Jeugdcriminaliteit En Jeugdbescherming (200600063)
All documents for this subject (44)
Seller
Follow
alruiter20
Reviews received
Content preview
Samenvatting Jeugdcriminaliteit – Ido Weijers
Hoofdstuk 1 – Jeugdcriminaliteit: wetenschap, media en politiek
Grote stijging in aandacht voor overlast en criminaliteit door jeugd in laatste decennia.
- Maar vaak containerbegrip: geen onderscheid veelplegers, spijbelaars, jeugd, etc.
- Niet altijd wetenschappelijk onderbouwd
1.1 Paniek en urgentie
Anno 2020 afname van jeugdcriminaliteit, maar aanhoudend paniek leidt tot roep om ingrijpen van overheid.
- Wisselend per land of overheid hier prioriteit aan geeft. Nederland: vroeger veel ‘gedogen’, nu ‘bestrijden’.
Wisselwerking tussen politiek en media: media bespreekt criminaliteit uitvoerig; politici reageren en doen voorstellen (vaak
zonder ernst, oorzaken en resultaten van interventies goed bekend zijn).
Media en politiek creëren permanent gevoel van urgentie rond ‘jeugd op verkeerde pad’.
Maar: globaal afnemende jeugddelinquentie (Vlaanderen) en afname jeugdcriminaliteit (Nederland).
Media en politiek
Afname jeugdcriminaliteit past in dalende misdaadcijfers in Westerse wereld. Maar, Nederlandse media vertonen
verschillende biases in berichtgeving over jeugdcriminaliteit:
1. Hoeveelheid berichtgeving: geregistreerde jeugdcriminaliteit daalt sinds 2007 sterk, maar berichtgeving neemt
nauwelijks af (soms zelfs toe)
2. Disproportioneel veel aandacht aan high impact crimes (straatroof en geweld), maar juist sterk afgenomen
3. Associatie tussen Marokkaanse jeugd en ‘straatterreur’ (begonnen bij PVV, maar nu breder overgenomen)
Jeugdcriminaliteit van alle tijden, maar varieert van karakter.
1.2 Bronnen
Uitspraken over jeugdcriminaliteit o.b.v. cijfers van politiek, gerechtelijke gegevens (OM en rechtbank), zelfrapportages onder
jongeren en slachtofferenquêtes. Allemaal op zichzelf onvoldoende betrouwbare informatie.
Politiecijfers
Media en politiek vaak o.b.v. politiecijfers, maar zegt weinig of er sprake is van toename.
- Cijfers beïnvloed door meldingsbereidheid (afhankelijk van aard criminaliteit) en beleidsprioriteiten
- Hoog dark number: niet alle vormen van criminaliteit worden zichtbaar bij politie; vooral straatcriminaliteit
(zichtbaar), geweldscriminaliteit (prioriteit) of daders met negatieve prognose (allochtonen).
- Veranderingen in wetgeving door verschuiving van maatschappelijke aandacht beïnvloeden cijfers
Sprake van wisselende prioriteit en selectiviteit van ‘sociale constructie’ van (jeugd)criminaliteit. Daarnaast invloed van
demografische factoren: evolutie minderjarigen in totale bevolking en migratieprocessen.
Zelfrapportage
Voordelen:
- Goed beeld van meest voorkomende/typerende jeugddelicten (zwartrijden, uitschelden o.b.v. huidskleur, vuurwerk
afsteken, vechten zonder verwonding en graffiti).
- Inzicht in gezonde aspecten: meeste delicten samen gepleegd en nauwelijks rol van alcohol drugs.
- Werpen scherp licht op verband tussen jeugdcriminaliteit, etniciteit en cultuur (nauwelijks verschillen tussen
autochtone en allochtone jongeren)
Beperkingen:
- Beperkt aantal delicten opgenomen in enquête
- Sommige daders moeilijker te bereiken met gebruikelijk enquêtemethoden
- Rapportages geen goed beeld van ernst van delicten (schade en gevolgen slachtoffers
- Minst betrouwbaar bij geweldsdelicten
Slachtofferenquêtes
Goede indruk van ontwikkeling van aantal slachtoffers van misdrijven.
Beperkingen:
- Geen uitsluitsel over leeftijd daders
- Stijging en daling deels veroorzaakt door toe- of afname van meldingsbereidheid bij publiek
- Stijging en daling deels veroorzaakt door toe- of afname bereidheid bij politie om proces-verbaal op te maken
Prestatieparadox: hoe beter politie haar werk doet, des te meer criminaliteit er lijkt te zijn
1
,Achter juridische kwalificaties van delinquent gedrag zit diversiteit en complexiteit in gedragingen van jongeren. Achter
landelijke gegevens zitten regionale verschillen; achter stedelijk gebieden zitten verschillen in buurten.
1.3 Pendelbewegingen in de criminologie
Verschillende paradigma’s in criminologie die naast elkaar bestaan: verschillen in mens- en maatschappijbeelden en
verschillende visies op ontstaan en mechanismen. Niet altijd tegenover elkaar, maar voortdurende evolutie met nieuwe
inzichten.
Invloeden van brede maatschappelijke en politieke veranderingen:
- Na WOII theorieën uit VS met dominantie van sociologische en sociaalpsychologische benaderingen criminaliteit
gevolg van verstoord aanpassingsproces aan heersende waarden en cultuur. Aandacht voor negatieve
socialisatieprocessen
- Jaren ‘60 kritiek op etiologische benadering: was gebaseerd op vertekenede justitiële gegevens door
selectiemechanismen en stereotypen; ingrijpen van overheid leidde juist tot stigmatisering
- Jaren ’70 kritiek op beschermingsmodel van conservatieve stroming (stelde dat criminele jeugd geholpen moest
worden)
- Jaren ’80 pleidooi voor afschrikkende karakter van strafrechtelijke interventies
o Ook andere geluiden: in internationale teksten juist interventies aanbevolen met opvoedend karakter,
rekening houdend met persoonlijkheid en specifieke noden van jeugdigen.
- 1989: Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind: rechts- en proceswaarborgen voor kinderen en sociale
verplichtingen voor staten
- Eind jaren ’80: meer aandacht voor sociale achtergronden van jeugdcriminaliteit (bindingstheorie Hirschi: goede
sociale bindingen als vangnet van sociale controle heeft remmende werking op jeugddelinquentie)
- Eind jaren ’90: kritiek op werking van politie en justitie (toename mediaberichtgeving en stijgende cijfers). Ook
oververtegenwoordiging van allochtone daders meer aandacht
Meer vraag naar evidence-based preventie- en interventieprogramma’s. Introductie concept ‘risicofactor’. Onderzoek
doen door wetenschap.
1.4 Levensloop
Wisselende aandacht voor jeugdcriminaliteit, maar niet nieuw. Altijd al veel aandacht voor.
- Age-crime-curve: snelle toename van delinquent gedrag onder jongeren, gevolg door daling rond 18 jaar of jaren
daarna, halverwege jongvolwassenheid.
Inmiddels veel bekend over jeugdcriminaliteit en uitgegroeid tot apart specialisme binnen criminologie. Binnen
jeugdcriminaliteit sprake van veel wetenschappelijke diversiteit. Inzicht dat jeugdcriminaliteit de criminaliteit is van
adolescenten (12-18 jarigen), heeft impact voor verzelfstandiging door twee ontwikkelingen:
1. Ingrijpende evolutie in afgelopen eeuw in leven van 12-18 jarigen:
o Enerzijds zijn jongeren langer afhankelijk dan vroeger (langer naar school; geen zelfstandig inkomen)
o Anderzijds worden jongeren (+ mening) serieuzer genomen
2. Verhevigde onderzoeksinteresse voor adolescentie vanuit psychologie, psychiatrie, neurologie, sociologie,
pedagogiek en genetica meer bekend over biologische, cognitieve, morele en emotionele ontwikkeling
Context en levensstijl
Nieuwe nadruk op context waarin ontwikkeling plaatsvindt en oog voor problematische ontwikkelingen. Meer besef van
betekenis van gebeurtenissen op macroniveau voor ontwikkeling van kind (tijdperk, voor-/tegenspoed, rampen, crisis, etc.),
maar daarnaast ook dichter bij kind.
- Daarnaast aandacht voor levensstijl en interactie tussen levensstijl en individuele karakterkenmerken gepaard met
life-course/levenslooponderzoek = op lange termijn. Idee van algemene oorzaak voor ontstaan van criminaliteit
verwerpen. Ook ‘volmaakte screening’ voor preventie opgegeven.
Opkomst van ontwikkelingspsychopathologie: condities waaronder stoornissen in ontwikkeling kunnen optreden, voortduren
of verdwijnen. Hierdoor meer oog voor balans risico- en beschermende factoren. Meer inzicht samenspel kind en omgeving
en rol van veerkracht.
- Gaat om een opeenstapeling van risicofactoren op tenminste één levensdomein continuïteit nodig= ‘veilige plaats’
(goede vriend, contact ouders, steun uit school)
Blijft rol van determinisme. Door grote complexiteit (gewicht van interacties moeilijk in te schatten) moeilijk voorspellingen
doen. Ook rol van sociaaleconomische context belangrijk; ook daarover verschillende opvattingen.
1.5 Geweld
Jonge geweldplegers (15-17): vaak gebrekkige scholing, zwakke gezinsachtergrond, onvoldoende toezicht, leven op straat en
slecht ontwikkeld geweten.
Oudere adolescente geweldplegers: deel van bredere set problematische gedragingen en delicten; zorgelijke levensstijl
2
,‘Criminalisering van kattenkwaad’: vroege interventies (prepressie) als hefboom voor interventie in welzijns- of hulpverlening
Net-widening: jongere in beeld op ene gebied en ‘moet’ dan ook hulp krijgen op andere gebieden
Toegenomen (en selectieve) gevoeligheid: verschuiving van fysieke naar meer verbale bedreiging en verschuiving van zware
naar lichte mishandeling wringt met idee dat grilligheid en af en toe over de schreef gaan hoort bij adolescentie en vanzelf
overgaan zonder justitiële tussenkomst.
1.6 De relatie met het strafrecht
Maturity gap: discrepantie van jongeren in zelfstandigheidsontwikkeling: enerzijds langer afhankelijk (school), anderzijds
meer inbreng/autonomie.
Jeugdcriminaliteit aparte tak (met apart jeugdstrafrecht)
- Afgelopen jaren toename in kennis over ontwikkelingsperiode van adolescentie en specifieke ‘problemen’
- Sociale constructie van criminaliteit: gedrag als ‘crimineel’ bestempeld door menselijke afspraken (verschillend per
tijd, regio, land en continent)
Jeugdcriminaliteit richten op gedrag dat valt onder strafrechtelijke definitie van criminaliteit (geen overlast of ongepast
gedrag)
- Overheidsingrijpen met beroep op ‘bescherming van de jeugd’
Goed als criminologen een bijdrage leveren aan beleids- en wetgevingsdiscussies. Daarnaast alert zijn op definitorische net
widening: niet alle ‘overlast’ moet behandeld worden als vallend binnen definitie van jeugdcriminaliteit. Soms ‘hoort’ het bij
levensfase.
In toekomst steeds meer nieuwe onderzoeksgebieden die bijdragen aan kwalificatie en aanpak van delinquent gedrag.
Belangrijk te verhinderen dat ‘minder aangename kanten’ van normale ontwikkeling worden opgevat als jeugdcriminaliteit
(bv door toenemen gevoel van onveiligheid). Criminalisering omdat het ergernis en angst oproept voorkomen door
onderzoek.
Hoofdstuk 2 – Een historisch perspectief op jeugdcriminaliteit
Vroeger minder criminalisering, onaangepast gedrag ‘hoorde erbij’. Minder prominente rol van overheid en meer ingrepen
door publiek en burgers zelf. Wel hoger geweldsniveau en betrekkelijke onveiligheid op straat.
Fundamenteel verschil in houding t.o.v. criminaliteit en overheidsaanpak
1900 ingrijpende verandering strafrecht voor jeugd: van behandeling als ‘kleine volwassene’ in volwassen strafrecht naar
‘opvoeding in plaats van straf’.
- Omwenteling in bestraffing van minderjarigen en nieuwe definiëring van jeugddelinquentie.
2.1 Negentiende eeuw
Sterkte toename in Westerse wereld ven zorg en bemoeienis met kind. Verlichte ideeën over vormbaarheid en
opvoedbaarheid van kind, gecombineerd oor Romantische ideeën over typisch kinderlijke en kwetsbaarheid.
Sociale enquête en criminele statistieken
Ondanks toenemende onderwijsaanbod, werkten veel jonge kinderen. Halverwege 19e eeuw deden enquêtes alarmbellen
rinkelen over ontwikkelende jeugd (o.a. zeer lange werkdagen).
- 1874: Wet op Kinderarbeid van Van Houten: onder 12 jaar niet werken op land
- 1889: eerste wetsontwerp voor wet op kinderbescherming
Uit enquêtes bleek veranderende perceptie van criminaliteit, samenvatting in zin: ‘classes laborieuses - classes dangereuses’.
Door enquêtes werd ‘slechte milieu’ (arme bevolkingsgroepen) geïntroduceerd als verklaringen voor delinquent gedrag van
minderjarigen nieuw dat jeugdcriminaliteit als maatschappelijk probleem werd gezien.
In eerste helft van 19e eeuw dat apart justitiële en sociaal politieke aandacht kwam voor criminaliteit van minderjarigen.
Statistieken werden gepubliceerd die crimineel gedrag onder meerderjarigen toonden verder aangewakkerd.
Leeftijd werd verzachtende omstandigheid in strafrecht; zo werden minderjarigen op ‘gepaste wijze’ maar wel
correctioneel vervolgd en gestraft.
Jeugdgevangenissen
Minderjarigen zaten eerst in gewone gevangenissen, maar sterke kritiek met kennis dat (negatieve) omgeving van grote
invloed is.
- 1832: eerste jeugdgevangenissen
Aparte interesse voor jeugdcriminaliteit:
- Enerzijds oog voor maakbaarheidsoptimisme (kind is vormbaar) uit verlichting
- Anderzijds nadruk op erfelijke bepaaldheid van crimineel gedrag
3
, Vanuit algemene statistieken algemene trend van toenemende criminaliteit bij minderjarigen zichtbaar, maar niet eenduidig
op regionaal niveau.
Van platteland naar grote stad
Begin negentiende eeuw werd criminaliteit onder minderjarigen gezien als kenmerkend ruraal (delicten die pasten in de
landelijke omgeving; diefstal sprokkelhout, steken van turf, etc.); geen typisch stadskarakter
- Paste bij plattelandsjeugd in context van industrialisering en proletarisering (verhoogde sociale/economische druk op
overlevingsstrategieën.
Tweede helft negentiende eeuw beweging richting stedelijke vermogenscriminalilteit. Na 1860 binnen geregistreerde
criminaliteit accent op jeugd in grote stad (verschuiving van aard en plaats van vervolgde jeugdcriminaliteit) lange
termijnverschuiving
Rondzwervende jeugd
Weglopen en hangen op straat van alle tijden, maar betekenis per cultuur verschillend. Door moeilijke omstandigheden
weglopen van ouderlijk huis; beter leven zoeken.
- Eerste helft 19e eeuw: weglopen gezien als maatschappelijk probleem. Jongeren overdag doelloos op straat en ’s
nachts bedreiging van rust van burgerij ergernis
- Ook medelijden: Theorie van het ‘verwaarloosde kind’; niet door erfelijke factoren of psychische gebreken, maar
fundamenteel ontbreken van pedagogische zorg in gezin als risicofactor voor crimineel gedrag.
Ontstonden tehuizen voor bescherming van kinderen en heropvoeding.
Ontstaan criminologie
Nieuwe sociale wetenschappen (o.a. criminologie) grote invloed op visie van ‘jeugdcriminaliteit’. Kijken naar achtergronden
van criminaliteit bij kinderen
- Lombrosso: biologische benadering
- Lacassagne: sociale benadering
Begin negentiende eeuw verschuiving van ouderloze kind naar criminele kind (door Verlichting), in tweede helft juist sterk
ouders van criminele en verwaarloosde kind in beeld omgeving als belangrijkste oorzaak. Om kind te beschermen werd
kind voor lange tijd uit bedervende ouderlijke omgeving geplaatst.
2.2 De eerste helft van de twintigste eeuw
Aan begin 20e eeuw wetgeving gericht op preventie; bescherming van zowel maatschappij als om jongeren op rechte pad te
brengen vooral in België, in Nederland bescherming van minderjarigen minder vergaand (wel onderscheid van
volwassenen). Wetboek van strafrecht bleef gebruikte kader.
- Proportionaliteitsprincipe: verhouding tussen ernst van delict en zwaarte van justitiële reactie soms onder druk (net
als in 19e eeuw) diep ingrijpen n.a.v. relatief onschuldige delicten verantwoord vanuit ‘belang van kind’ en de
vraag ‘wat kán en wat móet’.
Criminaliteit als symptoom
Door Belgische wet op kinderbescherming naast delinquent gedrag ook andere problematische, onwenselijke of zorgelijke
gedragingen van jongeren aanpakken met justitiële interventies wekte jaloezie van Nederlandse rechters (hele
strafrechtelijke kader werd losgelaten, inclusief klassieke rechtsbeschermende principes van strafrecht
- Grens tussen delinquent gedrag en ander onwenselijk gedrag moeilijk te trekken; was bedoeling van wet
Concluderend kan gesteld worden dan het radicale gedachtegoed van eind negentiende eeuw, waarbij niet het kind
zelf, diens (partiële) schuld, verkeerde karakter of gebrek aan verantwoordelijkheid als oorzaak van z’n slechte gedrag
werd beschouwd, maar het kind als onschuldig werd gezien en zijn delictgedrag slechts als symptoom van
achterliggende problemen werd opgevat, in België uitzonderlijk stringent in wetgeving en rechtshandhaving gestalte
heeft gekregen.
Na het Interbellum klassiek genderspecifieke profiel van misdaden langzaam verschuiven. Doorlezen p.32.
Weglopen
In 20e eeuw verschuiving in wijze waarop delinquent gedrag en ongewenst gedrag van jongeren werd gepercipieerd
geproblematiseerd. Weglopen moeilijker en meer beladen. Door weglopen moesten kinderen zelf werk vinden, maar was
moeilijk met verbod op kinderarbeid. Daarnaast door ingestelde leerplicht ook weglopen van school. Rond 1900 werd
wegelopen gezien als uitdrukking van maatschappelijk falen, van zowel kind als gezin.
- Jaren ’20-’30 toename weglopen door economische depressie
Verband tussen maatschappelijke ontwikkelingen en criminaliteit onder meisjes meer werken meer zelfstandigheid en
ongebondenheid meer ouderlijke conflicten en meer publiek zichtbaar meer interventies voor diefstal en prostitutie
noodzakelijk.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller alruiter20. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.85. You're not tied to anything after your purchase.