Redelijk korte samenvatting van hoofdstuk 1 t/m 11 van het boek van Furr & Bacharach. Ik raad aan deze te gebruiken om te leren, in combinatie met de hoofcolleges.
Vak wordt gegeven aan Erasmus universiteit Rotterdam in het 2e jaar.
Succes!
Summary Psychometrics, ISBN: 9781506389875 Test Theory
Measurement Theory and Assessment Book Notes
Measurement Theory and Assessment 2 // Meten en Diagnostiek 2 (Vrije Universiteit) Course Notes - Year 2, Period 2
All for this textbook (3)
Written for
Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR)
Psychologie
Psychometrics: An Introduction (FSWP2052A)
All documents for this subject (84)
2
reviews
By: armandovanderbie • 2 year ago
Translated by Google
Very clear!
By: selin_6 • 3 year ago
Seller
Follow
mirkemaartje
Reviews received
Content preview
SAMENVATTING BOEK FURR & BACHARACH
PSYCHOMETRIE 2.5C
HOOFDSTUK 1 – Psychometrie en het belang van psychologisch meten
Psychologen, leraren en anderen gebruiken psychologische toetsen als instrument om
observeerbare evenementen te meten. Deze metingen worden meestal opgezet om twee
redenen:
1. Gedrag wordt gemeten, omdat er interesse is in specifiek gedrag
- Bijvoorbeeld gezichtsexpressies
2. Gedrag wordt gemeten, om niet-observeerbare attributen te beoordelen
- Bijvoorbeeld intelligentie, depressie, kennis of extraversie
De poging om iets niet-observeerbaars te meten neemt drie dingen met zich mee. Ten eerste
wordt er aangenomen dat geobserveerd gedrag echt een meting is van het onderliggend
construct. Als dit redelijk is, kan er gezegd worden dat de interpretatie een mate van validiteit
heeft. Ten tweede is de interpretatie van de scores pas valide als de meting ook theoretisch
gelinkt is met het onderliggend construct. Ten derde wordt ook aangenomen dat het construct
iets theoretisch is en dat het bestaat.
Psychologische toetsen: definitie en types
Volgens Cronbach (1960) in een psychologische toets een systematische procedure om het
gedrag van twee of meer mensen met elkaar te vergelijken. Dit omvat drie belangrijke
componenten:
1. Toetsen bevatten gedragssamples
2. De gedragssamples moeten op een systematische manier verworven worden
3. Het doel van de toetsen is het vergelijken van gedrag van twee of meer mensen
Er zijn heel veel soorten psychologische toetsen, die verschillen in content, type antwoorden en
methoden. Een andere onderscheiding gaat om het doel van de testscores:
- Criterium gerefereerde toetsen: vaak in een setting waarbij een beslissing
gemaakt moet worden op basis van iemands vermogen. Hierbij wordt een cutoff
waarde van tevoren bepaald en worden de participanten in twee groepen geplaatst:
participanten die boven het criterium scoren en participanten die beneden het
criterium scoren.
- Norm gerefereerde toetsen: worden vaak gebruikt om iemands testscore te
vergelijken met een referentie steekproef of een normatieve steekproef.
Het verschil tussen snelheids- en krachttoetsen:
1. Snelheidstoets: deze toetsen hebben een tijdslimiet en dit zijn allemaal vragen van
dezelfde moeilijkheid. Er wordt dan ook aangenomen dat de vragen die beantwoord
worden, ook correct zijn beantwoord.
2. Krachttoets: deze toetsen hebben geen tijdslimiet en tellen het aantal correcte
antwoorden. De items verschillen in moeilijkheid.
Psychometrie: de wetenschap die zich bezighoudt met de attributen van psychologische
toetsen:
1. Het type informatie die uit de psychologische toetsen voortkomt
2. De betrouwbaarheid van de data van de psychologische toetsen
, 3. De validiteit van de data van de psychologische toetsen
Moeilijkheden voor metingen in psychologie
We kunnen nooit zeker weten of een meting perfect is. Alle metingen worden beïnvloed door
moeilijkheden die de accuraatheid van metingen naar beneden kunnen halen. Metingen in
gedragswetenschappen hebben speciale moeilijkheden die in fysieke wetenschappen niet
bestaan. Dit is gerelateerd aan de complexiteit van de fenomenen die onderzocht worden:
dingen als intelligentie, depressie etc. bestaan uit meerdere aspecten. Eén van de uitdagingen is
het identificeren en het nemen van belangrijke aspecten van menselijke psychologische
attributen.
➢ Participant reactiviteit: participanten zijn zich bewust van het feit dat ze gemeten
worden.
o Vereiste karakteristieken: participanten proberen achter het doel van het
onderzoek te komen en passen hun gedrag daaropaan
o Sociale wenselijkheid: participanten worden bang of passen hun gedrag aan om
indruk te maken op de onderzoeker
o Simulatie: participanten veranderen hun gedrag om een slechte impressie tot
stand te brengen van de persoon die de meting uitvoert
➔ In bovenstaande situaties wordt de validiteit aangetast door een tijdelijke
motivatie, wat een reactie is op het feit dat ze gemeten worden
➢ Verwachting en bias effecten: de mensen die de date verzamelen, kunnen
verwachtingen en bias met zich meebrengen. De kwaliteit van de meting wordt
aangetast, wanneer de onderzoekers dit invloed laten hebben op hun observaties.
➢ Composiet scores: psychologen berusten op de totale scores wanneer ze
psychologische attributen willen meten. Deze hebben voordelen, maar ook nadelen.
➢ Score gevoeligheid: het vermogen van een meting om goed te kunnen discrimineren
tussen betekenisvolle eenheden van het construct dat gemeten wordt. De meting moet
dus eigenlijk gevoelig genoeg zijn om een construct op te kunnen pikken.
HOOFDSTUK 2 – Schalen
Psychologisch meten kan gezien worden als een proces waarin getallen worden toegekend om
de kwantiteit van psychologische constructen te representeren. Dit proces is succesvol als de
getallen die zijn toegewezen aan de attributen het echte aantal weergeven van dat attribuut.
Schalen: de manier waarop getallen en waardes aan psychologische attributen worden
toegekend.
Fundamentele problemen met getallen
We moeten drie belangrijke eigendommen van getallen begrijpen en we moeten de betekenis
van nul begrijpen. De eigendommen identiteit, orde en kwantiteit reflecteren de manier waarop
getallen de potentiële verschillen in psychologische attributen weergeven. Bovendien is nul een
interessant getal en de complexiteit hiervan heeft implicaties voor de betekenis van
verschillende testscores.
1. Identiteit: mensen in een categorie moeten hetzelfde zijn, met betrekking tot het
kenmerk waar de categorie voor staat. Getallen gelden hier als labels van een categorie
en geven verschillen aan in soort, niet in hoeveelheid. Dit eigendom geeft de meest
fundamentele vorm van meting. Dit is waar meten begint.
- Bovendien moeten de categorieën wederzijds exclusief zijn. Dit houdt in dat een
persoon in de ene categorie, niet in de andere categorie kan vallen.
, - De categorieën moeten grondig (exhaustive). Dit houdt in dat iedereen in ieder geval
geclassificeerd kan worden in een categorie.
2. Orde: als getallen dit eigendom bevatten, geeft het informatie aan de relatieve
hoeveelheid van een psychologisch attribuut dat mensen bezitten. Dit eigendom geeft
meer informatie dan identiteit. Het geeft de volgorde van mensen relatief aan anderen
over een dimensie weer. Wanneer getallen voor volgorde gebruikt worden, zijn de
getallen zelf opnieuw slechts een label. Ondanks dat het meer informatie geeft, geeft het
geen informatie over de ware mate van verschillen in het attribuut onder de
verschillende volgordes. We weten nog steeds niet de absolute hoeveelheid van het
psychologisch attribuut.
3. Kwantiteit: wanneer getallen dit eigendom bezitten, geeft het informatie over de grootte
van verschillen tussen mensen. Dit eigendom verschaft nog meer informatie dan het
eigendom orde. De getallen geven echte hoeveelheden weer. Het getal 1 wordt gebruikt
om een bepaalde grootte op een schaal weer te geven. Alle andere getallen op die schaal
zijn veelvouden of delen van 1. Eenheden van metingen zijn gestandaardiseerde
hoeveelheden. Psychologen nemen vaak aan dat de test scores dit eigendom bevatten,
maar dit is zelden een goede aanname.
- Bijvoorbeeld bij graden. Het getal op de thermometer geeft temperatuur weer in
termen van ‘aantal graden’. Het aantal is de eenheid van meting en temperatuur
wordt gerepresenteerd door deze eenheid. De schaal is dan de schaal die bedacht is
voor Celsius.
1. Het getal 0: er zijn twee mogelijke betekenissen van nul. De psychologische wereld
bevat veel attributen met een relatief nulpunt. In de psychologie is het moeilijk om te
bepalen of iets een absolute of relatieve nul score is. De interpretatie van de test scores
hangt af van het soort nul. Als de toets een absolute nul heeft, kunnen we makkelijk
vermenigvuldigen met de testscores. Is dit niet zo, is het beter dit niet te doen. Het is
belangrijk om te weten wat nul betekent.
- Absolute nul: nul geeft aan dat er geen bestaan is. Een attribuut of object is bij nul
niet aanwezig.
- Arbitraire/relatieve nul: nul is een arbitraire hoeveelheid van een attribuut. Bij
graden betekent nul niet dat er geen graden zijn, maar het is een arbitrair punt op de
schaal.
- Bijvoorbeeld: er wordt een spellingtoets afgenomen bij kinderen uit groep 6.
Wanneer zij alles fout hebben, is de testscore een nul. Dit is een absolute nul, omdat
het kind dan daadwerkelijk niks goed heeft. Maar het lijkt niet realistisch dat een
kind uit groep 6 geen (lees: afwezige) spellingsvermogen heeft. De vraag ontstaat,
hoe gaan we deze nul score interpreteren?
Eenheden van meting
In veel bekende zaken van fysieke metingen zijn eenheden van metingen duidelijk. Om iets op te
meten wordt vaak een centimeter lat gebruikt waar de eenheden op staan. Bij psychologische
metingen zijn de eenheden wat minder duidelijk. Wat is de eenheid wanneer we een
psychologisch karakteristiek meten? Willekeur (arbitrair) is een belangrijk concept om de
eenheden te kunnen gebruiken en het maakt onderscheid tussen verschillende soorten
meeteenheden (standaard metingen). Er zijn drie manieren waarop een meeteenheid arbitrair
kan zijn:
1. De meeteenheid zelf kan arbitrair zijn. Je kan dit vergelijken met een kilo. Er is ooit een
willekeurige hoeveelheid genomen om de meeteenheid ‘kilo’ te kunnen representeren.
, 2. Sommige meeteenheden zitten niet vast aan een soort object. Er zit dus geen restrictie
op waar een meeteenheid op toegepast kan worden.
3. Sommige meeteenheden kunnen gebruikt worden om meerdere kenmerken van een
object te meten.
Psychologische meeteenheden zijn meestal arbitrair op de eerste manier. Denk aan IQ, dit
bestaat uit IQ-eenheden. Deze meeteenheid is willekeurige gekozen, kan maar op één soort
object worden toegepast en kan niet gebruikt worden voor meerdere kenmerken.
Additiviteit: optellen kan alleen als de eenheid grootte constant blijft. Bovendien zou de grootte
van de eenheid niet moeten veranderen, wanneer de condities van de meting veranderen. We
willen dat onze meting alleen afhangt van het attribuut dat we meten – conjoint measurement.
Het probleem bij psychologische metingen is dat we niet weten hoe groot een eenheid is. We
kunnen bijvoorbeeld niet meten hoe groot de kennis is van iemand. We willen de hoeveelheid
psychologisch attribuut vertalen in een set van getallen om het te kunnen meten. Dit lukt niet,
omdat we niet weten hoeveel er van bestaat.
De 4 schalen van metingen
- Nominale schalen: dit is het meest fundamentele level. Getallen die het eigendom
identiteit bezitten worden gebruikt om een observatie te labelen. Nominale schalen
worden gebruikt om groepen te identificeren die een gezamenlijk attribuut delen, die
anderen niet delen. Bedenk of je het getal gebruikt om groepen op te delen, om of
individuen te benoemen. In dit laatste geval is dit geen nominale schaal.
Bijvoorbeeld: bij het meten van sekse, kunnen we mensen opdelen in de categorieën
‘man’ en ‘vrouw’, gerepresenteerd als groep 0 en 1.
Bijvoorbeeld: een BSN-nummer deelt mensen niet in categorieën in. Deze nummers
worden niet systematisch toegewezen.
- Ordinale schalen: deze schaal definieert metingen in termen van getallen die het
eigendom van orde bezitten. Ordinale schalen produceren rangen waarin mensen
geordend worden op basis van de hoeveelheid van een attribuut zij bezitten. Deze
labels geven de relatieve positie van mensen aan, maar doen geen poging na te gaan
hoeveel er echt van het attribuut aanwezig is.
- Interval schalen: zowel interval als ratio schalen bezitten het eigendom van
kwantiteit en zijn gebaseerd op getallen dat kwantitatieve verschillen tussen mensen
representeren. Het verschil tussen deze twee schalen zit hem in de betekenis van nul.
Interval schalen hebben een arbitraire/relatieve nul. Veel intelligentie en
persoonlijkheidstesten worden gezien als interval schaal. Er wordt aangenomen dat
het eigendom van kwantiteit aanwezig is en dat de meeteenheden gelijk blijven.
Bijvoorbeeld: graden Celsius heeft een relatief nulpunt. Dit betekent niet de
afwezigheid van graden of temperatuur. Bovendien wordt 80 graden niet gezien als
2x zo heet als 40 graden.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mirkemaartje. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.77. You're not tied to anything after your purchase.