Management van het openbaar bestuur hoorcollege 1: publiek management
Management: sturen, beheersen en beheren van de organisaties op drie manieren:
- Strategie: wat wil/moet de organisatie bereiken (visie, lange termijn) en hoe gaat zij dat doen
(doelen)?
- Interne bedrijfsvoering (middelen): personeelsbeleid, organisatiemodel, prestatiesturing,
financiën, ICT, huisvesting, e.d.
- Externe stakeholders (omgeving): klanten, toeleveranciers, samenwerkingspartners,
opdrachtgevers, toezichthouders, media, etc.
Management van openbaar bestuur:
- Publiek management = strategie en bedrijfsvoering van (semi)-publieke organisaties, onder
invloed van externe stakeholders (=politiek, volgens Rainey)
o Is publiek management hetzelfde als privaat management?
- Rainey (p.19) “managers in public agencies can effectively apply generic management
procedures, but they must also skilfully negotiate extern political pressures and administrative
constraints to create a context in which they can manage effectively”
- Dus: generieke theorieën maar bij toepassing aandacht voor specifieke kenmerken en condities,
waaronder publieke organisaties werken
Politieke benoemingen van topambtenaren (spoils system)
- De toplaag van de politiek wordt vervangen door mensen die worden gekozen door de winnende
partij (vaak gekozen door persoonlijke kennis of bijdrage aan campagne)
Opbouw van de cursus:
- PIOFACH
o Personeel
o Inkoop
o Organisatie
o Financiën
o Automatisering (ICT)
o Communicatie (media)
o Huisvesting
- En ook: strategie, bedrijfsvoering, externe stakeholders (netwerken, politiek/politici)
Waarom is er een overheid?
- Volgens economie is markt het meest efficiënte mechanisme om diensten en goederen te
produceren, maar marktfalen:
o De markt blijkt niet in staat om bepaalde goederen of diensten efficiënt te produceren
(collectieve goederen)
o Markten hebben bepaalde nadelen die grote gevolgen kunnen hebben voor de samenleving
(externaliteiten)
1
,(Quasi)-collectieve goederen:
- Gebruikers kunnen niet worden uitgesloten van gebruik
- Consumptie door één persoon gaat niet ten koste van consumptie door een ander
o Bijv. dijken, leger en wegen
- Probleem van de free-rider: iedereen profiteert, maar wie investeert?
- Markt (concurrentie) kan niet tot een optimum komen, daarom overheidsingrijpen op
verschillende manieren:
o Prijsplafonds
o Boetes/subsidies
o Markttoezicht
o Overheid neemt productie zelf ter hand
- Debat: wat zijn kerntaken van de overheid?
In de loop van de tijd ontstaan nieuwe collectieve goederen, bijv. door welvaart of in kader
van publiek belang (bijv. ABN-Amro)
Twee kerntaken van de overheid:
- Veiligheid en handhaving, dit door middel van het monopolie op geweld (leger en politie)
- Belastingen, dit door middel van het belastingsmonopolie (belastingdienst)
Marktfalen bij externaliteiten
- Een externaliteit, extern effect of externe kosten zijn niet gecompenseerde, door derden
gemaakte kosten of geleden schade als gevolg van een economische activiteit
Eigendomsrechtentheorie:
- Property right theory is onderdeel van de neo-institutionele economische theorie, samen met
transactiekostenbenadering en princiaal-agent theorie
- Centrale stelling van R. Coase: externaliteiten kunnen worden tegengegaan
(compenseren/oplossen) door alle eigendomsrechten die gepaard gaan met productie te
verhandelen op de markt
o Bijv. handel in emissierechten, zo kopen bedrijven het ‘recht’ op milieuvervuiling
o In NL door de Nederlandse Emissieautoriteit
- Overheid als marktmeester = toezichthouder (bijv. CBR, RDW, Autoriteit consument & markt)
Overheid als sociaal vangnet:
- Overheid komt op voor zwakke groepen in de samenleving
- Overheid garandeert bepaalde rechten (zie Grondwet, klassieke vs. sociale grondrechten)
- Maar in een Rechtsstaat moet de overheid zich ook aan de wet houden
o Lijdt tot beperkingen aan wat de overheid mag/kan, bijv. beginselen van behoorlijk bestuur
en WOB (wet openbaarheid van bestuur)
Conclusie: waarom is er een overheid?
- Marktfalen
o Publieke/collectieve goederen
o Probleem van collectieve actie (free riders)
o Externaliteiten
o Sociaal vangnet (rechtstaat, welvaart, veiligheid en stabiliteit)
o Overheid als marktmeester
- Geweldsmonopolie
- In ruil voor belastingen
2
,- Conclusie: overheid vervult bijzondere taken. Publieke organisaties voeren die taken uit, onder
bijzondere omstandigheden
Publiek management is anders:
- Afwezigheid van markten en concurrentie; veel monopolistische taken, soms gewelddadig
- Productie van complexe goederen, soms voor kwetsbare cliënten
- Productie in afhankelijkheid, van andere publieke organisaties (ketens, netwerken) en
klanten/burgers (coproductie)
Geen rechttoe-rechtaan goederen, veel afhankelijkheden, hoge eisen aan professionals die
taken uitvoeren en diensten verlenen
- Juridische beperkingen
- Zichtbaarheid, openbaarheid en transparantie
- Vereiste waarden: eerlijk, rechtvaardig, responsief, legitiem en verantwoordelijk
o Veel eisen en weinig ruimte voor fouten; invloed van de media neemt toe
- Invloed van politiek is groot (wisselende aandacht, korte termijn denken, meer aandacht voor
beleid dan voor uitvoering)
- Vage en meervoudige beleidsdoelen bemoeilijken prestatiesturing en evaluatie; denk ook aan
discretionaire ruimte (= beleidsvrijheid) voor uitvoerders
- Bureaucratisme, inefficiëntie, weinig ruimte voor innovatie
o Complicaties bij toepassingen private bedrijfsvoeringstechnieken bij publieke organisaties
Management van het openbaar bestuur hoorcollege 2: publieke organisaties
De 0 van organisatie
Onderwerpen:
- Organisatietheorieën
- Organisatiestructuren en modellen
- Levensfasen van organisaties
- Hybride organisaties, tussen publiek en privaat in
- Verzelfstandiging en privatisering
Theorieën over organisaties:
- Veronderstelde voorkennis:
o Klassieke rationele theorieën: Weber, Taylor, Administrative Management (effectieve
organisaties)
o HR-theorieën (medewerkers): o.a. Hawthorne, Maslow, Theory X en Y, Lewin, Barnard,
Simon, Merton (meer aandacht voor motivatie van werknemer)
o Behaviourial Schools (interactie organisatie en omgeving): contingentietheorie, ecologie,
etc. (meer letten op omgeving van de organisatie)
- Andere theorieën die in dit vak aan bod komen:
o Neo-institutionele economie: eigendomsrechten, transactiekosten, principaal-agent
theorie
o Resource dependency
o Institutionalisme (bijv. isomorfie)
Organisatietheorieën:
- Er zijn diverse modellen beschreven en typologieën ontwikkeld, bijv. model Mintzberg:
3
, Wat bepaalt de interne structuur:
- Invloeden:
o Omvang van de organisatie
o Omgeving (zie ook contingentietheorie: stabiliteit)
o ‘Technology’ (niet alleen ICT, maar taakkenmerken)
- Hoe groter de omvang, hoe stabieler de omgeving en hoe simpeler de technologie hoe
bureaucratischer een organisatie zal zijn
- Downs’ Law: “government bureaucracies move inevitably toward rigidity and hierarchical
constraints, exceedingly complex rules, red tape a hierarchies – even more than private
organizations (Rainey p. 205)
- Elke organisatie wordt naarmate omvang toeneemt bureaucratischer. Maar publieke
organisaties hebben daar meer last van dan private organisaties. Hoe komt dat?
o Denk aan politiek-administratieve verhoudingen (hiërarchie) en arbeidsvoorwaarden voor
neutrale overheid
Kenmerken publieke organisaties:
- Dimensies volgens Mintzberg:
o Centralisatie (zeggenschap, controle)
o Formalisatie (vastleggen en uniformeren van procedures)
o Red tape (‘excessive and unduly expensive or burdensome rules and regulations’, Bozeman
in Rainey, p. 227)
o Complexiteit (zie ook macrostructuur van overheid)
- Conclusie: publieke organisaties (overheid) hebben vaker meer centralisatie, formalisatie, red
tape en complexiteit dan private organisaties
Adhocratie = ideaaltype, weinig bij overheid meestal publieke organisatie
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Thijs96. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.