Hoofdstuk 1 – Introduction: theories of social development
Studie naar sociale ontwikkeling: beschrijven van sociaal gedrag van kinderen en hoe dit gedrag verandert. Focus op
relaties en ideeën over zelf en anderen. Deze ontwikkeling door factoren van buitenaf beïnvloed.
Social development: a brief history
Studie naar sociale ontwikkeling recent:
- 1872: evolutionair bioloog Charles Darwin focus op emoties
- 1913: Watson principes van conditionering
- 1905: Freud basis driften van kinderen
Studie begon met tegenstrijdige visies en ideeën.
Critical questions about social development
Vragen die rol spelen in verschillende theorieën over sociale ontwikkeling:
1. How do biological and environmental influences affect social development
In begin van ontwikkelingspsychologie uitersten; sommigen aanhangers van nature (erfelijkheid en volwassenwording) en
anderen van nurture (leren en ervaring)
Tegenwoordig: zowel biologische als omgevingsfactoren invloed op sociale ontwikkeling
2. What role do children play in their own development?
Kinderen geen passieve houding, maar oefenen zelf invloed uit op omgeving. Interacties van kinderen met wereld zijn
transactioneel wederzijds beïnvloeding.
3. What is the appropriate unit for studying social development?
Eerst focus op onderzoek doen naar individu; nu focus op sociale dyade.
- Nu vooral veel onderzoek gedaan naar aard van sociale interacties en sociale groepen
4. Is development continuous or discontinuous?
Beoordelen van continuïteit van ontwikkeling afhankelijk van manier waarop naar ontwikkeling wordt gekeken.
- Van veraf naar lange periode: gebeurtenissen lijken abrupter
- Van dichtbij: gebeurtenissen meer geleidelijk
Tegenwoordig ontwikkeling zien als continu, afgewisseld met transitionele periodes waarin relatief abrupte
veranderingen plaatsvinden
5. Is social behavior the result of the situation or the child?
Sociaal gedrag resultaat van omgeving of van kind? Onderzoekers verschillen in mate waarin belang gehecht wordt aan
persoonlijke of situationele factoren. Beide factoren van invloed. Vaak bepalen persoonlijk factoren (deels) in welke
situaties kinderen zich bevinden.
6. Is social development universal across cultures?
In verschillende mate belang gehecht aan cultuur. Tegenwoordig zien ontwikkelingspsychologen enkele universele
aspecten van ontwikkeling, maar ook waarde aan culturele contexten.
7. How does social development vary across historical eras?
Verschillen over tijd: grootte van gezinnen, moeders wel/niet werken. Historische veranderingen rol in sociale
ontwikkeling van kind. Sociale leven beïnvloed door specifieke historische gebeurtenissen.
8. Is social development related to other developmental domains?
Sociale ontwikkeling gerelateerd aan andere domeinen: emotionele ontwikkeling, cognitieve ontwikkeling,
taalontwikkeling en motorische ontwikkeling.
Sociale ontwikkeling examineren in context van andere ontwikkelingsdomeinen
9. How important are mothers for children’s social development?
Vroeger gedacht dat moeders meest belangrijke invloed waren op ontwikkeling van kinderen. Nu weten dat sociale
ontwikkeling in omgeving afspeelt waar, naast moeder, ook vele andere individuen een rol spelen.
10. Is there a single pathway of social development?
Ieder kind volgt eigen ontwikkelingspad.
- Multifinality: twee individuen beginnen op hetzelfde punt, maar eindigen op ander punt
- Equifinality: twee individuen volgen verschillende paden, maar bereiken zelfde ontwikkelingsuitkomst
,Manier waarop kinderen omgaan met bepaalde gebeurtenissen heeft invloed op ontwikkelingspad.
11. What influences how we judge children’s social behavior?
Kenmerken van kind, volwassene en context beïnvloeden beoordeling en labelen van sociaal gedrag. Negatieve labeling
beïnvloedt op weer gedrag van kinderen.
12. Do developmental psychologist ‘own’ social development?
Kinderen en hun sociale ontwikkeling niet in één discipline bestudeerd, maar komen terug in allerlei disciplines.
Perspectieven combineren en samenwerken om complexiteiten van sociale ontwikkeling het best te begrijpen.
Theoretical perspectives on social development
Theorieën helpen om bestaande informatie te organiseren en integreren in samenhangende verklaringen. Daarnaast
leiden theorieën tot hypotheses die getest kunnen worden. Een theorie verklaart nooit de hele sociale ontwikkeling.
Psychodynamic perspective
Psychodynamic theory (Freud): psychologische groei geregeld door onbewuste driften en instincten.
- Ontwikkelende persoonlijkheid bestaat uit:
a) Id: gericht op directe behoeftebevrediging
b) Eog: gericht op behoeftebevrediging d.m.v. sociaal gepast gedrag
c) Superego: verschijnt als kind moralen heeft geïnternaliseerd en die kan toepassen op eigen gedrag
Ontwikkeling discontinu proces, onder te verdelen in 5 perioden.
1. Oral: 0-1 jaar: gefocust op eten en dingen in mond stoppen
2. Anal: 1-3 jaar: toilettraining, eerste ervaring met discipline en autoriteit
3. Phallic: 3-6 jaar: toename van seksualiteit wekt nieuwsgierigheid op en waarschuwt kinderen voor
genderverschillen; periode cruciaal voor vorming genderidentiteit
o Oedipus complex: aangetrokken tot moeder en bedreigd door vader
o Electra complex: meisjes geven moeder schuld van eigen gebrek aan een penis en focussen hun seksuele
gevoelens op hun vader, die de penis bezit die ze willen
4. Latency: 6-12 jaar: seksuele driften onderdrukt; nadruk op onderwijs en begin van zorg voor anderen
o Relaties met mensen van ander geslacht ontwijken en zeer betrokken bij peers van zelfde geslacht
5. Genital: 12-20 jaar: pubertijd, seksuele verlangens die weer opduiken en adolescenten en volwassenen uiten deze
drang in romantische relaties met leeftijdsgenoten, mogelijk voor voortplanting
Psychosocial theory (Erikson): fases die Freud beschrijft gaan door tot in volwassenheid
- Problemen in eerdere fasen spelen een rol in latere fasen en beïnvloeden zo persoonlijkheid
Stages of development
1. Infancy
o Task: ‘basic trust’ ontwikkelen in zelf en anderen
o Risk: wantrouwen tegenover anderen en gebrek aan zelfvertrouwen
2. Early childhood
o Task: zelfcontrole leren en autonomie vaststelllen
o Risk: schaamte en twijfel over eigen capaciteiten
3. Play age
o Task: ontwikkelen van initiatief in beheersen van omgeving
o Risk: schuldgevoel over agressiviteit en gedurfdheid
4. School age
o Task: ‘industry’ ontwikkelen
o Risk: gevoelens van inferioriteit t.o.v. echte of ingebeelde mislukkingen om taken onder de knie te krijgen
5. Adolescence
o Task: gevoel van identiteit bereiken
o Risk: ‘role confusion’ over wie en wat iemand wil zijn
6. Young adulthood
o Task: initimeit bereiken met anderen
o Risk: wankele identiteit kan leiden tot vermijding van anderen en isolatie
7. Adulthood
o Task: uitdrukken d.m.v. generatieve kracht
o Risk: onvermogen om kinderen, ideeën of producten te creëren kan leiden tot stagnatie
8. Mature age
, o Task: gevoel van integriteit bereiken
o Risk: twijfels en onvervulde verlangens kunnen leiden tot wanhoop
Theorieën van Freud en Erikson veel invloed gehad. Kritiekpunten:
- Basis van Freud’s theorie moeilijk te testen: gebaseerd op informatie verkregen van volwassenen die therapie
volgden, niet van kinderen die sociaal gedrag vertoonden
- Manier van informatieverzameling van Freud is biased en selectief
- Focus op seksualiteit in kindertijd is te nauw en overdreven om echt ontwikkelingstheorie te vormen.
Erikson wel onderzoek gedaan bij echte kinderen, maar methodologische problemen van Freud ook bij hem van
toepassing
Traditional learning theory perspective
Leertheorieën van Pavlov, Skinner en Watson: kinderen passieve rol en sterke rol voor omgeving.
Classical conditioning (Pavlov): manipuleren van gedrag en emoties van kinderen door er een stimulus aan te koppelen
- Hond produceert speeksel als hij een bel hoort dit geluid geassocieerd met krijgen van voedsel
Operante conditionering: gedrag systematisch gevolgd door beloning of straf
- Skinner: belang van bekrachtigingsschema’s
Drive-reduction theorie (Hull): klassieke en operante conditionering leiden alleen tot leren wanneer het samengaat met
verminderen van primaire driften als honger en dorst
Leertheorieën vandaag de dag bruikbaar om sommige aspecten van sociale ontwikkeling te verklaren, bv verminderen van
sterke emoties (desensitisatie) en ongewenst gedrag.
- Conditionering kan minder invloed hebben in bepaalde fases van leven van kind
- Invloed ook afhankelijk van andere kenmerken van kind, bv verbale vaardigheden en temperament
Cognitive learning perspective
Cognitive social learning theory (Bandura): kinderen leren sociaal gedrag door observeren en nadoen van andere
mensen.
- Rol van cognities: mate van aandacht, behoud, reproductie en motivatie beïnvloeden hoe kind gedrag
observeert en imiteert
- Kinderen beïnvloeden model door wederkerige determinatie: gedrag van kinderen beïnvloedt reactie van andere
mensen verandert sociale omgeving van kind
Aangevuld met rol van self-efficacy. Hoge self-efficacy als kind zichzelf waarneemt als erg competent.
- Self-efficacy ontwikkelt door aantal bronnen: directe ervaring met succeservaring, observeren van anderen die
succes hebben, steun van ouders en peers, biologische en affectieve reacties op sociale situaties en geloof van
groep in competentie.
Cognitieve sociale leertheorie verklaart invloed van modellen.
Kanttekeningen:
- Niet gericht op ontwikkeling van het kind
- Weinig aandacht voor biologische aspecten
- Meeste onderzoek uitgevoerd in laboratorium waar omgeving geen rol speelt
- Geen aandacht voor culturele variaties
Information-processing perspective
Social information-processing theory: computer metafoor voor manier waarop mensen denken informatie invoeren,
veranderen in mentale weergave, opslaan in geheugen, vergelijken met andere herinneringen, responsmogelijkheden
genereren, beslissing nemen over meest geschikte reactie en actie ondernemen.
Ontwikkeling continue. Kwaliteit van denken afhankelijk van informatie die persoon representeert en manier waarop die
informatie wordt verwerkt.
Kinderen doorlopen in sociale situaties een serie van cognitieve stappen, zoals beoordelen van intentie van het
andere kind.
- Inzichten gebracht over mentale stappen die kinderen doorlopen wanneer ze zich in sociale situatie bevinden
Kritiekpunten:
- Theorie gaat niet in op hoe deze processen veranderen naarmate kinderen ouder worden
- Geen aandacht besteed aan factoren als emoties en impulsen
Cognitive developmental perspective
Cognitive developmental theory (Piaget): twee processen spleen grote rol in sociale ontwikkeling:
, 1. Assimilatie: absorberen van nieuwe ervaringen in een kader van huidige kennis
2. Accomoderen: aanpassen van huidige kennis door veranderen van mentale structuren
Kinderen hebben actieve rol in ontwikkeling en manier waarop zij nieuwe informatie waarnemen en organiseren hangt af
van hun niveau.
- Cognitieve ontwikkeling decentrerend proces: kind legt eerst focus op zichzelf, maar uiteindelijk meer op complex
en abstract beeld van de wereld.
Proces verloopt in verschillende fasen:
1. Sensorimotor stage: 0-2 jaar
o Zelf onderscheiden van andere mensen en objecten, zoeken naar interessante ‘sights’, ontwikkeling
object permanentie en basiskennis van causaliteit, imiteren en zelf engageren in fantasierijk spel
2. Preoperational stage: 2-7 jaar
o Begint symbolen en taal te gebruiken; probleemoplossend is intuïtief en het denken is egocentrisch,
onomkeerbaar, gecentreerd
3. Concrete operations: 7-12 jaar
o Kan logisch redeneren over huidige objecten, begrijpt het concept van conservaties, kan het perspectief
van een andere persoon nemen, kan objecten organiseren in klassen en series
4. Formal operations: > 12 jaar
o Denken is flexibel en complex: denken over abstracte ideeën en hypothesen
Piaget’s theorie verklaart hoe sociale reacties van kinderen beïnvloed worden door cognitieve ontwikkeling.
Kritiek:
- Fasen van Piaget universeel en onomkeerbaar
- Weinig aandacht voor sociale, emotionele en culturele invloeden op ontwikkeling
Social Cognitive Domain Theory (Kohlberg en Turiel): o.b.v. Piaget’s theorie uitleggen hoe kinderen de wereld beoordelen
en sociale en morele regels begrijpen.
- Kinderen categoriseren sociale problemen in verschillende domeinen en maken beoordelingen afhankelijk van
zo’n domein
Domain specificity: tegen Piaget in die zegt dat alle domeinen van kennis beïnvloed worden door dezelfde
processen en principes
Sociocultural theory (Vygotsky): drie principes van culturele invloed:
1. Culturen variëren in setting
2. Culturele setting faciliteert ontwikkeling van kind
3. Kinderen leren over cultuur door ervaren leden van de cultuur
Ontwikkeling vindt plaats wanneer kinderen met meer volwassen partners samenwerken om problemen op te lossen.
Zone of proximal development: verschil tussen niveau van kind wanneer het alleen werkt, en wanneer het
samenwerkt met een ervaren partner.
Theorie van Vygotsky vaak gezien als verbetering van Piaget’s theorie omdat hier wel aandacht is voor contextuele en
culturele factoren.
Kritiek:
- Weinig beschrijving van sociale interactie
- Moeilijk om zone van naaste ontwikkeling te meten
Systems-theory perspective
Systems-theory approach: ontwikkeling van kinderen wordt beïnvloed door de op elkaar inwerkende componenten van
deze systemen en door afzonderlijke factoren binnen het systeem systemen als familie, school en cultuur
Ecological theory (Bronfenbrenner): aantal systemin:
1. Microsystem: system waarin kind direct communiceert met mensen en instituten
o Belangrijkste personen verschillen over tijd; eerst ouders, later peers en docenten
2. Mesosysteem: relaties tussen componenten van microsysteem
o Relatie tussen oduers en docenten, tussen ouders en peers, tussen familieleden en religieuze institutie
3. Exosysteem: settings die indirecte invloed hebben op kind (werk van ouder)
4. Macrosysteem: ideologische en institutionele patronen in cultuur
Vier systemen veranderen over tijd in chronosysteem.
Systeemtheorie heeft veel invloed in verklaren en begrijpen van ontwikkeling van kinderen.
Kanttekening gaat niet heel uitgebreid in op wat ontwikkeling nu precies inhoudt
Biological perspective
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller alruiter20. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.85. You're not tied to anything after your purchase.