Hoofdstuk 1
Ieder mens is uniek en volgt zijn eigen ontwikkelingspad, dat wordt bepaald en uitgestippeld
door tal van factoren, bijvoorbeeld tijdsbeeld. Verschillen tussen generaties hebben invloed
gehad op hoe een persoon zich heeft ontwikkeld of nog zal gaan ontwikkelen. Ondanks die
verschillen hebben mensen ook veel gemeen met elkaar; ze lopen in grote lijnen eenzelfde
soort ontwikkeling door. Ook komen we allemaal in bepaalde levensfases terecht.
Het verkrijgen van inzicht in deze algemene menselijke ontwikkelingslijnen en welke
factoren bepalend en van invloed zijn op de ontwikkeling, is het vakgebied van de
ontwikkelingspsychologie; de studie naar patronen van groei, verandering en stabiliteit
gedurende het hele leven; van conceptie tot aan de dood.
Hoe verandert ons gedrag gedurende ons leven is een belangrijke vraag hierin. Niet alleen
zichtbare handelingen vallen onder gedrag maar ook inwendige processen zoals hoe een
persoon de wereld waarneemt of hoe hij nadenkt, onthoudt of fantaseert.
Ontwikkelingspsychologen hebben als doel dat hun onderzoek en bevindingen bijdragen aan
een beter leven van mensen. Jij als sociaal werker hebt hier veel aan, de manier hoe er met
kinderen wordt omgegaan, is ingegeven door wetenschappelijk onderzoek. Kennis over de
normale levensloop en ontwikkeling geeft bovendien niet alleen inzicht in wat je op een
bepaald moment van iemand kan verwachten, het beidt ook handvatten om een afwijkende
ontwikkeling te signaleren en hier tijdig op in te haken.
Als mens doorlopen we een aantal typische fasen waarin specifieke mijlpalen en levensloop
gebeurtenissen centraal staan. Deze fasen zijn:
Prenatale periode; conceptie-geboorte
Baby 0-1 jaar
Dreumes 1-2 jaar
Peuter 2-4 jaar
Kleuter 4-6 jaar
Basisschoolkind 6-10 jaar
Pubertijd 10-14 jaar
Adolescentie 14-22 jaar
Jongvolwassenheid 22-35 jaar
Midden volwassenheid 35-55 jaar
Late volwassenheid 55-65 jaar
Oudere 65+
De fase-indeling is slechts een poging om de werkelijkheid weer te geven. Sommige fasen
hebben namelijk geen eenduidige grens. De ene mens is sneller volgroeid of bereikt
bepaalde mijlpalen sneller dan anderen. Hierdoor kan een persoon qua leeftijd wel binnen
een bepaalde fase vallen, maar qua ontwikkeling past hij beter in een andere fase.
,Het gaat dus te allen tijde om gemiddelden; de gemiddelde leeftijd waarop de meeste
mensen een mijlpaal bereiken of een levensloopgebeurtenis meemaken.
Sommige fasen lijken sterk cultuur bepalend. Sommige kinderen moeten bijvoorbeeld na de
kindertijd direct aan het werk en slaan dus de adolescentiefase over. Omdat het te moeilijk
is om alle culturele variaties rondom de levensfasen te omschrijven, wordt er alleen
uitgegaan van een indeling van de westerse-samenleving.
Hoe ouder men wordt, hoe meer variatie er in de levensloop ontstaat. In de eerste jaren van
het leven is er namelijk veel meer sprake van een normatieve ontwikkeling; de algemene
veranderingen die kinderen laten zien naarmate ze ouder worden. Veranderingen op jonge
leeftijd zijn meer het gevolg van normatieve invloeden, de factoren die bij de meeste
mensen ongeveer dezelfde impact hebben en die daardoor aanleiding geven tot een soort
gemiddeld ontwikkelingspatroon.
Naarmate de leeftijd vordert, gaan de omgevingsfactoren die van invloed zijn op de
menselijke ontwikkeling voor nog meer onderlinge variatie zorgen. Ook individuele
ervaringen krijgen een steeds grotere impact op het ontwikkelingsverloop en zorgen mede
voor de enorme variatie die ontstaat tussen mensen. Naarmate de leeftijd vordert is het dus
steeds lastiger om algemene patronen aan te houden.
Op ieder moment beïnvloeden vele factoren de ontwikkeling en is het lastig om al deze
factoren te isoleren. Om die reden onderscheiden ontwikkelingspsychologen een aantal
belangrijke ontwikkelingspatronen en onderzoeken ze meestal maar één of twee specifieke
ontwikkelingsthema’s.
Ontwikkelingsthema Voorbeelden van onderwerpen
Fysieke ontwikkeling Fysieke groei, slaap, spieren
Motorische ontwikkeling Bewegen; fijnmotorische en grofmotorische handelingen
Perceptuele ontwikkeling Waarnemen middels de zintuigen
Cognitieve ontwikkeling Intellectuele vermogens; denken, begrijpen, leren, geheugen
Sociale ontwikkeling Ontwikkeling en verandering in sociale relaties
Emotionele ontwikkeling Het gevoelsleven
Persoonlijkheidsontwikkeling De eigenschappen die je onderscheiden van een ander
Sensuele/seksuele ontwikkeling Seksuele gevoelens, lichaam leren kennen, lustbevrediging
Morele ontwikkeling Het geweten; verschil tussen goed en kwaad
Taalontwikkeling Taalverwerving, communicatie
In de eerste plaats is ontwikkeling een cumulatief proces; vaardigheden en ervaringen
bouwen op elkaar voort. Iedere nieuwe fase in de ontwikkeling bevat dus ook alle
vaardigheden en ervaringen die zijn verworven in een vorige fase.
Ten tweede is ontwikkeling een differentiatieproces; specifieke vaardigheden ontstaan
vanuit meer algemene vermogens. Bijvoorbeeld het grijpreflex die de baby al heeft, zal later
zorgen dat hij een potlood vast kan houden of allerlei andere dingen met zijn handen doen.
,Ten derde verloopt de ontwikkeling georganiseerd; het ontstaat niet toevallig, maar voltrekt
zich in een logische, vaste volgorde en is onder normale omstandigheden onomkeerbaar.
Ten slotte is de ontwikkeling holistisch; alle aspecten van een persoon veranderen samen en
integreren met elkaar. Langzaamaan gaan twee mogelijkheden samenwerken en ontstaat er
een georganiseerde sensomotoriek. Bijv. een baby die nog niet kan grijpen naar wat hij ziet.
Er bestaan ook bepaalde inzichten over het verloop van de ontwikkeling. Het is aan de ene
kant een continu proces; de persoon verandert voortdurend en de ontwikkeling verloopt
heel geleidelijk, zonder een bruuske ommezwaai of snelle abrupte veranderingen. Het gaat
hierbij om kwantitatieve veranderingen; nieuwe vaardigheden vloeien automatisch voort
uit al aanwezige vaardigheden en een persoon krijgt er als het ware steeds meer
mogelijkheden bij.
Andere ontwikkelingspsychologen gaan daar tegenin en stellen dat er vooral sprake is van
kwalitatieve veranderingen; elke fase levert nieuw gedrag op dat wezenlijk verschilt van het
gedrag uit de vorige fase. In dat verband wordt er gesproken van een discontinu proces; de
ontwikkeling verloopt meer abrupt, in aparte stappen, waarbij personen zichtbare
‘sprongetjes’ maken in hun ontwikkeling. Dit is terug te zien in de stadia-theorieën, waarbij
verschillende fasen worden onderscheiden waar een mens doorheen gaat.
Het lijkt er op dat de menselijke ontwikkeling zowel bestaat uit veranderingen die geleidelijk
verlopen als veranderingen die snel en abrupt plaatsvinden.
De ontwikkeling kent nog een specifiek principe als het gaat om de verloop ervan, gevoelige
periodes; een specifiek moment tijdens de ontwikkeling waarin het versneld vooruitgaat en
er een verhoogde gevoeligheid bestaat voor stimuli vanuit de omgeving. Als bepaald gedrag
of specifieke vaardigheden in zo’n periode niet worden aangeleerd, bestaat er een kans dat
het volledig potentieel nooit bereikt wordt. Een kind is in het eerste levensjaar bijv. heel
gevoelig voor taal, komen ze niet veel in contact met taal in de eerste levensjaren, dan
bestaat de kans dat ze een taalachterstand oplopen. Ook de opbouw van een hechtings-
relatie tussen een kind en zijn verzorger kent een gevoelige periode. Na het zesde levensjaar
wordt dit moeilijker. Op het juiste moment de juiste zaken, kan voorkomen dat het kind een
achterstand oploopt. Andersom geldt dit ook: de aanwezigheid van bepaalde stimuli in een
specifieke periode tijdens de ontwikkeling kan een abnormale ontwikkeling tot gevolg
hebben. De term kritieke periodes is losgelaten omdat het een weinig rekbaar begrip was dat
geen rekening hield met individuele verschillen.
In hoeverre erfelijke eigenschappen en omgevingsinvloeden het gedrag van mensen bepaalt
wordt het nature-nurturedebat genoemd. Nature; de erfelijke eigenschappen. Nurture; alle
ervaringen die een persoon opdoet en de kwaliteit van de sociale en fysieke omgeving
waarin hij zich verkeert. Ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en het is daarom niet
langer de vraag wélke factor van invloed is, maar in welke mate ze hun invloed laten gelden.
Gunstige omgevingsinvloeden hebben meer impact op een ‘talentvol’ kind, dan op kinderen
zonder zo’n specifiek talent in een soortgelijke omgeving. Daarbij zullen deze talentvolle
kinderen, al dan niet bewust, eerder dat soort prikkels zelf opzoeken, uitlokken of creëren.
, Hoofdstuk 2
Freud onderscheidde vijf fasen die kinderen doorlopen:
1. Orale fase: geboorte t/m 21 maanden. Het kind is vooral geïnteresseerd in orale
bevrediging. Zuigen, eten, lippen bewegen, bijten en objecten in de mond stoppen.
Het kind wordt geleid door lustbevrediging, geen sprake van zelfbewustzijn.
2. Anale fase: 21 maanden tot 3 jaar. Het kind is geïnteresseerd in anale bevrediging en
zoekt dit op door ontlasting op te houden of te laten gaan. Het kind raakt in conflict
met de omgeving; moet de ontlasting laten gaan wanneer het de verzorger uitkomt.
3. Fallische fase: vanaf 3de levensjaar. Interesse in de geslachtsdelen en het eigen
lichaam. Meisjes voelen zich aangetrokken tot de vader en jongens tot de moeder.
4. Latentie fase: Vanaf 6 jaar. Rustige fase wat betreft seksualiteit. Het kind gaat minder
egocentrisch denken en wilt vooral kennis verwerven.
5. Genitale fase: Vanaf 12 tot volwassenheid. Geslachtsdrift leeft op; seksuele
interesses ontstaan en er worden volwassen seksuele relaties aangegaan.
Fixatie: ontstaat wanneer er iets misgaat tijdens een bepaalde fase. Het gedrag blijft steken
op een eerder ontwikkelingsniveau, doordat het ‘conflict’ in die fase niet is opgelost.
Punten van kritiek: het idee dat mensen in hun kindertijd fasen doorlopen die hun
persoonlijkheid op latere leeftijd bepalen, wordt in twijfel getrokken. Omdat dat zou
betekenen dat je voor je 6de levensjaar je toekomstige ‘ik’ al bepaald is (eerste 3 fasen
belangrijkste).
Freud baseerde zijn bevindingen op een zeer beperkte populatie, dus het is de vraag of zijn
theorie wel voor iedereen geldig is.
Erikson stelt dat het leven bestaat uit acht opeenvolgende levensfasen. In iedere fase dient
er gewerkt te worden aan verdere ontwikkeling van de psychosociale identiteit. Elk begin
van een nieuwe fase wordt namelijk gemarkeerd door een crisis, conflict of uitdaging die
verslagen moeten worden om je optimaal verder te ontwikkelen.
De theorie van Erikson geeft een belangrijkere rol aan de sociale omgang in de
persoonlijkheidsontwikkeling van de mens. Mensen worden zowel gevormd als belemmerd
door de samenleving en de cultuur waaronder ze deel van uitmaken.
Stadium Leeftijd Crisis – conflict – uitdaging
Babytijd 0-18 maanden Fundamenteel vertrouwen
versus wantrouwen
Peutertijd 18 maanden – 3 jaar Autonomie versus schuld,
schaamte
Kleutertijd 3 - 5/6 jaar Initiatief versus schuld
Basisschoolleeftijd 6 – 12 jaar Vlijt versus minderwaardigheid
Adolescentie 12 – 18 jaar Identiteit versus rolverwarring
Jongvolwassenheid 18 – 35 jaar Intimiteit versus isolatie
Midden volwassenheid 35 – 70 jaar Generativiteit versus stagnatie
Ouderdomsfase 70 jaar – dood Integriteit versus wanhoop
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller rosavenema. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.86. You're not tied to anything after your purchase.