Sociale Omgeving en Gedrag Aantekeningen
04-02-2021: Hoofdstuk 1, 2, 3 en 4
Maatschappelijke problemen
- Onderwijs
- Immigratie en integratie
- Arbeid
- Milieu
- Gezondheid
- Consumenten
- Sport
- Vervoer en verkeer
Beïnvloed door vele aspecten
- Economisch
- Historisch
- Geografisch en ruimtelijk
- Politiek
- Sociaal psychologisch
Sociaal psychologische aspecten
- Gedragingen
- Probleembesef
- Attitudes
- Normen
- Waarden
- Efficacy: denk je dat je het gedrag uit kan voeren en denk je dat als je dit bepaalde gedrag
vertoond je het probleem dan oplost.
Definities
Sociale psychologie: wetenschap die zich richt op het begrijpen van de aard en oorzaken van
menselijk gedrag en cognities in sociale situaties.
Toegepaste sociale psychologie: toepassen van sociaal psychologische constructen, principes,
theorieën, interventietechnieken, methoden, en onderzoekresultaten om sociale problemen te
begrijpen en op te lossen.
Construct
Een latente individuele eigenschap. Je hebt het wel, maar je kan het niet van de buitenkant aan je
zien. Bijvoorbeeld: attitudes, waarden, sociale norm, prestatiemotivatie (wat motiveert je om goed te
presteren, wil je je best doen voor jezelf, of puur om anderen te verslaan.
,Principe
Werking van psychologische proces:
- Cognitieve dissonantie reductie: je hebt een ongemakkelijk gevoel omdat verschillende
cognities met elkaar in tegenspraak zijn. Bijv. ik vind chocola lekker, maar ik wil ook gezond
leven. Bijv. ik vind het milieu belangrijk, maar ik rijd wel overal met de auto naartoe omdat ik
dat gemakkelijk vind.
- Groupthink: unanimiteit belangrijk als cohesie groot is. Mensen hebben de neiging om
minder kritisch te zijn op elkaar en ze streven meer naar unanimiteit zodat iedereen het
gewoon met elkaar eens is, in plaats van dat ze goede beslissingen nemen.
- Bystander effect: mensen zijn minder geneigd om iemand te helpen als er anderen aanwezig
zijn, omdat we dan het idee hebben dat we zelf minder verantwoordelijk zijn.
- Voet in de deur techniek: je begint met een klein verzoek, vervolgens een groot verzoek en
het blijkt dat mensen dan eerder geneigd zijn om toe te stemmen aan het grote verzoek.
Theorie
Een geïntegreerde set principes waarmee gedrag en cognities kunnen worden beschreven, verklaard
en voorspeld.
Belang theorie
There is nothing so practical as a good theory (Lewin).
Theorieën helpen je het probleem te structureren op een subset van relevante determinanten. Het
geeft ook richting voor een oplossing en uiteindelijk ook evaluatie.
Theorieën: sociale invloed
De invloed van de sociale omgeving op gedachten, gevoelens en gedrag. Bijv. focus theory of
normative conduct: deze theorie verklaart waarom verwachtingen die anderen van jou hebben, dus
wat je denkt dat anderen van jou verwachten (inductief), en wat je denk dat de meerderheid doet,
hoe die invloed kunnen hebben op jou gedrag.
Theorieën: sociale cognitie
Hoe we denken over anderen en de wereld. Voorbeeld: attributietheorie (bijv. eigen prestaties aan
eigen kenmerken, prestaties van anderen aan omgeving toewijzen), cognitieve dissonantietheorie,
theorie van gepland gedrag (ons gedrag wordt bepaald door onze intenties, en intenties om gedag te
vertonen zijn sterk als we positieve attitudes hebben, als de sociale norm sterk is, en als we denken
dat we gedrag kunnen vertonen), sociale vergelijkingstheorie (ik heb een grote neus, maar die man
daar heeft nog een grotere neus, dus dan valt mijn neus wel mee). Sociale vergelijkingstheorie.
,Theorieën: sociale relaties
Hoe gaan we om met anderen, waarom hebben we goede relaties dan wel conflicten. Voorbeeld:
ingroup/outgroup biases, stereotypen (we handelen naar de ‘typische’ representant van een groep),
prosociaal gedrag (wat motiveert mensen om iets goeds te doen voor anderen of bijv. het milieu, ook
als is het niet direct voor hun eigen belang), interdependentietheorie (hoe zijn mensen van elkaar
afhankelijk).
Verschil fundamentele en toegepaste sociale psychologie
Fundamenteel: nadruk op ontwikkelen en testen theorieën, dit noemen we een deductieve
benadering.
Toegepast: nadruk op begrijpen en oplossen van sociale problemen, dit noemen we een inductieve
benadering.
Deductief Inductief
Van probleem naar verklaringen. Brede
benadering. Gebruik van meerdere theorieën.
Overeenkomsten
Ontwikkelen en testen theorieën: fundamentele benadering in toegepast onderzoek. Toegepast
onderzoek leidt tot fundamentele kennis.
Wetenschappelijke methoden. Beschrijven, voorspellen, causaliteit, verklaren. Gericht op zelfde
oorzaken van cognities en gedrag.
Factoren die van invloed zijn op cognities en gedrag
- Individueel: attitudes, waarden.
- Sociaal: opinies en gedrag van anderen.
- Situationeel: fysieke omgeving.
- Cultureel: gedeelde opvattingen, percepties, normen.
- Biologisch: genetische factoren.
,Kenmerken toegepaste sociale psychologie
1. Probleemgericht: meerdere theorieën, methoden, interventies.
2. Waardenoriëntatie: bijv. als ik heel duidelijk mijn mening geef, kan een respondent juist heel
erg ermee eens zijn, of juist er expres tegenin gaan, dus bij onderzoek kun je als onderzoeker
beter niet je mening geven.
3. Sociale bruikbaarheid: sterke effecten, lange termijn effecten. In medisch onderzoek kan een
klein effect wel relevant zijn.
4. Generaliseerbaarheid: representatieve steekproef.
5. Veld: bijv. rijsimulator vs. geïnstrumenteerde auto. Echte versus virtuele vlindertuin.
6. Interdisciplinaire: samenwerken met andere disciplines.
7. Opdrachtgever: voorbeeld: ministeries, provincies, dierentuin, energiebedrijven. Deze
partijen willen vaak snel resultaat, maar dat kan vaak niet in wetenschappelijk onderzoek.
Daarom moet het onderzoek toegankelijker maken, dus op een gemakkelijkere manier
uitleggen wat de partijen ermee kunnen.
8. Kosten-baten afweging: voorbeeld: massamedia of informatie-op-maat.
9. Politieke haalbaarheid: voorbeeld: vliegtax.
10. ‘Output’: wetenschap vs. maatschappij.
Voorbeelden van toepassing resultaten onderzoek
- Probleem oplossen: directe toepassing.
- Input voor beleid, naast andere factoren.
- Agenda setting: een onderwerp wat op de politieke agenda terecht is gekomen.
- Onderzoek om besluitvorming uit te stellen.
- Onderzoek om eigen standpunt te ondersteunen: moet niet in wetenschappelijk onderzoek
gebeuren.
- Manipulatie.
Interventies
Toegepaste gedragsanalyse
Gevolgen van gedrag motiveren gedrag: positieve gevolgen verkrijgen, negatieve gevolgen
vermijden. Vooral directe en zekere gevolgen beïnvloeden gedrag. Gewenst gedrag stimuleren of
ongewenst gedrag afremmen door gevolgen van gedrag te veranderen.
Interventiestrategieën
Antecedente strategieën: veranderen van factoren in omgeving voorafgaande aan gedrag.
Sturen gedrag, kondigen mogelijke gevolgen aan.
Consequentie strategieën: veranderen van gevolgen van gedrag. Controleren gedrag.
Veranderen dus na het gedrag heeft plaatsgevonden.
Three-term contingency: antecedent gedrag consequentie
,Antecedente strategieën
Voorlichitng, educatie en training
Voordelen gewenste gedrag, nadelen ongewenste gedrag, training: + oefenen en feedback. Op
zichzelf niet erg effectief, vooral niet als gewenst gedrag lastig is. Effectiever als:
- Informatie op maat: wanneer mensen voorkennis hebben over een bepaald onderwerp, kan
dit invloed hebben op de intenties en het gedrag van mensen. Bijv. mensen die het milieu
belangrijk vinden hebben meer probleembesef van dit en vinden het dan ook meer
acceptabel om het beleid ten voordele van het milieu aan te passen, dan mensen die niet
zozeer het milieu belangrijk vinden. Informatie moet aansluiten op wat je belangrijk vindt,
want dan ben je meer geneigd om hiernaar te handelen.
- Kennistekort belangrijke barrière
- Gecombineerd met andere interventies
Prompts
Mondelinge of schriftelijke boodschappen op plek waar gedrag plaats vindt. Bijv. een sticker bij een
lichtknopje waarop staat ‘doe het licht uit als je de ruimte verlaat’. Het hoofddoel aan zo’n prompt is
dat je mensen herinnert aan wat ze eigenlijk al belangrijk vinden of wat ze van plan waren. Dit is
vooral effectief als:
- Duidelijk is wel gedrag gewenst is.
- Gedrag gemakkelijk uitvoerbaar is.
- Zichtbaar op plek waar gedrag plaats vindt: bijv. die sticker zal effectiever zijn als de sticker
naast de lichtknop zit i.p.v. aan de andere kant van de ruimte.
- Vriendelijk geformuleerd.
Het is vooral op invloed van als mensen al van plan waren iets te doen. Het is vooral bedoelt ter
herinnering. Je overtuigt mensen niet om iets te doen.
Voorbeeldgedrag
Goede voorbeeld geven. Demonstraties. Effectief als model wordt beloond. Geloofwaardig.
Gebaseerd op sociale beïnvloeding. Als een ander dat doet en beloond wordt, dan kan ik dat ook wel
doen.
Commitment
Belofte om gedrag te veranderen, morel verplichting om belofte na te komen, consistent over willen
komen. Bijv. ik ga drie keer per week sporten, ik ga elke dag groente eten. Mensen voelen zich
moreel verplicht om het gedrag te vertonen. Als je deze belofte openbaar maakt, dan komt er ook
vaak nog een sociale motivatie achter, omdat anderen weten dat je die belofte hebt gedaan, dus ze
weten ook wanneer je hem breekt.
Consequentie strategieën
Straffen
Negatieve gevolgen verbinden aan ongewenst gedrag. Negatieve attitudes en emoties.
Ontwijkgedrag. Handhaving en pakkans. Mensen gaan hierdoor wel vaak het gedrag vermijden, maar
,gaan niet positiever naar het gewilde gedrag kijken. Het leidt juist vaak eerder tot negatieve attitudes
en emoties. Dit kan er tot leiden dat het geen duurzame verandering is.
Belonen
Positieve gevolgen verbinden aan gewenst gedrag. Bijv. geld, cadeautjes, lof, privileges. Nadelen:
duur, effect verdwijnt vaak als beloning verdwijnt, intrinsieke motivatie zwakker.
Feedback
Informatie over gedrag en de gevolgen daarvan. Gevolgen duidelijk. Je maakt mensen bewust van de
gevolgen van hun gedrag. Motiveert, het kan mensen motiveren om hun doelen te bereiken, omdat
ze weten welke gevolgen hun gedrag heeft.
Interventies en sociale invloed
Compliance techniques: technieken die de kans verhogen dat iemand een verzoek om gedrag te
veranderen opvolgt.
Consistentie
Consistent over willen komen. Voet-tussen-de-deur techniek. Commitment. Cognitieve dissonantie
oproepen. Nadenken over nadelen (motivational interviewing).
Sociaal bewijs
Informatie over wat anderen verwachten (injunctieve norm) of wat anderen doen (descriptieve
norm). Sociale vergelijkingsfeedback – jij in vergelijking met anderen. Slecht voorbeeld doet slecht
volgen.
Autoriteit
We laten ons gemakkelijker overtuigen door een autoriteit dan door iemand met een lage status.
Mening van deskundigen als heuristiek (ELM).
Aardig vinden
We doen meer voor mensen die we kennen en aardig vinden. We vinden mensen die op ons lijken en
die ons aanvullen aardig. Benadruk overeenkomsten. Block-leader approach: de interventie wordt
geïmplementeerd door iemand in de gemeenschap, i.p.v. een deskundige. Deze persoon lijkt meer
op de andere mensen in de gemeenschap, waardoor mensen zich hier gemakkelijker door laten
overtuigen.
Reciprociteit/wederkerigheid
Voor wat hoort wat. Als ik jou koffie geef, denk je ‘oh dan moet ik de volgende koffie kop maar
halen’. Eerst iets geven: Hare Krishna (mensen geven je een bloem in de hand, waardoor je het
gevoel hebt dat je iets terug moet geven), loterijticket bij vragenlijst, handdoeken in hotel.
Schaarste
Als iets schaars is of moeilijk te krijgen zal het wel waardevol zijn. Verlies vermijden. Potentiële
verliezen benadrukken.
,Wat is het maatschappelijk probleem?
Welk gedrag veroorzaakt het probleem?
Welke aspecten bepalen dat gedrag? Theorie
Welke interventies zijn geschikt? Gericht op belangrijke determinanten
Is de interventie effectief geweest? Evaluatie
Theorie van planned behaviour
Bedachtzame acties zijn het gevolg van de intenties die mensen hebben.
Via reclames voorbeeldgedrag laten zien en veel sociale media gebruiken, om te laten zien wat de
norm is. Bijv. influencers gebruiken om te laten zien wat de norm is, waardoor hopelijk de mening
van de jongeren ook beïnvloed wordt om zich aan de regels te houden. Als je je aan de regels houd,
dan kunnen we hopelijk zo snel mogelijk weer samen uit gaan en op festivals staan. Het gedrag zou
wel vol te houden zijn, aangezien we op dit moment toch niet echt samen ergens naartoe kunnen,
aangezien de meeste dingen dicht zitten. Hierdoor komen jongeren ook minder snel in de verleiding
om zich niet aan de regels te houden.
11-02-2021: Hoofdstuk 9: Social Psychology and Environmental Problems
Adaptatiegedrag tegen klimaatverandering
- Informatie zoeken: bijv. loop ik risico?
- Beschermende maatregelen treffen voor of na een ramp
- Evacuatie: bijv. als een orkaan komt, naar een plek gaan waar deze orkaan niet plaatsvindt.
- Verzekering kopen: als ze schade hebben, niet alles zelf hoeven te betalen.
- Politiek gedrag: stemmen op partijen, die zorgen dat het juiste adaptatiebeleid wordt
gevoerd. Of juist gaan protesteren, omdat je vindt dat er meer actie gevoerd moet worden.
Wat motiveert adaptatiegedrag?
Sterkste voorspellers: descriptieve norm (denk je dat andere mensen ook actie ondernemen),
negatief affect (ervaar je negatieve emoties, als je denkt over klimaatverandering), outcome efficacy
(heb je het gevoel, dat als je actie onderneemt, je ook beter beschermd bent tegen de consequenties
van klimaatverandering) en self-efficacy (het gevoel hebben dat je het ook kunt doen).
Zwakste voorspellers: ervaring (al eerder een consequentie meegemaakt) en kennis (zijn ze goed op
de hoogte). Vaak denken beleidmakers dat dit juist goede voorspellers zijn. Ze denken dat als
mensen de kennis hebben, ze wel het goede zullen doen. Bij kennis denken de mensen zelf vaak, dat
juist omdat ze iets zeldzaams hebben meegemaakt, het hen niet weer zal gebeuren.
Invloed natuur op welzijn
Vergelijk herstel patiënten die na operatie uitkijken op een blinde muur of op bomen. De vraag
hierbij was of mensen beter herstellen als ze uitkijken naar de natuur. Er werd gekeken naar hoeveel
medicatie mensen nodig hadden na het herstel van de operatie. Direct na de operatie zie je haast
,geen verschil tussen de groepen, ze hebben
allebei veel medicatie nodig. Na 6-7 dagen is er
ook haast geen verschil, dan zijn beide groepen
zo goed als herstelt. Tussen 2-5 dagen is wel
een groot verschil. De mensen die uitkeken
naar een blinde muur, hadden meer medicatie
nodig dan de mensen die uitkeken naar de
natuur. Ze hadden minder sterke medicatie
nodig en ze lagen ook minder lang in het
ziekenhuis.
Andere gezondheidseffecten zijn bijv. minder stress, betere concentratie, minder ziekte, hoger
welzijn.
Verklaring
Biophilia hypothese:
- Mensen houden van natuur.
- Natuur bevordert ons welzijn, stressreductie.
- Evolutionair bepaald; zit in onze genen. Grootste deel van onze ontwikkeling hebben we ons
aan de natuur aangepast.
Attention-restoration theory:
- Natuurlijke stimuli vragen geen gerichte aandacht (i.t.t. urbane omgeving). De aandacht
wordt automatisch getrokken als je naar natuurlijke stimuli kijkt. In een stedelijke omgeving
moet je echt zelf gericht aandacht aan bepaalde stimuli geven.
- Minder cognitieve inspanning.
- Herstel van vermoeidheid.
Verklaren milieugedrag
We zouden de klimaatverandering kunnen tegen gaan, puur met gedragsveranderingen. Bijv. huizen
beter isoleren, in een elektrische auto rijden, meer met het openbaar vervoer gaan i.p.v. met de auto
of vliegen, minder vlees eten, minder zuilproducten consumeren (gaat veel energie bij verloren),
meer zonne- en windenergie gebruiken, stemmen op partijen die actie willen voeren tegen
klimaatverandering, etc. etc.
Waarden zijn algemene doelen die mensen nastreven in hun leven. Wat ze in het algemeen
belangrijk vinden. Er zijn vier waarden die relevant zijn of mensen al dan niet duurzaam handelen:
- Hedonische waarden: we willen een plezierig leven, we willen moeite besparen.
(eigenbelang)
- Egoïstische waarden: we willen onze hulpbronnen versterken, dat kan geld zijn, maar ook
dingen als status. (eigenbelang)
Hedonische en egoïstische waarden belemmeren vaak milieuvriendelijk gedrag, omdat dit gedrag
vaak tijd, moeite en geld kost. Niet altijd, bijv. in de zomer wil je sneller de fiets pakken dan in de
winter. En door thuis de verwarming lager te zetten, dit is niet alleen beter voor het milieu, maar
bespaart je ook geld. Nu komen de waarden die meer gericht zijn op het algemene belang:
, - Altruïstische waarden: we willen graag dat andere mensen ook een goed leven hebben.
- Biosferische waarden: mensen zijn gericht en gemotiveerd om het milieu te beschermen en
om de natuur te beschermen.
Altruïstische waarden, maar voor biosferische waarden, dragen er aan bij dat mensen meer milieu
vriendelijk gedrag vertonen. In veel verschillende situaties, en keer op keer. Dus, naarmate je het
milieu belangrijker vindt, ben je ook meer gemotiveerd om duurzaam gedrag te vertonen, ook al kost
het enige moeite.
Afhankelijk van welke waarden jij belangrijk vindt, kijk je naar bepaalde situaties. Deze aspecten,
waar jij op gericht bent in de situatie, kleuren jouw oordeel meer. Als je sterke egoïstische waarden
hebt, ben je vooral gericht op de kosten en baten die bepaalde milieuvriendelijke gedragingen zullen
hebben en die kosten en baten zullen heel veel invloed hebben op de keuzes die je maakt.
Conflict tussen waarden:
- Afval scheiden: goed maar kost moeite.
- Autogebruik: leuk maar slecht voor het milieu.
Biosferische waarden meest stabiele basis voor milieuvriendelijk gedrag. Want je bent vooral gericht
op de gevolgen voor het milieu. De waarden bepalen hoe je naar een situatie kijkt, welke kosten en
baten daarbij horen, en uiteindelijk dus de keuzes die je maakt.
Norm-activatie model
Mensen handelen milieuvriendelijk als ze daar een morele verplichting toe voelen. Morele
verplichting is hoog als: er een hoog probleembesef is en de eigen bijdrage zinvol is.
NAM geeft vooral goede verklaring voor gemakkelijk gedrag en intenties, bijv. afval scheiden. Als de
kosten te hoog zijn, dan kunnen mensen het probleem gaan ontkennen, hun eigen bijdrage aan het
probleem ontkennen, of aangeven dat jij er zelf niets aan kunt doen.
Gedragsverandering
Structurele strategieën: gebaseerd op de leertheorie, keuzesituatie veranderen zodat
milieuvriendelijk gedrag relatief aantrekkelijker wordt, bijv. financiële maatregelen (prijsbeleid),
aanbieden van voorzieningen, wetgeving (bijv. gloeilampen niet meer mogen verkopen).
- Push: straffen, milieuonvriendelijk gedrag minder aantrekkelijk maken.
- Pull: belonen, milieuvriendelijk gedrag aantrekkelijker maken.
Psychologische strategieën: veranderen van kennis, voorkeuren, perceptie:
- Informatie over het probleem
- Informatie over milieuvriendelijke alternatieven
- Informatie over wat anderen doen of vinden
- Feedback
, - Doelen stellen
- Commitment
- Modelling
- Bottom-up initiatieven: bij. Buurkrach, met de hele buurt bewust omgaan met het zuiniger
gebruiken van energie. De deelnemers hiervan hebben sterkere milieuwaarden, een sterkere
milieu-identiteit en vinden duurzaam energieverbruik belangrijker. Maar… deelname levert
extra motivatie om duurzaam om te gaan met energie. Dus het trekt mensen aan die het
milieu sowieso al belangrijker vonden, maar het zorgt er ook voor dat ze nog meer motivatie
krijgen om duurzamer om te gaan met energie.
Meest effectieve sociale invloeden voor milieuvriendelijk gedrag zijn: block leaders, commitment,
modelling.
Minst effectief: sociale vergelijksfeedback (bijv. je kan zien hoeveel energie je buren gebruiken in
vergelijking met jouw energieverbruik), sociale norm informatie.
Eudaimonia
Milieuvriendelijk gedrag levert een positief gevoel op omdat het betekenisvol is. Hierdoor krijg je een
positief zelfbeeld. Het stimuleert milieuvriendelijk gedrag.
Warm glow
Mensen zeggen dat ze een warm gevoel van binnen krijgen als ze iets goeds doen. Bij een onderzoek
kwam naar voren dat ze ook zeggen dat de ruimte waar ze in zitten ook warmer is. En er kwam ook in
naar voren dat bij vrouwen zelfs de lichaamstemperatuur omhoog ging.
18-02-2021: Verkeer en politiek (hoofdstuk 17 en 15)
Verkeer
Traffic safety is a societal problem, because in de EU already 40.000 people die in traffic accidents.
Auto-ongelukken kunnen verminderen door bijv. betere wegen te hebben, in het voertuig zelf
verbeteringen te brengen (bijv. gordels), enforcement (bijv. door boetes te geven), technological aids
(bijv. digital stop signs). Maar al deze vooruitgang is nog niet genoeg.
Enforcement
Is usually efficient when it’s in place: when you see a speed camera, when you see a police vehicle.
You have to internalize the norms, because otherwise you won’t change the behaviour. With these
basic interventions, there are not really long-term changes.