100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
FA-MA101 Chronische aandoeningen, Uitgebreide Samenvatting $11.24
Add to cart

Summary

FA-MA101 Chronische aandoeningen, Uitgebreide Samenvatting

1 review
 124 views  8 purchases
  • Course
  • Institution

In deze uitgebreide samenvatting wordt per ziektebeeld de leerstof van de casusbesprekingen samengevat. Per hoofdstuk is de definitie, risicofactoren, pathofysiologie, symptomen, evt. classificatie, beleid en de geneesmiddelen beschreven. Per geneesmiddel is de evidence beschreven waarop de plaats ...

[Show more]

Preview 4 out of 136  pages

  • March 12, 2021
  • 136
  • 2020/2021
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: shatha1999wadeh99 • 1 year ago

avatar-seller

Available practice questions

Flashcards 38 Flashcards
$3.20 0 sales

Some examples from this set of practice questions

1.

Paracetamol; Migraine

Answer: Het exacte werkingsmechanisme is tot op heden nog niet opgehelderd. Mogelijk berust het effect op remming van het enzym cyclo-oxygenase (COX). De analgetische werking zou dan samenhangen met remming van COX-1 en de antipyretische werking met remming van COX-2. Echter, dit is geen verklaring voor het ontbreken van een ontstekingsremmend effect. Een mogelijke verklaring hiervoor is een mogelijke neutralisatie van paracetamol door een lokale overmaat aan peroxides in ontstoken weefsel. Paracetamol is een radicalenvanger die peroxides kan neutraliseren die in de arachidonzuurcyclus belangrijk zijn bij de prostaglandinesynthese. De hoeveelheid peroxides is bij een ontsteking echter zo groot dat paracetamol hier onvoldoende effect op heeft. Een ander mogelijk werkingsmechanisme hangt samen met de gedeeltelijke metabolisatie tot AM404. Deze metaboliet remt de heropname van het endogene cannabinoïde anandamide. Tevens remt AM404 de activatie van de pijnreceptor \'Transient Receptor Potential Vanilloid I (TRPV1) en stabiliseert het natriumkanalen. Al deze factoren zijn van invloed op de totstandkoming van pijn. Eerste keuze 1000 mg ook in combinatie met metoclopramide zijn effectief voor de behandeling van migraine (bewijskracht hoog). Paracetamol is goedkoop, makkelijk verkrijgbaar en heeft weinig bijwerkingen.

2.

NSAID; Migraine

Answer: Het werkingsmechanisme van NSAID’s bij pijn, koorts en ontsteking is niet volledig bekend. Ze remmen het enzym cyclo-oxygenase (COX), dat is betrokken bij de omzetting van arachidonzuur in prostaglandines en waardoor de prostaglandinesynthese wordt onderdrukt. Prostaglandines spelen een belangrijke rol bij het ontstaan van pijn, en bij het ontstaan van ontstekingen en koorts. De enzymremming van NSAID’s is irreversibel bij acetylsalicylzuur en reversibel bij de overige stoffen Tweede keuze (acetylsalicylzuur, ibuprofen of naproxen) evt. in combinatie met metoclopramide of domperidon (sterke aanbeveling, hoge bewijskracht) Ibuprofen en acetylsalicylzuur zijn ook goedkoop, maar hebben meer bijwerkingen dan paracetamol. Bij jonge patiënten echter kunnen NSAID’s veilig kortdurend worden gebruikt. naproxen wanneer er langere werking nodig is.

3.

triptanen; Migraine

Answer: Triptanen zijn selectieve serotonine-agonisten van de 5-HT1B/1D-receptor; waarschijnlijk berust de werking bij neurovasculaire hoofdpijn op deze eigenschap. Door activatie van de 5-HT1B/1D-receptor in de intracraniale bloedvaten en zenuwcellen in het trigeminocervicale complex veroorzaken ze craniale vasoconstrictie en remmen ze de afgifte van proinflammatoire neuropeptiden. 5-HT-1B: vermindert de pijn veroorzaakt door de vasodilatatie door middel van vasoconstrictie de receptoren zitten postsynaptisch, op het gladde spierweefsel van de bloedvaten in de dura mater (=hersenvlies) Let op!: 5HT1B-receptoren zitten ook op coronaire slagaders. Bij gebruik van sumitriptan vindt er ook vasoconstrictie plaats van deze slagaders (kans op coronaire doorbloedingsstoornissen) Hierdoor gecontra-indiceerd bij coronaire doorbloedingsstoornissen. 5-HT-1D: blokkeert de afgifte van eiwitten die op de vaten in der hersenen werken en de plaatselijke ontsteking veroorzaken bij migraine. de receptoren zitten presynaptisch, door stimulatie wordt de afgifte van CGRP geremd Alle triptanen zijn ongeveer even effectief; de kans op pijnvrij zijn na 2 uur is 30-40%. Triptanen zijn effectief voor de behandeling van migraine. Triptanen zijn niet overtuigend effectiever dan paracetamol en in vergelijking met NSAID’s maar beperkt onderzocht en ook alleen in combinatie met metoclopramide. Triptanen zijn tweedekeusbehandeling, net als NSAID’s vanwege de mogelijke (ernstige) bijwerkingen.

4.

betablokkers; migraine

Answer: metoprolol & propanolol De werking van de β-blokkers metoprolol en propranolol bij migraine wordt toegeschreven aan een vergroting van de perifere vaatweerstand. Metoprolol heeft de voorkeur boven de anti-epileptica (topiramaat en valproïnezuur) en de tricyclische antidepressiva vanwege minder bijwerkingen en de ruime ervaring. Er zijn geen duidelijke aanwijzingen voor een verschil in werkzaamheid [1]. Van de β-blokkers zijn de alleen lipofiele β-blokkers zonder intrinsieke sympathicomimetische activiteit metoprolol en propranolol geregistreerd voor migraineprofylaxe. Door een gunstiger bijwerkingenprofiel gaat de voorkeur uit naar de selectieve β-blokker metoprolol [1]. Een contra-indicatie is astma.

5.

anti-epileptica; Migraine

Answer: valproïnezuur: Bij epilepsie berust de werking mogelijk op verhoging van de concentratie van GABA in de synaptische spleet, door verhoging van de synthese en remming van de afbraak. Tevens heeft valproïnezuur mogelijk een effect op de spanningsafhankelijke natrium- en kaliumkanalen. topiramaat: De anticonvulsieve werking van topiramaat berust waarschijnlijk op beïnvloeding van de spanningsafhankelijke natriumkanalen en op versterking van de werking van gamma-aminoboterzuur. Tevens is het een zwakke antagonist van het kaïnaat-subtype van de glutamaatreceptor. Verder remt het sommige iso-enzymen van koolzuuranhydrase. Evidence: De voorkeur gaat uit naar bètablokkers, doordat deze door de huisarts ingezet kunnen worden. valproïnezuur moet ingezet worden door de neuroloog. Door de contra-indicatie zwangerschap(swens), geldt ook voor andere anti-epileptica. In bepaalde situaties ligt de voorkeur anders:

6.

Levodopa decarboxylaseremmer; Parkinson

Answer: Levodopa is de voorloper van dopamine en wordt zowel perifeer als centraal omgezet in dopamine. Levodopa is in tegenstelling tot dopamine in staat om de bloedhersen-barrière te passeren. Carbidopa (of een andere decarboxylaseremmer) verhinderd de perifere omzetten van levodopa naar dopamine door het enzym decarboxylase. Carbidopa kan de bloedhersen-barrière niet over. evidence: Levodopa werkt beter dan andere parkinson medicatie in monotherapie voor vermindering symptomen eerste keuze bij patienten boven 40 jaar. levodopa wordt in vergelijking met dopamine agonisten minder geassocieerd met freezing, slaperigheid, hallucinaties en risico op impulscontrolestoornissen de kans op bewegingsstoornissen (dyskinisien) groter dan bij dopamine agnosten

7.

dopamineagonisten; Parkinson

Answer: pramipexol & ropinirol De dopamineagonisten pramipexol en ropinirol antagoneren de D2- en D3-receptoren. Voor de antiparkinsonactiviteit wordt activering van de D2-receptor als meest belangrijk gezien In het vroege stadium, bij patiënten onder de 40 jaar. Ze zorgen minder voor dyskinesieën& responsfluctuaties dan levodopa bij deze patiënten groep. In deze groep komen dyskinesieën veel voor. Zorgen bij oudere patiënten (>60 jaar) (met cognitieve problemen) meer voor bijwerkingen m.n. impulsstoornissen, hallucinaties, hypotensie, toegenomen slaperigheid; vergeleken met levodopa bij deze patiëntengroep. (= psychiatrische bijwerkingen)

8.

COMT-remmers; Parkinson

Answer: entacapon & talcapon Remt het COMT-enzym reversibel (hoofdzakelijk perifeer) en verhoogd zo de biologische beschikbaarheid van levodopa Entacapon verhoogt de BB van levodopa in combinatie met benserazide 5-10% meer dan bij levodopa in combinatie met carbidopa Entacapon is de COMT-remmer van eerste keuze. Wordt ingezet in een later gecompliceerd stadium van de ziekte, als er sprake is van voorspelbare responsfluctuaties (wearing-off). topcapon werkt ook centraal.

9.

MAO-B-remmers; Parkinson

Answer: De MAO-B-remmers rasagiline, safinamide en selegiline remmen het enzym MAO-B, waardoor in de hersenen de afbraak van dopamine wordt geremd en de dopamineconcentratie wordt verhoogd. Safinamide zorgt naast het MAO-B-remmende effect ook voor een toestandsafhankelijke blokkering van de potentiaalgevoelige natriumkanalen en modulering van de gestimuleerde afgifte van glutamaat. In welke mate deze niet-dopaminerge effecten bijdragen tot de werking, is niet bekend. Even effectief als dopamineagonisten in de ongecompliceerde fase, maar dopamineagonisten stellen het gebruik van levodopa langer uit.

10.

Amantadine; Parkinson

Answer: Amantadine heeft dopaminerge, anticholinerge en N-Methyl-D-aspartaat (NMDA) blokkerende eigenschappen Het zorgt voor de vertraging van de dopamine heropname in de presynaptische zenuwuiteinden Bevordering van het vrijmaken van endogeen dopamine uit de zenuwuiteinden NMDA-antagonisme Mogelijk enige anticholinerge activiteit (zorgt dus voor een beter balans tussen dopamine en aceylcholine) Amantadine is sometimes useful to ameliorate levodopa-induced dyskinesias, and dopaminergic agonists can be helpful in managing motor fluctuations. Amantadine is niet geschikt bij patiënten in een vergevorderd stadium tegen wearing-off symptomen, omdat het risico’s op dyskinessien verhoogd en er geen onderbouwende onderzoeken zijn uitgevoerd voor de combinatie amatadine bij levodopa in een vergevorderd stadium van ZvP.

FA-MA101
Chronische aandoeningen
Samenvatting

,FA-MA101 Chronische aandoeningen M. de Leeuw



Inhoudsopgave
Inleiding FA-MA101 Chronische aandoeningen .....................................................................................7
Doelstelling.................................................................................................................................................. 7
Leerdoelen................................................................................................................................................... 7
Benodigde voorkennis ................................................................................................................................. 7
Nierfunctie............................................................................................................................................... 8
Natrium en Kalium waardes .................................................................................................................. 11
Begrippenlijst .................................................................................................................................... 19
Migraine ........................................................................................................................................... 20
Definitie; Migraine..................................................................................................................................... 20
Risicofactoren; Migraine ........................................................................................................................... 20
Pathofysiologie; Migraine ......................................................................................................................... 20
Anatomie hersenen, van belang bij de pathofysiologie van migraine .................................................. 23
Symptomen; Migraine ............................................................................................................................... 23
Migraine Vs. spanningshoofdpijn .......................................................................................................... 23
Prodromale verschijnselen .................................................................................................................... 24
Migraine met aura ................................................................................................................................. 25
Beleid; Migraine ........................................................................................................................................ 26
Aanvalsbehandeling .............................................................................................................................. 26
Profylaxe van migraine .......................................................................................................................... 27
Geneesmiddelen; Migraine ....................................................................................................................... 28
Paracetamol .......................................................................................................................................... 28
NSAID’s .................................................................................................................................................. 28
Triptanen ............................................................................................................................................... 29
Bètablokkers .......................................................................................................................................... 31
Valproïnezuur ........................................................................................................................................ 33
Topiramaat ............................................................................................................................................ 34
De ziekte van Parkinson ..................................................................................................................... 35
Definitie; De ziekte van Parkinson............................................................................................................. 35
Pathofysiologie; De ziekte van Parkinson ................................................................................................. 35
Dopamine basics ................................................................................................................................... 35
Basale Ganglia; Directe route ................................................................................................................ 36
Basale Ganglia; Indirecte route ............................................................................................................. 36
De ziekte van Parkinson ........................................................................................................................ 37
Beloop & Prognose; de Ziekte van Parkinson ....................................................................................... 40
Symptomen; De ziekte van Parkinson ....................................................................................................... 41



Universiteit Utrecht Pagina 2 van 136

,FA-MA101 Chronische aandoeningen M. de Leeuw


Motorische symptomen ........................................................................................................................ 41
Niet-motorische symptomen ................................................................................................................ 41
Beleid; De ziekte van Parkinson ................................................................................................................ 42
De vroege/ ongecompliceerde fase ...................................................................................................... 42
Gecompliceerde fase ............................................................................................................................. 42
Beleid; niet-motorische symptomen ..................................................................................................... 43
Impulscontrolestoornissen bij de ziekte van Parkinson ........................................................................ 44
Geneesmiddelen; De ziekte van Parkinson ............................................................................................... 44
Levodopa + decarboxylaseremmer ....................................................................................................... 44
Dopamine-agonisten: pramipexol, ropinirol ......................................................................................... 45
Bijwerkingen levodopa/ dopamineagonisten verklaren ....................................................................... 46
Catechol-O-methyl-transferase-(COMT)-remmers: entacapone, tolcapon .......................................... 47
Amantadine ........................................................................................................................................... 47
MAOB-remmers: selegiline .................................................................................................................... 48
Apomorfine (ook een dopamineagonist) .............................................................................................. 48
Diabetes Mellitus .............................................................................................................................. 50
Definitie; Diabetes Mellitus ....................................................................................................................... 50
Risicofactoren; Diabetes Mellitus type 2................................................................................................... 50
Pathofysiologie; Diabetes Mellitus type 2 ................................................................................................. 50
De opname/ uitscheiding van glucose .................................................................................................. 51
Bloedglucose concentratie & HbA1C-gehalte......................................................................................... 52
Symptomen; Diabetes Mellitus type 2 ...................................................................................................... 52
Beleid; Diabetes Mellitus type 2 ............................................................................................................... 53
Behandeldoel + streefwaardes om beleid te beoordelen en gnm in te zetten .................................... 53
Medicamenteuze stappen..................................................................................................................... 54
Geneesmiddelen; Diabetes Mellitus type 2 .............................................................................................. 55
Metformine ........................................................................................................................................... 55
Sulfonylureumderivaten........................................................................................................................ 56
Repaglinide ............................................................................................................................................ 56
Insuline .................................................................................................................................................. 57
GLP-1-analoga ....................................................................................................................................... 58
Dipetideylpeptidase-4-remmers (DPP4-remmers)................................................................................ 59
SGLT2-remmers (natirum-glucose-cotransporter-2-remmers) ............................................................. 60
Thiazolidinedionen ................................................................................................................................ 61
Hartfalen........................................................................................................................................... 62
Definitie; hartfalen .................................................................................................................................... 62




Universiteit Utrecht Pagina 3 van 136

, FA-MA101 Chronische aandoeningen M. de Leeuw


Risicofactoren; hartfalen ........................................................................................................................... 62
Pathofysiologie; hartfalen ......................................................................................................................... 62
Links hartfalen ....................................................................................................................................... 62
Rechts hartfalen .................................................................................................................................... 63
Systolisch hartfalen (HF-REF)................................................................................................................. 63
Diastolisch hartfalen (HF-PEF) ............................................................................................................... 65
Remodeling ........................................................................................................................................... 67
RAAS ...................................................................................................................................................... 68
B-type natriuretische peptiden (BNP) ................................................................................................... 68
Symptomen; hartfalen .............................................................................................................................. 68
Classificatie; hartfalen ............................................................................................................................... 69
Beleid; hartfalen ........................................................................................................................................ 69
Beleid; systolisch hartfalen.................................................................................................................... 69
Beleid; diastolisch hartfalen .................................................................................................................. 70
Beleid; Acuut hartfalen.......................................................................................................................... 70
Overige medicamenteuze behandeling bij hartfalen ............................................................................ 71
Geneesmiddelen; hartfalen....................................................................................................................... 72
ACE-remmers......................................................................................................................................... 72
Angiotensine II-antagonisten (ARB’s) .................................................................................................... 74
Lisdiuretica ............................................................................................................................................ 75
Selectieve bètablokkers......................................................................................................................... 76
Aldosteronantagonisten ........................................................................................................................ 77
Digoxine ................................................................................................................................................. 78
Chronic Obstructive Pulmonary Disease (COPD) ................................................................................. 81
Definitie; COPD .......................................................................................................................................... 81
Risicofactoren; COPD ................................................................................................................................ 81
Pathofysiologie; COPD............................................................................................................................... 81
Longparameters .................................................................................................................................... 81
COPD ..................................................................................................................................................... 82
Beloop & prognose COPD...................................................................................................................... 87
Vergelijking van COPD met Astma ........................................................................................................ 88
Symptomen; COPD .................................................................................................................................... 89
Classificatie; COPD..................................................................................................................................... 90
Beleid; COPD ............................................................................................................................................. 90
Onderhoudsmedicatie........................................................................................................................... 91
Beleid bij exacerbaties........................................................................................................................... 93




Universiteit Utrecht Pagina 4 van 136

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Michelle1802. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $11.24. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52510 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$11.24  8x  sold
  • (1)
Add to cart
Added