Dit document bevat alle college aantekeningen van het vak Methoden Sociaalwetenschappelijk onderzoek van week 1 t/m 7, aangevuld met informatie uit het boek The Practice of Social Research van E. Babbie waar nodig. De aantekeningen zijn uitgebreid meegetypt. Geschreven in 2019/2020. Ik heb voor dit...
Research Methodology and Descriptive Statistics Summary test 2
Research Methodology and Descriptive Statistics Summary test 1
Summary The Practice of Social Research, ISBN: 9781305104945 Designing Social Research (FSWSB-1030)
All for this textbook (9)
Written for
Rijksuniversiteit Groningen (RuG)
Juridische Bestuurskunde
Methoden Sociaalwetenschappelijk Onderzoek
All documents for this subject (2)
1
review
By: nienkewedda • 1 year ago
Seller
Follow
rechtenstudentje050
Reviews received
Content preview
METHODEN SOCIAALWETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK
WEEK 1: STEEKPROEVEN
Methoden Sociaalwetenschappelijk Onderzoek
- Het vaststellen/meten van gebeurtenissen die zich in de werkelijkheid voordoen.
- Zoeken naar verbanden.
- Zoeken naar verklaringen.
Steekproef = selectie uit een populatie.
De waarde van een afhankelijke variabele wordt bepaald door de waarde van een onafhankelijke
variabele. Dit kun je in een kruistabel zetten; de onafhankelijke variabele in de kolommen (verticaal)
en de afhankelijke variabelen in de rijen (horizontaal). De aantallen kun je in percentages weergeven,
waardoor het verband tussen de variabelen beter zichtbaar wordt. Percenteren doe je in de
kolommen, dus de verticale rijen; de onderste vakjes zijn dus alle drie 100%.
In onderstaand voorbeeld:
Afhankelijke variabele = Moet Haren zelfstandig blijven?
Onafhankelijke variabele = In Haren geboren?
Als je het verband tussen een afhankelijke en een onafhankelijke variabele wilt verwoorden, dan
neem je de onafhankelijke variabele als uitgangspunt. In dit voorbeeld is de onafhankelijke variabele
de vraag of je bent geboren in Haren.
→ Van de mensen die in Haren zijn geboren, vindt 70% dat Haren zelfstandig moet blijven, terwijl van
de mensen die niet in Haren zijn geboren 40% vindt dat Haren zelfstandig moet blijven.
1
,Generaliseren
Je moet je altijd afvragen of een steekproef wel leidt tot een representatieve afspiegeling. Hoe
moet je selecteren als je niet iedereen kunt vragen en wat mag je uit de uitkomst afleiden?
1. Je moet allereerst je populatie bepalen (vb. inwoners van Groningen, inwoners van
Nederland, ouders van kinderen).
2. Uit de populatie neem je een steekproef (ook wel: sample) van bijvoorbeeld 200 mensen.
3. Hoe moet je selecteren als je niet iedereen kunt vragen?
Er zijn verschillende vormen van sampling:
● Non probability sampling = Geen garantie dat de steekproef een representatieve
afspiegeling van de populatie is.
1) Reliance on Available Subjects: Mensen op straat vragen.
2) Snowball Sampling: Na elk interview vraag je of degene die je interviewt nog
iemand anders kent met wie je zou moeten spreken. Dit is volgens Babbie
vooral van nut om heel veel over een onderwerp te weten te komen.
3) Purposive or Judgemental Sampling: Je wilt linkse en rechtse studenten met
elkaar vergelijken en maakt daartoe gebruik van een ledenlijst van ‘linkse’ en
‘rechtse’ groeperingen. Dit is volgens Babbie niet ideaal, maar voor een
vergelijking volstaat het wellicht.
4) Quote Sampling: Je zorgt ervoor dat je verschillende relevante subgroepen in
je steekproef krijgt, zodanig dat die een representatieve afspiegeling vormt
van de populatie. Dit is volgens Babbie een gevaar dat de geselecteerde
respondenten niet representatief zijn. Het is volgens hem niet erg
betrouwbaar.
5) Selecting informants: Je selecteert een lid van een groep die info over de
groep kan verschaffen. Volgens Babbie zijn deze leden vaak atypisch voor
de groep.
● Probability sampling = De steekproef beoogt wel een representatieve afspiegeling
van de populatie.
1) Essentie: Iedereen heeft een even grote kans om in de steekproef terecht te
komen; ad random selectie.
2) Bias: Degenen die zijn geselecteerd zijn niet representatief over de populatie
als geheel (vb. op een dag tussen 9.00 en 19.00 uur de eerste 10 studenten
bij de UB interviewen. Als je vaker pauzeert en opnieuw de UB inloopt, heb je
kans dat je vaker geselecteerd wordt om deel te nemen aan de steekproef).
3) Representativiteit: De steekproef vormt een getrouwe afspiegeling van de
populatie. De consequentie van representativiteit is dat je alleen iets mag
zeggen over de steekproef als de steekproef representatief is.
4) EPSEM: Ieder lid van de populatie heeft een even grote kans om
geselecteerd te worden (equal probability of selection method).
5) Population: De groep waarin we geïnteresseerd zijn (vb. de inwoners van
Groningen, maar ook niet-mensen, zoals rechterlijke uitspraken of
koopwoningen). Een populatie hoeft niet altijd een groep mensen te zijn,
maar kan ook andere dingen betreffen.
2
, 4. Wat mag je uit de uitkomst afleiden?
1) Je doet één steekproef en op basis daarvan ga je bepalen of de uitkomst van de
steekproef overeenkomt met de werkelijkheid.
2) Hoe groot de kans is dat je resultaat niet overeenstemt met de werkelijkheid is
afhankelijk van twee factoren:
- De grootte van de steekproef: Hoe groter de steekproef, hoe kleiner de
kans dat de uitkomst niet overeenstemt met de werkelijkheid. Als je je
steekproef groter maakt, dan wordt de sampling error kleiner.
- De verhouding tussen de twee waarden van de variabelen:
● De formule s = V (P x Q) / n
○ s = sampling error
○ V = wortelteken
○ P = variabele
○ Q = variabele
○ n = grootte van de steekproef
● Sampling error = De foutmarge als gevolg van het feit dat je je baseert op een
steekproef in plaats van de hele populatie.
● De sampling error wordt uitgedrukt in een percentage, bijvoorbeeld 5%.
● Voorbeeld: Als de verdeling over twee mogelijke antwoorden scheef is, dan verandert
de sampling error ook. Stel je vraagt 100 studenten; 20% is het eens, 80% is het
oneens.
→ s = V(0.2 x 0.8) / 100 = 0.04. De sampling error is dus 4%.
- 68% kans dat de werkelijke waarde binnen 4% boven of onder de gemeten
waarde ligt (hier tussen 76% en 84%).
- 95% kans dat de werkelijke waarde binnen 8% boven of onder de gemeten
waarde ligt (hier tussen 72% en 88%).
- 99,9% kans dat de werkelijke waarde binnen 12% boven of onder de
gemeten waarde ligt (hier tussen 68% en 92%).
Betekenis van sampling error
Stel de sampling error = 5%. Dit betekent:
- 68% kans dat de werkelijke waarde binnen 5% boven of onder de gemeten waarde ligt
(bijvoorbeeld tussen 45% en 55%).
- 95% kans dat de werkelijke waarde binnen 10% boven of onder de gemeten waarde ligt
(bijvoorbeeld 40% en 60%).
- 99,9% kans dat de werkelijke waarde binnen 15% boven of onder de gemeten waarde ligt
(bijvoorbeeld 35% en 65%).
Standaarddeviatie
● De standaarddeviatie zegt iets over de spreiding rondom het gemiddelde.
● Naarmate de spreiding rondom het gemiddeld groter is, is de waarde van de
standaarddeviatie ook groter. Een grote waarde voor de standaarddeviatie betekent dus veel
verschillende waarden!
● Als de waarde van de standaarddeviatie heel klein is, is er weinig afwijking van de
gemiddelde waarde. Je kunt dan meer waarde hechten aan het gebruik van het gemiddelde,
aangezien vrijwel alle gegevens dicht rond het gemiddelde liggen.
Voorbeeld
De gemiddelde lengte van mannen is 1.80m. Er is altijd spreiding, maar de standaarddeviatie is klein.
Dat betekent dat bijna alle mannen dichtbij een lengte van 1.80m zitten (zie linker normaalverdeling).
Op de rechter normaalverdeling is te zien dat de gemeten waarden meer rondom het gemiddelde
3
, liggen. Dat betekent dat er in die steekproef mannen zijn geweest die langer zijn dan 1.80m en kleiner
dan 1.80m. In de normaalverdeling op links waren vrijwel alle mannen 1.80m.
Confident level & confident interval
● De begrippen confident level en confident interval zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden;
naarmate het confident level hoger is, is de confident interval groter.
● Confident interval = De reikwijdte waarbinnen de gemeten waarde ligt.
● Confident level = De kans dat de werkelijke waarde binnen een bepaalde confident interval
ligt.
○ Voorbeeld: Bij een steekproef van 100 is 50% het eens. We gaan uit van een
sampling error van 5%.
→ Het is 68% zeker (confident level) dat de werkelijke instemming met de stelling
tussen 45% en 55% (confident interval) ligt.
→ Het is 95% zeker (confident level) dat de werkelijke instemming met de stelling
tussen de 40% en de 60% (confident interval) ligt.
→ Het is 99,9% zeker (confident level) dat de werkelijke instemming met de stelling
tussen de 35% en 65% (confident interval) ligt.
WEEK 2A: VAN VRAAG NAAR ONDERZOEKSOPZET
Empirisch onderzoek
Empirisch onderzoek = Onderzoek naar de praktijk op basis van de eigen waarneming.
‘’Meten’’ = Het voorzichtig, welbewust observeren van de reële wereld met als doel object en
gebeurtenissen beschrijven in termen van de eigenschappen van een variabele (Babbie).
De kern van sociaalwetenschappelijk onderzoek is om goed te leren observeren. Het goed kunnen
kijken leidt tot allerlei lastige beleidskeuzes; empirisch onderzoek is dan ook belangrijk voor het
maken van beleid. Je hebt de wetenschap nodig om goed te kunnen kijken. Je hebt
sociaalwetenschappelijk onderzoek nodig om tegemoet te komen aan beperkingen van observaties in
het dagelijks leven.
Goed kijken is best moeilijk - Valkuilen observaties
Het om je heen kijken van alledag is niet genoeg. Je ziet dat er zich allerlei problemen voordoen,
waar je dagelijks niet over nadenkt, maar waar de sociale wetenschap ondertussen allerlei
oplossingen voor probeert te bedenken.
1. Inaccurate observations: Het komt vaak voor dat we fouten maken in onze observaties. In
tegenstelling tot informeel menselijk onderzoek is wetenschappelijke observatie een bewust
activiteit. Dit voorkomt fouten. In veel gevallen zijn simpele en complexe meetinstrumenten
een hulpmiddel om te voorkomen dat er onjuiste observaties worden gedaan. Bovendien
voegen de hulpmiddelen een niveau van precisie toe aan de observaties.
2. Overgeneralization: We zijn in het dagelijks leven te snel bezig met generaliseren. We
denken heel snel een patroon te kunnen zien. De sociale wetenschap heeft daarom regels
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller rechtenstudentje050. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.39. You're not tied to anything after your purchase.