid in de rechtspraak
• Lagere rechters nemen in gelijke gevallen gelijke beslissingen
• Uitspraken van de Hoge Raad zijn leidend voor lagere rechters
4.2 Jurisprudentie (3)
Voorbeelden: Bv. op gebied van ‘onrechtmatige daad’ Zutphense Waterleiding,1911 vs.
Lindenbaum Cohen, 1919
Arbeidsrecht:
• Wanneer is iets een dringende reden voor ontslag op staande voet?
• Is een arbeidsrelatie een arbeidsovereenkomst en bestaat er dus een
loondoorbetalingsverplichting bij ziekte?
4.3 Internationale verdragen
• Contracten tussen staten.
• Multilateraal: Benelux, EU en de VN. Verdragen tussen afspraken tussen meer dan 2
landen
• Bilateraal: Uitleveringsverdragen. Verdragen met twee landen.
• Vb. EU-verdrag, Handvest van de Verenigde Naties, Verdrag tot bescherming van de
rechten van de mens.
• Supranationaal en intergouvernementeel: Heeft te maken met internationale verdragen
• Europadiscussie!
4.3 Internationale verdragen (2)
• Art. 94 Grondwet: Afspraken tussen landen dat die rechtstreeks doorwerken in ons
rechtssysteem. Als een regels een rechtstreekse werking heeft dat Nederland een stukje van
zijn macht heeft overgedragen aan de EU supranationaal
Intergouvernementeel: Wel afspraken maakt maar niet een deel van zijn macht overdraagt
aan de EU
• Nederlandse burgers kunnen jegens elkaar een beroep doen op bepalingen in
internationale verdragen die naar hun inhoud eenieder kunnen verbinden
• Dit heet: ‘rechtstreekse werking’
• Ook wel: directe werking of ‘self-executing’
• Bv. art. 6 lid 4 ESH
4.4 Gewoonte en ongeschreven recht
• Ongeschreven recht: Regels die bestaan maar die niet zijn opgeschreven. Goede trouw,
redelijkheid en billijkheid, algemene beginselen van behoorlijk bestuur Goed
werkgeverschap.
• Gewoonte: Ooit een koe gekocht? Als je een koe kocht, hoefde je geen koopovereenkomst
te kopen. Dat deed je alleen door een handjeklap te geven. Dit is niet opgeschreven maar
het is een gewoonte.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller BusraB. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.20. You're not tied to anything after your purchase.