100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Alle 8 problemen van blok 1.6, inclusief vragen die op tentamen kwamen en inclusief een literatuurlijst per probleem $6.96   Add to cart

Summary

Samenvatting Alle 8 problemen van blok 1.6, inclusief vragen die op tentamen kwamen en inclusief een literatuurlijst per probleem

3 reviews
 122 views  19 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Dit document bevat alle acht problemen die worden behandeld in blok 1.6. Alle problemen zijn uitgebreid beschreven, waardoor de bronnen niet meer zelfstandig gelezen hoeven te worden. Ook heb ik mijn samenvattingen na de werkgroepen steeds uitgebreid, waardoor alle stof die tijdens de werkgroepen b...

[Show more]
Last document update: 3 year ago

Preview 7 out of 71  pages

  • Yes
  • March 15, 2021
  • March 15, 2021
  • 71
  • 2018/2019
  • Summary

3  reviews

review-writer-avatar

By: fruhling02 • 3 year ago

review-writer-avatar

By: valerieprikker • 3 year ago

review-writer-avatar

By: fleurkremer2000 • 3 year ago

avatar-seller
BLOK 1.5 INLEIDING IN DE ORTHOPEDAGOGIEK

Inhoudsopgave
 Literatuurlijst per probleem
 Probleem 1: 100 jaar othopedagogiek
 Probleem 2: Orthopedagogisch handelen
 Probleem 3:Bedankt voor het advies. En nu?
 Probleem 4: Schatjes?!
 Probleem 5: Verstandelijke beperking…
 Probleem 6: Je zult het maar hebben!
 Probleem 7A: Horen, zien en zwijgen? (DOOFHEID)
 Probleem 7B: Horen, zien en zwijgen? (BLINDHEID)
 Integratie opdracht
 Vragen die ik heb onthouden die op mijn tentamen kwamen

,LITERATUURLIJST PER PROBLEEM
Vijf algemene basisboeken die voor dit blok gebruikt zijn:
 Broekaert, E., Van Hove, G et al. (2010). Handboek bijzondere
orthopedagogiek. Antwerpen/Apeldoorn: Garant.
 Grietens, H., Vanderfaeillie, J., Hellinckx, W., & Ruijssenaars, W. (red.) (2014). Handboek
jeugdhulpverlening deel 1. Een orthopedagogisch perspectief op kinderen en jongeren met
problemen. Leuven/Voorburg: Acco.
 Ruijssenaars, A.J.J.M, Bergh, P.M., van den, & Schoorl, P. M. (2012). Orthopedagogiek.
Ontwikkelingen, theorieën en modellen: een inleiding. Antwerpen/Apeldoorn: Garant.
 Van der Ploeg, J. D. (2014). Gedragsproblemen: ontwikkelingen en risico’s. Rotterdam: Lemniscaat.
 Van der Ploeg, J. & Scholte, E. (red.) (2011). Orthopedagogische probleemvelden en voorzieningen
in Nederland. Antwerpen/Apeldoorn: Garant.

Probleem 1
- Ruijssenaars (2013). Inleiding in de orthopedagogiek H1
- Ruijssenaars (2013). Inleiding in de orthopedagogiek H2
- IJzendoorn, van, M.H. & Rosmalen, van, L. (2016).Pedagogiek in beeld.
- Luijk, M., Ringoot, A.P., Kok, R., Lucassen, N., Prinzie, P., Tieman, W., & van der Horst, F.
Opgroeien in de complexe werkelijkheid.
- Jeugdwet

Probleem 2
- Heb ik op een of andere manier niet opgeschreven? ☹

Probleem 3
- Danckaerts & Verhulst (2014). H3
- Model van Bronfenbrenner
- Dekovic & Stoltz (2016). H16
- NJI – effectieve jeugdinterventies
-
Probleem 4
- Van Amelsvoort & Van den Eede & Beekman (2014). Structurele wijzingen in de DSM-5.
- Stevens & De Looze (2018). Welbevinden en psychische problemen.
- Van der Ploeg H1 en H3
- Ruijssenaars H1 en H3

Probleem 5
- Van der Ploeg: H17 + H19
- Grietsens & Hellinckx: H4

Probleem 6
- -Broekaert H2 + H3 + H4
- -van der Ploeg H8
- -Grietens H6.5 + H6.7 +H7

Probleem 7A + B
- Grietens & Hellinckx H5
- Van der Ploeg H9 + H10
- Broekaert blz. 131 – 272
- Jannsen (2015). Interpersoonlijke communicatie.

, - Neonatale gehoorscreening
PROBLEEM 1: 100 JAAR ORTHOPEDAGOGIEK
LEERDOEL 1: WAT IS DE FUNCTIE VAN EEN ORTHOPEDAGOOG?
Orthopedagogiek: onderdeel van de pedagogiek dat zich bezighoudt met de studie naar en de opvoeding
van kinderen die in hun ontwikkeling belemmerd worden door een handicap. Eigenlijk dus de studie naar
opvoedkundig handelen t.o.v. het opvoedbeperkte kind.
- Doel: verbetering van de praktijk.
- Het is een normatieve visie: ze kijken naar wat wenselijk en haalbaar is in de opvoeding.
- Orthopedagoog kijkt naar de wijze waarop het functioneren van een kind door en in opvoeding en
onderwijs kan worden verbeterd en geoptimaliseerd.
- Nakken: de orthopedagogiek richt zich op de beschrijving van de aard en de achtergronden van
problemen bij het opvoeden met het oog op onderkenning, behandeling en preventie.
- Pedagogische wetenschappen bestudeert de opvoeding, het onderwijs en de hulpverlening aan
kinderen en jeugdigen, met het oog op verbetering van de praktijk.

2 soorten benaderingen:
 Klassieke benadering (tot 1960)
- Het afwijkende en opvallende kind staat centraal
- Probleem komt vanuit het kind zelf
- Vaststelling van een probleem en de behandeling (dus geen preventie).
- Met behulp van strenge opvoeding kan je problemen verhelpen.
- Van Gelderen, Baartman en Vliegenhart horen hierbij.
- Verschuiving van ‘afwijkende kind’ naar ‘problematische opvoedingssituatie’ gebeurde tussen 1960
en 1980.
 Moderne benadering (vanaf 1980)
- Problematische opvoedingssituatie staat centraal
- Probleem komt vanuit de omgeving
- Het doel is het optimaliseren van de opvoeding, zowel aan de kant van het kind als aan de kant van
de opvoeders.
- Gericht op preventie en behandeling
- Orthopedagogiek betreft de opvoeding van kinderen en de problemen daarbij (interactie met de
omgeving).
- Nakken, Ten horst en De Ruijter horen hierbij.

De 3 aandachtsgebieden van orthopedagogiek:
 Ontwikkelingsstoornissen, lichamelijke en zintuigelijke beperkingen
 Ernstige emotionele en gedragsproblemen
 Leerproblemen en –stoornissen (focus op stoornissen en hulpverlening daarbij).
 Het gaat hierbij niet alleen om de stoornissen of problemen zelf, maar vooral ook om de
hulpverlening bij de opvoedings- en onderwijsproblemen die daarmee gepaard gaan.

Er zijn 3 typen theorievorming over orthopedagogiek te onderscheiden
 Specifieke theorieën: klinische, onderwijs en behandelingstheorieën die gebruikt worden binnen
een bepaald werkveld; gaat om individu of een groep met dezelfde kenmerken/problemen.
 Algemene theorieën: theorie over de hulpvraag en hulpverlening; gemeenschappelijke en
overkoepelende basis waar meer specifieke problemen binnen vallen.
 Metatheoretische theorieën: debat over kwaliteit, geldigheid, bruikbaarheid en methoderegels;
hierdoor continue verandering van standpuntengericht.

(kinder)psychiater Psycholoog Orthopedagoog
-Psychofarmaca -Motivatie -Integratie en inclusie van
-Medicatie -Geheugen verschillende vakgebieden
-Neurobiologische oorsprong -Conditionering -Opvoedingsstrategie
-Fysiologische reactie -Aandacht -Ondersteuning

, -Cognitieve therapie -Opvoedingsstijl
-Groepsklimaat
Gericht op onderzoek en empirie, Gericht op onderzoek en empirie, het Het is een wijsbegerige en
het is een empirisch-analytische is een empirisch-analytische antropologische
gedragswetenschap gedragswetenschap gedragswetenschap. Er wordt als
het ware gefilosofeerd over wat een
goede opvoeding is, dus er wordt
niet alleen onderzoek gedaan.
Later werd de orthopedagogiek wel
meer empirisch i.p.v. filosofisch.
Biopsychosociaal en kijken naar Individu staat centraal, er wordt vanuit Integratief: contextfactoren worden
nabije omgeving het individu gekeken. gecombineerd zodat er een geheel
wordt gevormd. Denk aan gezin,
buurt, school, samenleving.
Behandeling d.m.v. individuele Behandeling d.m.v. gedragstherapie Behandeling d.m.v.
therapie en/of medicatie (cognitie van de cliënt) ouderbegeleiding en ondersteuning
bij de opvoeding
Het herkennen, begrijpen, verklaren Descriptieve / beschrijvende Normatieve visie, dus er is een
en leren beïnvloeden van wetenschap; gedrag wordt visie/idee over hoe het hoort en
emotionele en gedragsproblemen beschreven. Er wordt gekeken naar over wat wenselijk en haalbaar is in
van een kind in een theorieën die al bestaan. Ze werken de opvoeding, er wordt gekeken
biopsychosociaal model, om vanuit niet naar wenselijkheid en normen en naar de normen + waarden in de
die verklaring te kunnen waarden worden niet meegenomen in opvoeding. Dus niet alleen kijken
behandelen of adviseren. Is tegen de behandeling. (Decisionistisch) naar of iets werkt, maar ook
de normatieve visie. filosoferen erover; waarom zou dit
werken, wat is een goede
opvoeding?
Diagnose gericht Diagnose gericht Behandelingsgericht
Mag suïcidaliteit behandelen Mag geen suïcidaliteit behandelen Mag geen suïcidaliteit behandelen
Richt zich op de klinische kant. Richt zich op het mensbeeld. Richt zich op het mensbeeld.
Psychologie is gericht op kennis van Orthopedagogiek richt zich op
theorieën en de toepassing van behandeling en begeleiding naast
methodisch empirisch onderzoek, wat diagnostiek. De problematische
de directe inzetbaarheid in de opvoedingssituaties zijn het
hulpverlening soms moeilijk maakt. centrale thema van onderzoek en
praktijkvoering.
Empirische benadering Empirische benadering Praktische
Handelingswetenschappen
Maatschappelijk relevant Twijfels over maatschappelijke Maatschappelijk relevant
relevantie
Bestudeert de ontwikkeling van de Kijkt niet naar alle levensfasen.
mens in alle levensfasen, dus houdt
zich ook bezig met kinderen die
worden grootgebracht.
Mag medicatie voorschrijven Mag geen medicatie voorschrijven Mag geen medicatie voorschrijven
(artsenopleiding gedaan)
Onderzoeksvraag: hoe Onderzoeksvraag: hoe Onderzoeksvraag: hoe bewerk je
behandelen we de cliënt? behandelen we de cliënt? de omgeving van de cliënt om
resultaat te
boeken?
Kijkend naar Bronfenbrenner; er Kijkend naar Bronfenbrenner; er wordt Kijkend naar Bronfenbrenner; er
wordt geopereerd op het geopereerd op het microniveau. wordt geopereerd op micro- tot
microniveau. microniveau.

Overeenkomsten tussen deze drie beroepen:
- Alle drie zijn ze bevoegd om te diagnosticeren.
- Hebben allemaal hetzelfde doel: situatie verbeteren door de klachten te laten verminderen.
- Ze zijn alle drie wetenschappelijk en theoretisch onderbouwd.
- Het zijn alle drie kindertherapeuten.

, - Psychiater en orthopedagoog kijken naar de omgeving  evidence based practice (praktijk
gebaseerd op theorie) waardoor zij meer aansluiten met praktische vragen en begeleiding dan bij
psychologen.
- De beste behandeling voor een cliënt komt tot stand wanneer de 3 beroepen samenwerken door
middel van het biopsychosociaalmodel. Bio staat voor psychiater, psycho staat voor psycholoog en
sociaal staat voor orthopedagoog.

Werkvelden van de orthopedagoog (NVO)
Orthopedagogen werken met kinderen, jongeren en volwassenen in een afhankelijkheidsrelatie. Het zijn
wetenschappelijk én in de praktijk geschoolde experts in de pedagogische relatie tussen de cliënt en zijn
omgeving. De relatie tussen de cliënt en zijn opvoeders, thuis, op school, in een instelling of ergens anders
kan immers zowel onderdeel zijn van het probleem als de basis bieden voor de oplossing. De
orthopedagoog probeert de cliënt (weer) zo zelfredzaam mogelijk te maken, zodat de cliënt zo optimaal
mogelijk in de maatschappij mee kan functioneren.
Kerntaken van orthopedagoog:
- pedagogisch onderzoek
- diagnostiek
- behandeling
- begeleiding


LEERDOEL 2: WAT DOET JEUGDZORG?
Jeugdzorg richt zich op het verbeteren van de opvoedcapaciteiten en de samenwerkingen binnen het gezin,
het richt zich ook op het vroegtijdig signaleren van problematische situaties en het zorgen voor preventie.
Jeugdzorg vormt een schakel tussen meerdere instellingen die erop gericht zijn om de belangen van een
jeugdige te behartigen. Onder Jeugdzorg valt:
- Jeugd & opvoedhulp
- Jeugdbescherming
- Jeugdreclassering
- Geestelijke gezondheidszorg voor jeugd (jeugd-ggz)
- Zorg voor jeugd met een licht verstandelijke beperking (jeugd-lvb)

Ontwikkeling:
In 1901 kwam de wet Algemene Leerplicht in NL, dit was de eerste keer dat er overheidsbemoeienis rondom
jeugdzaken was.
Ouders hebben opvoedingsplicht en in 1905 werd in NL de kinderwet ingevoerd over dat uithuisplaatsing,
dus ontzegging van de ouderlijk macht, mogelijk werd. De rechter kan de voogdij regelen. Ook werd er in
1905 onderscheid gemaakt tussen volwassenen en kinderstrafrecht. Vanaf 1922 zijn de
kinderbeschermingsmaatregelen aangevuld met:
- Ondertoezichtstelling: een beperking van de ouderlijke macht door het aanwijzen van een
gezinsvoogd die de ouders bijstaat.
- Kinderrechter: deze geeft aanleiding aan de gezinsvoogden en steunt hen met zijn gezag; oordeelt
in kinderstrafzaken en maakt deel uit van de rechtbank als het gaat om ouderlijke macht en voogdij.

In 1989 kwam de Wet op Jeugdhulpverlening en het Zo-zo-zo beleid: kinderen en hun ouders moeten zo
dicht mogelijk bij huis, zo kort mogelijk, zo snel mogelijk en zo licht mogelijke hulp krijgen. Dit leidt tot
vergroting van de eerstelijnsvoorzieningen (zoals jeugdgezondheidszorg, huisartsen, voorzieningen voor
advisering en licht ambulante hulp en maatschappelijk werk) en meer aandacht voor preventie. De overheid
wil dit financieel steunen om pedagogische advisering en ondersteuning te ontwikkelen. Na de invoering van
de wet was er het besef dat twee kwesties onveranderd waren gebleven: 1) de onoverzichtelijkheid van en
gebrek aan samenhang in het geheel van jeugdhulpvoorzieningen en 2) de gescheiden financiering van de
verschillende sectoren van jeugdzorg.
In 2005 kwam de wet op de Jeugdzorg die zorgde voor de oprichting van Bureau Jeugdzorg; een instantie
die garant zou staan voor toegang tot de tweedelijns-jeugdzorgvoorzieningen. Bureau Jeugdzorg werd een
thuishaven voor het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (heet nu Veilig Thuis) en zorgde voor de

,uitvoering van civielrechtelijke (kinderbescherming) en strafrechtelijke (jeugdreclassering) maatregelen.
Cliënten kregen recht op jeugdzorg als Bureau Jeugdzorg daar voldoende grond voor zag. Daarnaast
behielden jeugdigen en ouders ook een toegang tot zorgvoorzieningen via een verwijzing in het medisch
circuit.
In 2015 werd de wet op de Jeugdzorg vervangen door de Jeugdwet; sindsdien zijn de gemeenten bestuurlijk
en financieel verantwoordelijk voor alle vormen van jeugdzorg en jeugdhulp. Het doel van de wet is om
versnippering van de zorg voor de jeugd tegen te gaan en de zorg en hulp dichter bij het gezin te
organiseren. Taken die onder de AWBZ (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten) en onder de
Zorgverzekeringswet (geestelijke gezondheidszorg voor jongeren) vielen, zijn grotendeels overgeheveld
naar de Jeugdwet.
De jeugdzorg is dus overgeheveld naar de gemeenten die zich in hun beleid moeten richten op:
- Het inschakelen, herstellen en versterken van het probleemoplossend vermogen van kinderen en
jongeren, hun ouders en sociale omgeving.
- Het bevorderen van de opvoedcapaciteiten van de ouders en de sociale omgeving.
- Meer preventie en vroege signalering.
- Het tijdig bieden van de juiste hulp op maat.
- Effectieve en efficiënte samenwerking rond gezinnen.
- Ontzorgen en de-medicaliseren
- Minder regeldruk voor professionals

Tot nu toe werkt Jeugdwet niet goed, want uit een rapport van 2016 is gebleken:
- Interpretatieproblemen met Jeugdwet
- Bij zware problemen is er geen passende hulp en komt de hulp te laat.
- Teveel abrupte gesloten plaatsingen.

En uit een rapport van 2017 is gebleken:
- Veel administratieve lasten
- Financiële problemen
- Capaciteit (hoog) specialistische jeugdhulp staat onder druk

Vormen van hulp die Jeugdzorg biedt:
 Jeugdige woont thuis
o Ambulante hulp: jeugdige en ouders wonen thuis, dus de cliënt verplaatst zich voor de
behandeling naar een zorgverstrekker zonder daar te overnachten, of de zorgverstrekker
komt naar het huis van de cliënt.
o Pedagogische hulp: iemand zoekt het gezin op.
o Daghulp, dagbesteding
 Jeugdige woont niet thuis
o Pleegzorg
o Residentiële zorg: kinderen leven vrijwillig of gedwongen, dag en nacht buiten hun eigen
omgeving. Ze verblijven in leefgroepen en worden begeleid door pedagogisch medewerkers.


LEERDOEL 3: HOE IS ORTHOPEDAGOGIEK VERANDERD DOOR DE JAREN HEEN?
Middeleeuwen
- Christelijke boodschap van naastenliefde voor armen, zieken en gehandicapten. Hulpbehoevenden
werden opgenomen in de caritatieve zorg (liefdadigheid) van gasthuizen of hospitalen. Er werd geen
onderscheid gemaakt tussen armen, wezen, zieken en gehandicapten. Maar er waren wel aparte
voorzieningen voor besmettelijke ziekten (Lepra) en ernstige geesteszieken (dolhuizen).
- Gedragsproblemen werden met dwang en straf aangepakt.
- Kinderen moesten werken; jongens moesten hout bewerken en meisjes moesten aan het
spinnenwiel. Hieruit ontstond geleidelijk de eerste zorg voor individuen met mentale problemen.

17e eeuw

, - Belangstelling voor opvoedbaarheid doordat pedagoog Comenius een pedagogische methode
ontwierp waarbij hij de kindertijd als een speciale periode ziet.

Verlichting:
- Men is optimistisch over het menselijk kunnen, vooral over het gebruik van de rede; er wordt
uitgegaan van de maakbaarheid van het kind. Ook worden wetenschappelijke uitvindingen gedaan
om natuur te overwinnen.
- Het idee van een eigen kinderlijke constitutie (rechten/plichten van het kind), die ook de
mogelijkheden van opvoedbaarheid onderstreept, krijgt de volle aandacht. Vooral in het werk van
Rousseau.

Begin en midden 19e eeuw:
- Tijdens de Romantiek (begin 19e eeuw) was er minder kindersterfte waardoor er meer aandacht voor
pedagogiek ontstond. Pestalozzi, Herbart en Fröbel combineerden filosofische ideeën met
ervaringskennis en hieruit ontstonden langzamerhand veel (leer)boeken over de aanpak van
opvoeding en problemen daarin.
- In 1827 heeft koning Willem I bepaald dat aan de universiteiten in België en NL onderwijs gegeven
moet worden in de pedagogiek en de didactiek.
- Ontstaan van initiatieven voor onderwijs aan kinderen met mentale achterstanden of problemen.

Eind 19e eeuw
- Hier vindt pas verandering plaats; er is een afname van de kindersterfte door huiselijke
pedagogische atmosfeer die vanaf de Gouden Eeuw al interessant werd.
- Onderwijs wordt belangrijk en vindt plaats in scholen en instituties voor jeugdigen, naast de
weeshuizen die er sinds de late Middeleeuwen waren.
- De pedagogische initiatieven zijn moreel en religieus van aard en worden bekostigd door
filantropisch particulier initiatief. Men maakt zich in toenemende mate zorgen over armen en
minderbeelden in de samenleving.
- Kinderen worden meer en meer gezien als aandachtspunt voor sociale interventies die zich niet
alleen richten op het compenseren van overleden ouders, maar ook op het helpen bij problemen en
gevaren (verwaarlozing, criminaliteit, fysieke en mentale afwijkingen).
- Naast jeugdgevangenissen en heropvoedingshuizen worden instellingen opgericht voor kinderen
met visuele en auditieve beperkingen en later ook voor kinderen met mentale beperkingen. In
internaten voor dove en blinde kinderen wordt een vorm van speciaal onderwijs gegeven.
- Het belang van de relatie tussen de kinderlijke ontwikkeling en mentale problemen wordt
onderstreept. Dit opende de weg naar een specifieke categorisering van problematiek verweven met
het kind-zijn en de opvoeding. Termen als idiotisme en zwakzinnigheid doen hun intree. Een
belangrijke aanzet hiertoe was de ‘moral treatment’ beweging die de individualiteit en de psychische
dimensie onderstreepte.
- Groeiend besef van het onderscheid tussen een geestesziekte en een geestelijke achterstand of
beperking.
- Overgrote meerderheid van de kinderen volgen een vorm van onderwijs.
- In NL was het eerste initiatief waarin een integratie van pedagogiek en zwakzinnigenzorg werd
vormgegeven het ‘Idiotenschooltje’ van dominee Van Koetsveld in Den Haag (1855 – 1920). In de
school ging het om: genezing door opvoeding.

20e eeuw
- Algemene leerplicht NL (1901) brengt alle kinderen onder de aandacht van onderwijzers. Voor kids
die echt niet in scholen te handhaven zijn, moet een arts ontheffing geven van de leerplicht. Dit werd
ingezet om aangepast onderwijs te verwezenlijken.
- In 1903 wordt de “Vereniging van Onderwijzers en Artsen, werkzaam aan inrichtingen voor onderwijs
aan achterlijke en zenuwzwakke kinderen” opgericht. Zij pleiten voor een wettelijke regeling van het
speciaal onderwijs en voor de professionele kwalificatie van leerkrachten die daar werken.
- 1905: ontstaan IQ-test die bedoeld is om zwakzinnige leerlingen op te sporen (Binet & Simon).

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller JasB. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

70055 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.96  19x  sold
  • (3)
  Add to cart