Hoofdstuk 1 – Algemeen
1.1 De loonheffingen
Loonheffingen zijn heffingen naar het loon die bij de bron daarvan worden geheven:
loonbelasting;
premie volksverzekeringen (d.m.v. inhouding);
premies werknemersverzekeringen;
inkomensafhankelijke bijdrage ingevolge de Zorgverzekeringswet.
1.3 De ambivalente loonbelasting
Loonbelasting is een bronbelasting die wordt geheven op basis van dezelfde factoren als
inkomstenbelasting. Kan dienen als voorheffing van de IB en als eindheffing (bij alleen
arbeidsinkomsten en verder geen aftrekposten in de IB). De werkgever houdt de belasting op hun
loon in (art. 27 lid 1 Wet LB), waardoor werknemer niet hoeft te reserveren en minder
administratieve werkzaamheden. De eindheffing van art. 27a Wet LB vormt een uitzondering in
formele zin op de hoofdregel dat de inhoudingsplichtige de verschuldigde loonheffing op de
werknemer kan verhalen (verschuldigd door de inhoudingsplichtige, zoals bij werkkostenregeling).
Twee feitelijke uitzonderingen op loonbelasting als voorheffing:
1. Wanneer werkgever en werknemer een nettoloonafspraak maken (loonheffing komt dan
feitelijk voor rekening van de werkgever).
2. Wanneer er een fout wordt gemaakt en aan inhoudingsplichtige een naheffingsaanslag wordt
opgelegd (art. 20 AWR). Kan dan worden verzocht om van eindheffing af te zien (art. 31 lid 1
sub a Wet LB), maar wordt vaak vanaf gezien.
1.4 De relatie van de loonbelasting met de inkomstenbelasting
1.4.1 De loonbelasting als voorheffing op de inkomstenbelasting
1.4.1.1 Voorheffing versus eindheffing
Loonbelasting wordt geheven over het loon en kan worden verrekend met de aanslag
inkomstenbelasting (art. 9.2 Wet IB). In een groot aantal gevallen blijft een aanslag IB en verrekening
LB achterwege (art. 9.4 Wet IB), dan wordt het een eindheffing. Het is niet wenselijk de loonbelasting
eindheffing te laten zijn wanneer de geheven loonbelasting minder is dan aan inkomstenbelasting
zou moeten worden betaald, als:
- de verschuldigde IB het voorheffingssaldo met meer dan €45 overtreft; of
- een voorlopige teruggaaf is vastgesteld; of
- belastingplichtige binnen een bij ministeriële regeling te stellen termijn aangifte heeft
gedaan (aanslag op verzoek, art. 9.4 Wet IB).
Eindheffing in materiële zin: als de loonbelasting als voorheffing toereikend is om de verschuldigde
inkomstenbelasting te voldoen.
Eindheffing in formele zin: limitatief opgesomd in de Wet LB (art. 27a en 31 Wet LB). Bestanddelen
zijn dan vrijgesteld voor de inkomstenbelasting (art. 3:84 lid 1 Wet IB) en kan niet als voorheffing
worden verrekend (art. 9.2 lid 1 sub a Wet IB).
1.4.1.2 De loonbelasting als zelfstandige heffing
Loonheffing vervult wel een zelfstandige rol t.o.v. de inkomstenbelasting. Een arbeidsrelatie wordt
op zichzelf beoordeeld voor de vraag of sprake is van een dienstbetrekking losstaand van de
inkomstenbelasting. Kunnen dus ook verschillen zijn in ‘loon’ tussen IB en LB (bijv. loon en winst uit
onderneming). Kan wel nog steeds worden verrekend.
1.4.1.3 Het verrekenen van loonbelasting met inkomstenbelasting
,Alleen geheven loonbelasting kan als voorheffing worden verrekend (art. 9.2 lid 1 sub a Wet IB).
meestal hetzelfde als ingehouden loonbelasting. Inhouden is het van een brutobedrag van het loon
afzonderen van een bedrag met het oogmerk dat op aangifte als loonbelasting af te dragen. Het
inhouden is dus niet hetzelfde, maar gaat vooraf aan afdragen. Als de loonbelasting niet wordt
afgedragen, kijken naar het oogmerk van werkgever. Als het is ingehouden met het oogmerk af te
dragen, dan kan het door werknemer worden verrekend (zelfs zonder afdracht). Had de werkgever
dit oogmerk niet, dan kan loonbelasting toch worden verrekend mits werknemer te goeder trouw
was (meende en ook bij inachtneming van de door hem, gelet op de omstandigheden, te betrachten
zorgvuldigheid redelijkerwijze mocht menen dat de werkgever aan zijn verplichting tot inhouding zou
voldoen). Kan van inhoudingsplichtige worden nageheven (art. 20 AWR).
1.4.2 Verschillen op het punt van het heffingssubject
De heffingssubjecten voor de loonbelasting zijn (art. 1 Wet LB):
- werknemers of hun inhoudingsplichtige;
- artiesten, beroepssporters en buitenlandse gezelschappen;
- bij of krachtens de Wet LB aan te wijzen andere personen.
De groep belastingplichtige voor de IB (art. 2.1 lid 1 Wet IB) is groter dan voor de loonbelasting. Er
moet bij loonbelasting sprake zijn van een werknemer, maar ook inhoudingsplichtige (art. 6 Wet LB).
Kan ontbreken indien werkgever in het buitenland is gevestigd zonder v.i. of vertegenwoordiger in
Nederland.
1.4.3 Het loonbegrip voor de inkomstenbelasting
Het belastbare loon voor de IB is het belastbare inkomen uit werk en woning (art. 3.1 lid 2 sub b Wet
IB). Loonbegrip van de Wet LB vormt hiervoor het uitgangspunt (art. 3.81 Wet IB). Vier elementen:
loon, dienstbetrekking, werknemer en inhoudingsplichtige. Art. 10 Wet LB: loon is al hetgeen uit een
(vroegere) dienstbetrekking wordt genoten. Het loonbegrip van Wet IB sluit niet aan bij de Wet LB:
- als gevolg van de rangorde wel loon voor de LB niet voor de IB (wordt bij de IB dan gezien als
winst uit onderneming i.p.v. loon uit dienstbetrekking);
- fooien en dergelijke prestaties (worden alleen tot het loon voor de LB geregeld voor zover bij
het bepalen van het loon daarmee door de werkgever rekening is gehouden, art. 12 Wet LB
jo. art. 3.6 URLB 2011, zie ook art. 3.81 Wet IB);
- afkoopsommen en dergelijke (art. 3.82 sub a Wet IB, moet sprake zijn van ‘vervanging’ en
‘derven’, dus geen vertraagde of vervroegde uitbetaling van loon);
- uitkeringen op grond van buitenlandse pensioenregelingen (art. 3.82 sub b en c en art. 1.7 lid
2 sub c en d Wet IB, en niet in art. 11 lid 1 sub c Wet LB);
- de exit-heffing bij pensioenen (art. 3.83 Wet IB);
- eindheffingsloon (art. 3.84 lid 1 Wet IB, eindheffingsloon van art. 31 of 32ab Wet LB is
vrijgesteld voor de IB).
1.4.4 Verschillen op het punt van de wijze van heffen
De IB is een aanslagbiljet per kalenderjaar. De LB is een afdrachtbelasting per aangiftetijdvak.
Samenhang tussen de LB en IB brengt mee dat, als een loonbestanddeel in de IB is betrokken,
hierover geen naheffing LB meer kan worden opgelegd.
1.5 De heffing van premies sociale verzekeringen
1.5.1 Algemeen
De sociale verzekeringen zijn te onderscheiden in volksverzekeringen en werknemersverzekeringen.
Volksverzekeringen:
De Algemene Ouderdomswet (AOW)
De Algemene nabestaandenwet (Anw)
De Wet langdurige zorg (Wlz)
, De Algemene Kinderbijslagwet (AKW)
Bij AOW, Anw en Wlz wordt een premie geheven (omslagstelsel: vastgesteld om de uitkeringen te
kunnen betalen) en AKW gefinancierd uit de algemene middelen.
Werknemersverzekeringen:
De Ziektewet (ZW)
De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)
De Werkloosheidswet (WW)
Bij WIA en WW premies geheven, ZW gefinancierd uit de WIA-premie.
Op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) wordt een inkomensafhankelijke bijdrage geheven aan
het zorgstelsel. Ook nog een nominale premie (ziektekostenverzekeringspremie).
1.5.2 Organisatie van de sociale verzekeringen
Organisatie en uitvoering van sociale verzekeringen geregeld in de Wet structuur
uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (SUWI) en uitgevoerd door het SVB, UWV en Zorginstituut.
Belastingdienst zorgt voor heffing en inning premies sociale verzekeringen (art. 57 Wfsv en art. 48
Zvw). Fondsen SVB (volksverzekeringen) (art. 34 lid 1 SUWI):
AOW: het Ouderdomsfonds (art. 82 lid 1 Wfsv)
Anw: het Nabestaandenfonds (art. 82 lid 2 Wfsv)
AKW: het Algemene Kinderbijslagfonds (art. 29a AKW)
Fondsen UWV (werknemersverzekeringen) (art. 30 lid 1 SUWI):
WW: het Algemeen Werklosheidsfonds (Awf, art. 93 Wfsv) en sectorfondsen (art. 94 Wfsv)
WIA: het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aow, art. 112 Wfsv) en Werkhervattingskas (art.
113a Wfsv)
Ufo-premie: het Uitvoeringsfonds voor de overheid (Ufo, art. 106 Wfsv)
Wlz is een volksverzekering, uitgevoerd door het Zorginstituut (art. 58 Zvw en 40 Zvw).
1.5.3 Premieheffing volksverzekeringen
De premie volksverzekeringen (AOW, Anw en Wlz) wordt geheven op grond van de Wet financiering
sociale verzekeringen (Wfsv). Deels inhouding, deels aanslag
1.5.4 Premieheffing werknemersverzekering
Premies werknemersverzekeringen ook op grond van de Wfsv. Werkgever in de zin van de WW of
WIA is premieplichtig.
1.5.5 Bijdrage Zorgverzekeringsweg
Art. 2 lid 1 Zvw: degene die ingevolge Wlz verzekerd is, is verplicht zich krachtens een
zorgverzekering te (laten) verzekeren. Men is verzekeringsplichtig, niet verzekerd op grond van de
Zvw. Premie verschuldigd aan zorgverzekeraar (art. 16 lid 1 Zvw). Inkomensafhankelijke bijdrage
meestal rechtstreeks van werkgever geheven. Kent een eigen heffingsregime in hoofdstuk 5 Zvw.
Hoofdstuk 2 – Belasting- en premieplicht
2.1 Belastingplicht
Werknemer is belastingplichtige voor de loonbelasting. Ook inhoudingsplichtigen, artiesten,
beroepssporters, buitenlandse gezelschappen en bij of krachtens de wet aan te wijzen personen zijn
heffingssubject.
2.2 De heffingssubjecten voor de loonbelasting
2.2.1 Algemeen
, De Wet LB kent meerdere heffingssubjecten, met als centrale figuur de werknemer. In beginsel
geheven door inhouding op het loon (art. 27 lid 1 Wet LB). Als loonbelasting door middel van
eindheffing wordt geheven, dan is inhoudingsplichtige het heffingssubject. Omdat er niet expliciet
over ‘natuurlijke’ personen wordt gesproken, kunnen ook rechtspersonen heffingssubject voor de LB
zijn (eindheffing of pseudo-eindheffing).
2.2.2 De werknemer
Belastingplicht in de zin van de Wet LB is voor werknemers. Dit is een natuurlijke persoon die:
- tot een inhoudingsplichtige in privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking staat
- of van een inhoudingsplichtige loon geniet uit een vroegere privaatrechtelijke of
publiekrechtelijke dienstbetrekking van hemzelf of van een ander, dan wel
- uit een bestaande privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking van een ander
loon geniet (art. 2 lid 1 Wet LB).
Er moet dus van zowel een dienstbetrekking als een inhoudingsplichtige sprake zijn. Fictieve
dienstbetrekking (art. 3 of 4 Wet LB) is ook een dienstbetrekking als in art. 2 lid 1 Wet LB. Ook bij een
vroegere dienstbetrekking (van een ander) (pensioenbetalingen, weduwen- of wezenpensioen).
2.2.4 Aangewezen persoon
‘Bij of krachtens deze wet aan te wijzen personen’ (art. 1 Wet LB) zijn (art. 34 Wet LB en 11 UBLB):
- personen die termijnen van lijfrente of andere periodieke uitkeringen of verstrekkingen, dan
wel bepaalde afkoopsommen (art. 3.133 lid 2 sub d Wet IB) ontvangen (art. 34 lid 1 sub a en
c Wet LB);
- genieters van o.a. AOW-, Anw-, bijstandsuitkeringen e.d. (art. 34 lid 1 sub b Wet LB).
Dit zijn ‘oneigenlijke dienstbetrekkingen’. Er is geen dienstbetrekking, maar een uitkerende instantie.
Uitkeringen worden dus bij fictie aangemerkt als loon uit vroegere arbeid (art. 11 lid 2 UBLB) en dat
maakt dat de uitkerende instantie inhoudingsplichtig is (art. 6 lid 1 sub b Wet LB). Uitkeringen
moeten wel behoren tot het belastbare inkomen uit werk en woning in de zin van de IB (art. 11 lid 1
UBLB). Er is dan ook voor de IB sprake van loon i.p.v. periodieke uitkering, maar behouden wel de
mogelijkheid om in de IB hun kosten af te trekken. WW-uitkeringen zijn ook loon uit vroegere
dienstbetrekking (WW-verzekeringen expliciet in art. 11 lid 1 sub h UBLB).
2.2.6 Vrijwilligers
Binnen bepaalde grenzen vrijwilligers uitgesloten als werknemer voor de LB (art. 2 lid 6 Wet LB). Een
vrijwilliger is degene die niet bij wijze van beroep arbeid verricht voor:
- een algemeen nut beogende instelling;
- een sportorganisatie;
- een niet als zodanig aan te merken lichaam dat niet is onderworpen aan de
vennootschapsbelasting of daarvan is vrijgesteld.
Mag dan uitsluitend vergoedingen of verstrekkingen ontvangen tot €150 per maand of €1.500 per
jaar (art. 2 lid 6 Wet LB). Als de gezagsverhouding ontbreekt kijken of er misschien van een fictieve
dienstbetrekking sprake is. Geen sprake van bron van inkomsten indien de vergoeding niet hoger is
dan de door de vrijwilliger gemaakte kosten.
2.3 De dienstbetrekking
2.3.1 Algemeen
Sprake van een privaat- en publiekrechtelijke dienstbetrekking (art. 2 lid 1 Wet LB). Alleen bij een
bron van inkomen kan een dienstbetrekking tot LB leiden.
2.3.2 De privaatrechtelijke dienstbetrekking
2.3.2.1 Algemeen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Robinneehus. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.94. You're not tied to anything after your purchase.