Wat is sociologie:
- Sociologie is de studie van hoe mensen met elkaar samenleven
o Latijnse socius (samen zijn)
o Griekse logos (het bestuderen van….)
- Het is de wetenschappelijke (systematische, aan theorie verbonden) studie van het sociale
- De sociologie gaat dus over onderwerpen die ‘sociaal’ zijn…
- Met sociologie kun je diverse sociale problemen beter begrijpen
Wat zijn ‘sociale’ problemen?
- Persoonlijk probleem: slechts gevoeld door één individu
- Sociale problemen:
o Gevoeld door een groot aantal of alle individuen
o Niet te verklaren door individuele kenmerken
- Persoonlijke en sociale problemen zijn echter sterk verbonden, bijv.:
o Eén vluchteling bij Calais = een persoonlijk probleem
o Heel veel vluchtelingen bij Calais = een sociaal probleem
Het nut van sociologie voor bestuurskundigen:
- Instrumenteel:
o Concrete data (‘feiten’) en recepten voor het oplossen van sociale problemen
o Socialen als ‘mythbusters’
- Conceptueel:
o Begrip van algemene ideeën die van invloed zijn op het denken in de samenleving,
politiek en ambtenarij
o Beter begrip van hoe de maatschappij jou zelf als mens beïnvloedt en beperkt
Beeldvorming over de sociologie:
- Kritiek: ‘Pseudowetenschap’, formuleert alleen kennis die we impliciet al lang hebben
- Repliek: sociale verbanden expliciet maken stelt ons in staat kritisch over hen na te denken
vanuit meerdere perspectieven
Overzicht sociologische paradigma’s
- Paradigma’s op macro niveau:
o Functionalisme
o Conflictparadigma
- Paradigma’s op micro niveau:
o Symbolisch interactionisme
o Rationele theorieën
Sociologie op macro niveau:
- Macro = focus op hele samenlevingen
- Enkele centrale vragen:
o Wat is de structuur van een bepaalde samenleving?
o Hoe past een samenleving in de geschiedenis?
o Welke groepen mensen prevaleren in een samenleving?
o Hoe behoudt deze samenleving sociale orde/cohesie?
1
,Sociologie op micro niveau:
- Micro = focus op individu binnen de samenleving
- Enkele centrale vragen:
o Hoe versterken of verzwakken individuele acties de structuren van een samenleving?
o Hoe beïnvloedt de samenleving individuele keuzes?
o Hoe rationeel handelen individuen richting elkaar?
1 - Functionalisme (macro)
- Centraal uitgangspunt: sociale verschijnselen (bijv. gezin, leger, media) kunnen het beste
worden verklaard in termen van de functies die zijn vervullen voor de continuïteit van de
samenleving
- Hoofdfiguren:
o Durkheim (1857-1917)
o Merton (1910-2002)
2 - Conflictparadigma (macro)
- Centrale uitgangspunten:
o Sociale verschijnselen kunnen het beste worden verklaard door conflicten en
tegenstellingen tussen bevolkingsgroepen (klassen, bewoners, geslachten, religieuze,
etnische groepen)
o Zulke conflicten hebben positieve én negatieve gevolgen
- Hoofdfiguren:
o Marx (1803-1883)
o Max Weber (1864-1920)
o Jürgen Habermas (1929-heden)
3 - Symbolisch interactionisme (micro)
- Centrale uitgangspunten:
o Mensen reageren niet direct op elkaars gedrag, maar op de betekenis die ze
vermoeden achter gebaren, symbolen, etc.
o Mensen herzien hun zelfbeeld en hun beeld van objecten buiten zichzelf constant op
basis van interactie met elkaar (op basis van interpretatie wordt een zelfbeeld
gevormd)
- Hoofdfiguren:
o Mead (1863-1931)
o Goffman (1922-1982)
4 - Rationele keuze paradigma (micro)
- Centrale uitgangspunten:
o Mensen zijn rationele individuen (‘homo economicus’) die kiezen voor gedrag met de
meeste baten/minste kosten
o De samenleving wordt bijeengehouden door individuen die in vrijheid uit eigenbelang
handelen
- Hoofdfiguren:
o Homans (1910-1989)
o Voorloper: Locke (1632-1704)
2
,Bijvoorbeeld: de vier paradigma’s en de universiteit:
- Functionalisme: universiteit produceert noodzakelijke elite
- Conflictparadigma: universiteit houdt ongelijkheid in stand. Bourdieu: vooral toegankelijk
voor hogere klassen. NL: versterkt door afschaffen studiebeurs?
- Symbolisch interactionisme: via interactie met andere studenten en docenten ontwikkelen
studenten een bepaald zelfbeeld
- Rationele theorieën: mensen gaan studeren, omdat ze op termijn meer oplevert dan kost, zelf
als ze nu moeten lenen
Bijvoorbeeld: de vier paradigma’s en het Koningshuis
- Functionalisme: het Koningshuis creëert cohesie
- Conflictparadigma: het Koningshuis kan bij groepen in de samenleving conflict opleveren als
hoge elite die gecreëerd wordt
- Symbolisch interactionalisme: het individu vormt door het Koningshuis zijn beeld van de
Nederlandse cultuur en daarmee zijn zelfbeeld
- Rationele theorieën: Koningshuis heeft meer maatschappelijke baten/levert meer op dan het
financieel kost
Oorsprong van de sociologie:
- 1895: Emile Durkheim wordt de eerste hoogleraar sociologie
- Eerder in de 19e eeuw waren er ook al ‘sociologen’ (zoals Marx en Weber), maar formeel
werkten die op andere vakgebieden (filosofie, rechten, economie)
- Vroege 17e eeuw: debat over relatie samenleving en staat
- Hobbes vs. Locke
o Hobbes: almachtige staat nodig om slechte mens te beteugelen
o Locke: sociaal contract tussen staat en samenleving/burgers moeten rechten van beide
partijen regelen
- Modern gebruik van het woord ‘sociaal’, maar toch was dit meer filosofie
- De wortels van de sociologie liggen meer in de Verlichting: intellectuele beweging in het 18 e
eeuwse Europa, kenmerken:
o Groeiend geloof in besluitvorming op basis van rede en kennis uit de empirische
wetenschap
o Groeiende kritiek op de rol van religie in het openbaar bestuur. Opkomst deïsme: er is
een God, maar die bemoeit zich niet actief met hedendaagse samenlevingen
Voorloper van de sociologie: Auguste Comte (1798-1857)
- Werkte jarenlang als secretaris van verlichtingdenker Claude Henri de Saint-Simon
- Bedenker van de term ‘sociologie’
- Geloofde dat principes uit de (natuur)wetenschap konden worden gebruikt voor studie van de
maatschappij:
o Sociologie moet systematisch empirische data gebruiken
o Sociologie moet de maatschappij objectief onderzoeken (geen mening, alleen feiten)
- Geloofde dat sociologie de hoogste vorm van wetenschap was, omdat het over de mens als
geheel ging
Voorloper van de sociologie: Harriet Martineau (1802-1876)
- Eerste vrouwelijke socioloog, feminist en vertaler van Comte
- Sociologen moeten menselijk gedrag duiden, niet beoordelen
- Sociale wetenschap is geen natuurwetenschap (contrast met Comte). Sociale wetenschap
heeft andere uitdagingen, zoals het begrijpen van de belevingswereld van mensen: “an
3
, observer of morals and manners will be liable for deception at every turn, if he does not find
his way to hearts and minds”
- Dit idee zie je terug bij Weber
Verlichtingsdenken en de huidige sociologie:
- Drie uitdagingen voor het verlichtingsdenken:
o Postmodernisme: er is niet één empirische werkelijkheid
o Groeiende aandacht voor het feit dat de verlichting een ‘Westers’/Eurocentrisch
fenomeen was. Had de sociologie elders een basis?
o De beweging weg van ‘Grand theories’ die de hele samenleving verklaren (macro
niveau) richting een sociologie die zich meer richt op micro niveau
05-09-2019 hoorcollege 2: Karl Marx
Waarom is Marxisme nog relevant:
- In veel landen was/is communisme nog de staatsleer
- Marx heeft het denken van veel mensen geïnspireerd, ook in niet-communistische landen:
o Invloed op westerse academici. Bijv. de kritische theoretici
o Invloed op westerse jongeren. Bijv. Tanja Nijmeijer, de Groningse studente die zich
aansloot bij de Marxistische FARC in Colombia
- Marx analyseerde het kapitalisme. (Bijna) de hele hedendaagse wereld heeft dit systeem
- Dus: Marx’ begrippen zijn nog toepasbaar, juist omdat zijn voorspelling van revolutie niet
uitkwam
- Let wel: dat Marx relevant/invloedrijk is, is niet persé positief
Marx (1818-1883): de man en zijn tijd
- 1818: geboren in Trier, als zoon van liberale, bekeerde Joden
- 1835: gaat rechten studeren in Bonn
- 1841: behaald een PhD in de filosofie in Jena
- 1841-1848: werkt als journalist en schrijver in Frankrijk en ontwikkelt daar radicale visies
- 1848: het revolutiejaar in Europa. Publicatie van het Marxistisch/communistisch manifest.
Marx steunt de revoluties en wordt dus verbannen
- 1883: sterft in ballingschap in Londen
Arbeidsomstandigheden in de 19e eeuw
- Marx leefde tijdens de industriële revolutie
- Hij zag de slechte leefsituatie van Europese arbeiders in die tijd en wilde die verklaren
- Bijv. in Engeland, circa 1870:
o Gemiddelde werkweer voor volwassen arbeider (man): 60 uur
o 6% van arbeiders waren kinderen
Klassen en productiemiddelen
- Marx’ verklaring ligt in het kapitalistisch systeem. Ofwel: de ongelijke verdeling van
productiemiddelen (vooral machines en arbeid, deels grond) tussen twee klassen:
o Bourgeoisie: bezitters van productiemiddelen
o Proletariaat: klasse zonder productiemiddelen
- De bourgeoisie gebruikt winst om steeds meer productiemiddelen te kopen, waardoor de
ongelijkheid groeit
Idealisme van Hegel:
- Idealisme: wereld van ideeën (superstructuur) Materialisme: wereld van de tastbare zaken
(substructuur)
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Thijs96. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.