100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Alle 8 problemen van blok 2.6, inclusief 6 vd 8 openvragen die op tentamen kwamen en inclusief een literatuurlijst per probleem $7.02   Add to cart

Summary

Samenvatting Alle 8 problemen van blok 2.6, inclusief 6 vd 8 openvragen die op tentamen kwamen en inclusief een literatuurlijst per probleem

2 reviews
 64 views  16 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Dit document bevat alle acht problemen die worden behandeld in blok 2.6. Alle problemen zijn uitgebreid beschreven, waardoor de bronnen niet meer zelfstandig gelezen hoeven te worden. Ook heb ik mijn samenvattingen na de werkgroepen steeds uitgebreid, waardoor alle stof die tijdens de werkgroepen b...

[Show more]

Preview 7 out of 124  pages

  • Yes
  • March 15, 2021
  • 124
  • 2019/2020
  • Summary

2  reviews

review-writer-avatar

By: celine_v_l • 2 year ago

review-writer-avatar

By: nigelalexander_1 • 3 year ago

avatar-seller
1


BLOK 2.6 GEZINSPEDAGOGIEK: NIET-TRADITIONELE GEZINNEN

Inhoud
 Literatuurlijst per probleem blz. 2 t/m 3
 Probleem 1: best interest of the child blz. 4 t/m 22
 Probleem 2: supergewone mensen gezocht blz. 23 t/m 37
 Probleem 3: roze ouderschap blz. 38 t/m 55
 Probleem 4: ideale leeftijd blz. 56 t/m 69
 Probleem 5: beyond comparison blz. 70 t/m 86
 Probleem 6: single or patchwork? blz. 87 t/m 102
 Probleem 7 vignet A: less is more? Or the more the merrier? blz. 103 t/m 118
 Probleem 7 vignet B: less is more? Or the more the merrier? blz. 119 t/m 121
 Vragen die ik heb onthouden die op mijn tentamen kwamen blz. 122 t/m 124

, 2


LITERATUURLIJST PER PROBLEEM
Probleem 1:
- Juffer & Tieman (2012). H7 in Van Leeuwen & Van Crombrugge
- Artikel Juffer, Palacios, Le Mare, Sonuga-Barke, Tieman, Bakermans-Kranenburg, Verhulst
(2011)
- Artikel Juffer & Van IJzendoorn (2009)
- Artikel Ministerie van Veiligheid en Justitie (2018)
- Artikel Pinderhughes & Brodzinsky (2019)

Probleem 2
- Artikel Oosterman, Schuengel, Slot, Bullens & Dorreleijers (2007)
- Artikel Goemans, Van Geel & Vedder (2015)
- Artikel Strijker & Knorth (2009)
- Artikel NJI: De Baat & Bartelink: Wat werkt in de pleegzorg? (2012)
- Factsheet Pleegzorg (2017)

Probleem 3
- Bos, H. & Vonk, M. (2012). Duo-moederschap in Nederland vanuit juridisch en
ontwikkelingspsychologisch perspectief. Familie & Recht, 0, 1–19. doi:10.5553/FenR/.000005
- Bos, H. (2013). Lesbian-Mother Families Formed Through Donor Insemination. In A. E. Goldberg
& K. R. Allen.
- Reczek (2020)
- Warmerdam, J.N. (2010). H. 6. Homoseksuele en lesbische ouders In Autrique, A., Baggerman,
J.E., Boer, F., Cuijpers, P., Juffer, F., Heireman, M., … Zandberg, Tj. , Homoseksuele en
lesbische ouders. (pp. 89-90).
- Bos, H, Van Gelderen, L & Gartrell, N (2012). H.9. Veerkracht bij kinderen met lesbische
moeders: een nieuw onderzoeksperspectief In Van Leeuwen, K., & Van Crombrugge,
H. , Gezinnen in soorten. (pp. 197-214). Antwerpen/Apeldoorn: Garant.
- Parke, R.D. (2013). H.4. Same-Gender Families In Parke, R.D. , Future Families: Diverse
Forms, Rich Possibilities. (pp. 84-110). Chichester, UK: Wiley-Blackwell.
- Green (2012)

Probleem 4
- Boivin, J., Rice, F., Hay, D., Harold, G., Lewis, A., van den Bree, M. M., & Thapar, A. (2009)
- Bornstein & Putnick (2007)
- NJI (2019). Cijfers over Jeugd en Opvoeding: Tienermoeders.
- Coyne & D’Onofrio (2012)
- Tavecchio (2007)
- Taal & Kok (2010). H5. Lastminutemoeders in Autrique (pp. 71-86)

Probleem 5
- Anthonijsz, Spruijt & Zwikker (2017)
- Raley & Sweeney (2020)
- Hetherington & Stanley-Hagan (1999)
- Biblarz & Gottainer (2000)
- Kaplow, Saunders, Angold & Costello (2010)
- Parke (2013)

Probleem 6
- Amato (2005)
- Nederlands Jeugd Instituut (2014)
- Raley & Sweeney (2020)
- Heireman & Lemmens (2010)
- Anderson (2012) in Walsh H6
- Parke (2013)

Probleem 7A
- Damian, R. I., & Roberts, B. W. (2015). Settling the debate on birth order and personality.

, 3

- Mancillas, A. (2006). Challenging the stereotypes about only children: A review of the literature
and implications for practice.
- Jeannin, R., & Van Leeuwen, K. (2012). Opvoeding van meerdere kinderen in hetzelfde gezin In
Van Leeuwen, K., & Van Crombrugge, H. , Gezinnen in soorten. (pp. 38-61).
- Boer, F. (2010). Broers en zussen In Autrique et al., Gezin. (pp. 17-32). Houten: Bohn Stafleu.


Probleem 7B
- Sutcliffe, A.G., & Derom, C. (2006). Follow-up of twins: Health, behaviour, speech, language
outcomes and implications for parents.
- Nys, K. (2012). Het opvoeden van een meerling In Van Leeuwen, K., & Van Crombrugge, H. ,
Gezinnen in soorten. (pp. 62-82).

, 4


PROBLEEM 1: BEST INTEREST OF THE CHILD

LEERDOEL 1: WAT IS DE ACHTERGROND INFORMATIE RONDOM INTERLANDELIJKE ADOPTIE OP HET GEBIED
VAN DEFINITIE, DEMOGRAFISCHE TRENDS, THEORIEËN EN INTERVENTIES?
Juffer & Ijzerdoorn (2009)
Adoptie: het legaal plaatsen van verlaten, afgestane of verweesde kinderen binnen een adoptiegezin.
Interventies moeten adoptie-families begeleiden om de moeilijkheden die komen kijken bij het opvoeden
van een adoptiekind, te verminderen.

Ministerie van Veiligheid en Justitie (2018)
Sinds 2006 is er wereldwijde afname van de belangstelling voor adoptie. Aantal adopties binnen Europa
neemt wel toe. Afname van interlandelijke adopties kan komen door het Haags Adoptieverdrag (HAV):
het hierin verankerde subsidiariteitsprincipe stelt dat er voor kinderen die een gezin nodig hebben eerst
in het eigen land moet worden gezocht.
Nederland heeft zich in 1998 aangesloten bij het HAV. Een verdrag inzake de bescherming van kinderen
en samenwerking op het gebied van interlandelijke adoptie.

Verdeling van de in 2017 geplaatste kinderen naar werelddeel:
- Azië 34% (volgorde van landen waar kids vaakst vandaan komen: China, Taiwan, Thailand,
Filippijnen)
- Europa28% (volgorde van landen waar kids vaakst vandaan komen: Hongarije, Bulgarije,
Portugal, Polen, Slowakije)
- Afrika 19% (volgorde van landen waar kids het meest vandaan komen: Zuid-Afrika, Nigeria,
Lesotho, Burkina Faso)
- Amerika 19% (volgorde van landen waar kids het meest vandaan komen: USA, Haïti, Colombia,
Nicaragua).

Trends in adoptieonderzoek
- Enkele decennia geleden begon adoptieonderzoek met het vaststellen van risico’s bij adoptie.
Zo werd onderzocht of adoptiekinderen zich minder goed ontwikkelen dan hun niet-
geadopteerde leeftijdsgenoten.
- Het onderzoeken van de inhaalgroei die adoptiekinderen meemaken vanaf hun aankomst in het
adoptiegezin of door het vergelijken van de ontwikkeling van adoptiekinderen met kinderen die in
het kindertehuis waren achtergebleven.
- Wetenschappers gaan de laatste jaren op zoek naar de onderliggende processen en
mechanismen die kunnen verklaren waarom het ene adoptiekind goed ontwikkelt, terwijl het
andere adoptiekind emotionele of gedragsproblemen heeft.

Juffer & Tieman (2012) in Van Leeuwen & Van Crombrugge
Demografische transitie (cijfers)
Naar schatting zijn er in Nederland ruim 35.000 buitenlandse kinderen geadopteerd sinds eind jaren
zestig, terwijl er daarnaast zo’n 25.000 binnenlandse geadopteerden zijn. De meeste adoptiekinderen
komen tegenwoordig uit het buitenland, elk jaar ongeveer 600. In Nederland zelf worden er jaarlijks
ongeveer 30 kinderen afgestaan ter adoptie, deels van allochtone afkomst. De meeste uit het buitenland
afkomstige adoptiekinderen komen uit landen als China, Colombia, Zuid-Afrika, Ethiopië, India en Haïti.
De laatste jaren neemt het aantal interlandelijke adopties wereldwijd af, terwijl het steeds vaker om
‘special-needs’ adoptiekinderen gaat.

De wereldwijde afname en het veranderende karakter van interlandelijke adoptie heeft onder andere te
maken met de implementatie van het Haags Adoptieverdrag (1993) in de landen van herkomst. Het in
het Haags Adoptieverdrag verankerde subsidiariteitsprincipe bepaalt dat er voor kinderen die een gezin
nodig hebben allereerst moet worden gezocht in eigen land, en pas als dat niet lukt, mag er overgegaan
worden op interlandelijke adoptie. De laatste jaren neemt het aantal binnenlandse adopties in de landen
van herkomst sterk toe, bijvoorbeeld in India, Brazilië en China, waarbij vooral jonge, gezonde kinderen
worden geadopteerd. Zelfs meisjes worden nu geadopteerd in landen waarin men traditioneel veel
meisjes afstond of te vondeling legde (India, China). Het betekent wel dat oudere kinderen en kinderen

, 5

met een medisch risico of handicap (nog) niet geadopteerd worden in veel landen van herkomst,
vandaar de grote toename van special-needs adopties in de westerse landen.

Adoptieouders
80-90% van de adoptieouders adopteert een kind omdat ze ongewenst kinderloos zijn. De resterende
groep adopteert vanwege idealistische redenen. Adoptieouders zijn gemiddeld wat hoger opgeleid en
wat ouder dan biologische ouders. In Nederland moeten adoptieouders na aanmelding bij de Stichting
Adoptie Voorzieningen (SAV) een verplichte voorbereidingscursus van zes bijeenkomsten volgen.
Vervolgens vindt er een gezinsonderzoek plaats door de Raad voor de Kinderbescherming naar de
geschiktheid van de ouders, wat leidt tot een positief of negatief advies. Hierna kunnen de ouders
contact maken met bemiddelingsorganisaties

Adoptiekinderen
Adoptiekinderen hebben variërende achtergronden, zoals hebben gewoond in een kindertehuis of
pleeggezin terwijl anderen op straat moesten overleven. Bij een grote groep is zelfs weinig bekkend over
hun achtergrond, omdat informatie over hun levensgeschiedenis ontbreekt.
Bij interlandelijke adoptie mogen kinderen tot 6 jaar naar Nederland komen, met als uitzondering dat een
ouder kind mag meekomen met een jonger broertje of zusje.

Redenen voor het afstaan van kinderen in landen van herkomst
- Schande van ongehuwd moederschap: afstand doen van het kind is voor de moeder de enige
kans om opnieuw te kunnen trouwen
- Economische omstandigheden
- Culturele opvattingen, zoals de één-kind-politiek
- Kinderen met een psychosociaal belaste achtergrond, een medisch risico of een handicap
(special-needs kinderen) worden vaker afgestaan ter adoptie

Theorieën
Al jaren wordt er nagedacht over de rol van vroege en latere ervaringen op de ontwikkeling van de mens
in zijn groei van kind naar volwassene.
 Determinisme: ervaringen in de vroege kindertijd bepalen het verdere leven.
 Lewis (1997): het gedrag van een kind weerspiegelt vooral de context waarin dat gedrag zich
voordoet. Huidige ervaringen zouden onze ontwikkeling meer beïnvloeden dan gebeurtenissen in het
verleden.
 Erikson (1963): stelde dat iedere fase in onze psychosociale ontwikkeling wordt beïnvloed door wat
er is gebeurd in eerdere fases.
 Bowlby (1982): bouwde op Erikson voort met zijn gehechtheidstheorie, waarin een belangrijke rol
wordt toegekend aan zowel vroegere als huidige ervaringen. Om deze reden worden vroege
gehechtheidsrelaties die de latere sociale ontwikkeling van kinderen beïnvloeden als belangrijk
gezien, terwijl tegelijkertijd interne werkmodellen ontstaan die voortdurend bijgesteld worden. Alle
kinderen ontwikkelen tijdens hun eerste levensjaar een gehechtheidsrelatie met hun opvoeder. Deze
is afhankelijk van de manier waarop volwassenen op hen reageren:
- Kinderen die gewend zijn steun en bescherming van hun ouders te krijgen, ontwikkelen een
veilige gehechtheidsrelatie. Zij leren te kunnen vertrouwen op de beschikbaarheid van hun
ouders en gebruiken hen als een veilige basis om de omgeving te verkennen en als bron van
troost in stressvolle situaties.
- Kinderen van wie de ouders regelmatig niet beschikbaar zijn, zijn vaak onveilig gehecht. De
ergste vorm hiervan is gedesorganiseerde gehechtheid, waarbij kinderen angst zonder oplossing
ervaren. Zo zijn de ouders tegelijkertijd een bron van angst en de enige mogelijkheid tot het
vinden van troost. Door deze tegenstrijdigheid kunnen kinderen slecht met spanningen omgaan.
Volgens Bowlby zouden kinderen lijden onder de effecten van tehuizen, zelfs wanneer zij aan hun
fysieke behoeften voldoen. De kinderen worden daarentegen ontnomen van ouderlijke zorg,
waardoor ze geen stabiele gehechtheidsrelaties kunnen ontwikkelen. Dit zou leiden tot mentale
gezondheidsproblemen. Zijn hypothese stelde dat adoptie een adequate optie is ter vervanging van
tehuizen, maar ook ná zorg in tehuizen.

, 6

 Theorie van risico- en beschermende factoren: opstapeling van risicofactoren (vb. vroege
verwaarlozing en misbruik) leidt tot minder optimale ontwikkeling van het kind, terwijl beschermende
factoren (vb. veilige gehechtheidsrelatie) de negatieve effecten van de risico’s kunnen bufferen. Zo is
het mogelijk voor adoptiekinderen om een inhaalgroei te maken.


LEERDOEL 2: WELKE VERSCHILLENDE MANIEREN ZIJN ER OM HIER ONDERZOEK
NAAR TE DOEN EN WELKE INVLOED HEEFT DIT OP DE ONDERZOEKSRESULTATEN?
Juffer & Tieman (2012) in Van Leeuwen & Van Crombrugge
Een belangrijk verschil met de Rotterdamse studie is dat de kinderen in de Leidse studie relatief weinig
deprivatie voorafgaand aan de adoptie hadden ervaren. Dit onderzoek kan daarom laten zien hoe
adoptiekinderen zich ontwikkelen als zij met een relatief gunstige voorgeschiedenis in een adoptiegezin
komen. De Rotterdamse studie geeft daarentegen een beeld van hoe kinderen zich ontwikkelen als zij
vanuit een ernstig tekortschietende pedagogische context terechtkomen in een stimulerend adoptie
gezin. Ook bekijkt De Leidse longitudinale studie geen geadopteerde kinderen die op oudere leeftijd zijn
geplaatst en de Rotterdamse studie bekijkt wel oudere kinderen. Uit de meta-analyses blijken kinderen
geplaatst na hun eerste verjaardag risico te hebben op onveilige gehechtheid, hun fysieke groei niet
geheel in te halen, minder optimale schoolprestaties te behalen en veel gedragsproblemen te hebben.
Aan de andere kant hebben ze wel hogere IQ-scores dan kinderen in tehuizen

1. De Leidse longitudinale studie liet zien dat de ontwikkeling van adoptiekinderen normaal of zelfs
voordelig kan verlopen als kinderen op jonge leeftijd worden geadopteerd zonder veel negatieve
ervaringen voor de adoptie.
2. De Rotterdamse longitudinale studie liet zien dat de oorsprong van emotionele en
gedragsproblemen van adoptiekinderen deels kan worden gevonden in de deprivatie die zij
hebben meegemaakt voor de adoptie. Vaak krijgen zij weinig aandacht en stimulering wanneer
zij in een kindertehuis zitten.
3. De problemen van adoptiekinderen zouden deels samenhangen met gevoelens rondom
geadopteerd zijn en de andere afkomst en huidskleur. Dit kan verklaren waarom jong
geadopteerde kinderen toch gedragsproblemen vertonen, omdat zij verstandelijk gaan begrijpen
dat ze bij de adoptie een familie verloren hebben en identificatie zoeken met hun ouders en
leeftijdsgenoten.
 Over het algemeen laten de longitudinale studies een normatieve aanpassing zien bij
geadopteerde kinderen op jonge leeftijd die niet worden opgevoed in tehuizen. Daarentegen is er
bewijs voor een negatieve impact van blootstelling aan institutionele zorg in de eerste jaren van het
leven op specifieke domeinen zoals gehechtheid en lange termijn gevolgen. De institutie zou een
omgeving hebben geboden dat niet alleen faalde in het oplossen van bestaande problemen, maar
ook eerdere moeilijkheden verergerde en nieuwe problemen creëerde.

Vergelijking meta-analytische en longitudinale studies
Vindingen van de verschillende soorten studies komen grotendeels overeen, met name voor fysieke
groei, zelfvertrouwen en gedragsproblemen. Zo werd voor fysieke groei zowel een inhaalgroei als een
gedeeltelijke achterstand gevonden. Wat betreft zelfvertrouwen vertoonden beide typen studies geen
verschil met niet-geadopteerde kinderen. Voor gedragsproblemen werden hogere niveaus gevonden bij
geadopteerde kinderen, en dit risico was hoger in kindertijd dan in adolescentie. M.b.t. gehechtheid
vonden beide geen verhoogd risico op onveilige hechting voor kinderen geadopteerd voor de eerste
verjaardag, maar volgens de meta-analyse is er wel een verhoogd risico op gedesorganiseerde hechting
ongeacht de leeftijd.

Juffer et al. (2011)
Maar bij meta-analyses kunnen de onderzoeken onder verschillende condities zijn uitgevoerd, waardoor
het niet valide is om de resultaten met elkaar te vergelijken. De ene studie heeft kinderen onderzocht die
wel/geen deprivatie hebben meegemaakt en de ook of de kinderen wel/niet oud waren op het moment
dat ze geadopteerd werden.

, 7

Bij longitudinaal onderzoek bestaat de kans op cohort effecten (kenmerken van een studie). Er wordt
bijvoorbeeld geen rekening gehouden met het feit dat in de loop van de jaren de institutionele zorg is
verbeterd en dat de omstandigheden in de herkomstladen is veranderd.


LEERDOEL 3: WAT ZIJN DE GEVOLGEN VAN INTERLANDELIJKE ADOPTIE VOOR DE LICHAMELIJKE
ONTWIKKELING, DE GEHECHTHEID, DE COGNITIEVE ONTWIKKELING, DE GEDRAGSPROBLEMEN, DE
ZELFWAARDERING EN HET SOCIAAL FUNCTIONEREN VAN HET KIND?
Pinderhughes & Brodzinsky (2019)
Adoptie als een risicofactor voor de ontwikkeling van het kind
 Epidemiologische studies
 Geadopteerde kinderen en adolescenten zijn oververtegenwoordigd in hulpinstellingen voor
internaliserende en externaliserende problemen
 Dit kan echter ook aanduiden dat ouders van geadopteerde kinderen hun kinderen eerder
mentale hulp willen bieden
 Community-based studies
 Blijkt uit dat geadopteerde kinderen en tieners een hoger niveau van academische, gedrags- en
psychologische problemen hebben vergeleken met niet-geadopteerde kinderen en tieners
 De meeste problemen betroffen het aanpassingsvermogen op school en externaliserende
symptomen zoals impulsief en hyperactief gedrag, aanpassingsproblemen en drugsgebruik.
 Belangrijke meespelende factoren:
o Leeftijd van adoptie
o Achtergrond voorafgaand aan de adoptie
o Geslacht (jongens meer problemen)

Adoptie als een beschermende factor voor de ontwikkeling van het kind
Twee belangrijke overwegingen die niet vergeten mogen worden bij het onderzoek naar het
aanpassingsvermogen van adoptiekinderen:
 Als kinderen geadopteerd worden klimmen ze vaak omhoog op de sociaaleconomische ladder.
Oftewel: adoptieouders hebben gemiddeld een betere financiële en materiële situatie dan de
biologische ouders
 De meeste geadopteerde kinderen gaan van een thuis dat gekarakteriseerd wordt door onzekerheid,
instabiliteit en een tekort aan adequate stimulatie en voeding naar een thuis dat gekarakteriseerd
wordt door grotere zekerheid, stabiliteit, stimulatie en goede voeding.
Hierdoor moet er bij onderzoek naar adoptie als een beschermende factor de lange termijn uitkomst voor
geadopteerden vergeleken worden met kinderen met een vergelijkbare achtergrond of kinderen in
pleegzorg of een instelling.
Resultaten onderzoek
 Adoptiekinderen deden het significant beter dan kinderen in (langdurige) pleegzorg of een instelling
 Adoptiekinderen deden het significant beter dan kinderen die opgevoed werden door hun biologische
ouders, wie de kinderen eigenlijk niet wensten of tegenstrijdigheid toonden over dat ze de kinderen
gehouden hebben
 Adoptiekinderen hadden een beter aanpassingsvermogen dan kinderen die met hun biologische
ouders woonden waarvan de sociaaleconomische status vergelijkbaar laag was als die van de
biologische ouders van het adoptiekind.

Interlandelijke adoptie (+kritiek)
Interlandelijke adoptie was in het begin bedoeld voor het onderbrengen van verweesde en
verwaarloosde kinderen van de oorlogslanden in veilige, verzorgende en permanente gezinnen. Door de
vele oorlogen nam dit aantal substantieel toe. Hoewel voorstanders van interlandelijke adoptie de vele
voordelen aan het verzorgen van een warm en permanent thuis voor deze kinderen benadrukken, is er
ook veel kritiek op:

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller JasB. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.02. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67096 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.02  16x  sold
  • (2)
  Add to cart