100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting OZT periode 3 $11.57   Add to cart

Summary

Samenvatting OZT periode 3

1 review
 57 views  3 purchases
  • Course
  • Institution

Een samenvatting van de lessen in periode 3 OZT

Preview 3 out of 26  pages

  • March 16, 2021
  • 26
  • 2019/2020
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: evamostart • 3 year ago

avatar-seller
LES 1 – COLLEGE ALGEHELE ANESTHESIE
Anesthesie is een beheersbare en omkeerbare methode om het zenuwstelsel geheel of gedeeltelijk
te onderdrukken, waardoor al dan niet bewusteloosheid, pijnloosheid en spierverslapping optreden
en de patiënt wordt beschermd tegen de mogelijke schadelijke gevolgen van het therapeutische of
diagnostische medishc handelen.

Geschiedenis van de anesthesie
In 1844 heeft Horace Wells een anesthesie-effect proberen te creëren met behulp van lachgas. In
1846 heeft een tandarts, William T G Morton, voor het eerst geopereerd te opereren zonder het
bewustzijn van de patiënt door het gebruik van geïnhaleerde ether. Vervolgens ontdekte James Y
Simpson in 1848 de verdovende werking van chloroform. Chloroform was een dampvormige vorm
van anesthesie, die snel vervangen werd omdat deze mogelijk schadelijk kon zijn voor het lichaam.
In 1884 maakt Carl Koller, een oogarts uit Oostenrijk, gebruik van cocaïne als eerste
lokaalanestheticum. In 1898 werd de eerste spinale anesthesie ontdekt door August Bier. In 1929 is
het intraveneuze anestheticum pernoctan ontdekt en in 1936 evipan. In 1942 werd gebruik gemaakt
van spierverslapping, met curare, tijdens een operatie door Griffith. In Nederland wordt curare
gebruikt als spierverslapper bij euthanasie. In 1948 werd de Nederlandse vereniging voor
anesthesisten opgericht.
Vanaf 1995 kwamen er nieuwe technologische ontwikkelingen waardoor de anesthesie steeds meer
werd verbeterd, zo werd de technische bewaking van patiënten bij het gebruik van anesthetische
middelen steeds sterker uitgebreid. Ook was er de komst van inhalatie-anesthetica en ontstonden er
nieuwe technieken als neurolept-anesthesie en locoregionale anesthesie.

Vakgebied anesthesie
Het vakgebied van de anesthesie komt bij veel situaties kijken. Voorbeelden waarbij anesthesie
betrokken is, zijn:
- Operatieve ingrepen
- Reanimatie (ALS  advanced life support), waarbij ook wordt gekeken naar de
achterliggende oorzaak in plaats van enkel hartmassage en mond-op-mondbeademing.
- Pijnbestrijding
- Traumatologie (ATLS  advanced trauma life support)
- Trauma team
- Intensive care
Daarnaast is de anesthesist ook altijd betrokken bij de preoperatieve screening (POS). Hierbij wordt
er gescreend of de patiënt een operatie ook daadwerkelijk aankan, niet chirurgisch gezien. Bij de POS
is er een gesprek met de patiënt, een evaluatie met de patiënt en wordt er samen met de patiënt tot
een overeenkomst gekomen.
Tijdens de POS worden de volgende onderdelen besproken of uitgevoerd:
- De anamnese  Tijdens de anamnese komen de volgende onderwerpen aan bod; leeftijd,
psychische toestand, lengte, gewicht, BMI, ziekten/familie, eerdere operaties, verloop van
eerdere anesthesieën, lab-uitslagen, allergieën, vitale functies, intoxicaties en
medicatiegebruik.
- Het lichamelijk onderzoek  Tijdens het lichamelijk onderzoek worden de volgende
onderdelen onderzocht; de algemene indruk die wordt verkregen van de patiënt, de
hoofd/nek beweeglijkheid, mondopening, gebit, bloeddruk, saturatie en eventueel een ECG.
- ASA-classificatie  Op basis van de anamnese en het lichamelijk onderzoek wordt de
patiënt in een risicogroep ingedeeld die het operatierisico aangeeft. De ASA-classificatie
bestaat uit 6 verschillende statussen:
o 1  Een gezonde patiënt

, o 2  Lichte systemische afwijkingen zonder functiebeperking (bijv. lichte diabetes
met enkel het slikken van tabletjes)
o 3  Ernstige functie beperkende systemische afwijkingen (bijv. ernstige diabetes
waarbij continu insuline moet worden ingespoten)
o 4  Systemische afwijkingen die constant levensgevaar opleveren (bijv.
hartafwijkingen)
o 5  Met of zonder operatie waarschijnlijk binnen 24 uur overleden
o 6  Een overleden patiënt bij wie de organen worden verwijderd voor donatie
o E  Spoed
- Mallampati classificatie  De mallampati score is erop gericht om te
voorspellen hoe het inbrengen van een tube zal gaan. Er wordt hierbij
gekeken naar het zachte gehemelte, de amandelen, de huig en de tong.
Hieraan kunnen vervolgens 4 verschillende scores worden gehangen:
o 1  Het zachte gehemelte, de huig, het keelgat en de pijlers zijn
zichtbaar.
o 2  Het zachte gehemelte, grootste deel van de huig en het keelgat
zijn zichtbaar.
o 3  Het zachte gehemelte en de aanzet van de huig is zichtbaar.
o 4  Alleen het harde gehemelte is zichtbaar.
- Premedicatie  Het voornaamste doel van premedicatie voor de anesthesie is om de
patiënt te kalmeren en om de angst te verminderen. Ook kan premedicatie worden
voorgeschreven ter preventie van een trage hartslag of misselijkheid. Voorbeelden van
premedicatie zijn atropine, angst verlagende middelen, slaapmiddelen, anti-emetica en
maagzuur-remmende middelen.

Algehele anesthesie
Er zijn drie pijlers waarop de algehele anesthesie berust: hypnose, analgesie en musculaire relaxatie.
Er zijn verschillende diepten van anesthesie:
- Stadium 1  Stadium 1 begint bij de inleiding van de anesthesie en wordt gekenmerkt door
bewustzijnsverlies. De patiënt is bij stadium 1 in slaap maar heeft nog intacte pijnreacties, de
patiënt kan ook niet wakker worden gemaakt. De anesthesie kan hierbij getoetst worden met
de wimperreflex. Stadium 1 wordt gekenmerkt door kleine pupillen, divergente oogstand,
onregelmatige ademhaling en geen reflexonderdrukking.
- Stadium 2  Stadium 2 is de excitatiefase en wordt snel gepasseerd. Deze fase wordt
gekenmerkt door onrust: wijde pupillen, divergente oogstand en een onregelmatige
ademhaling of ademstilstand. Tijdens deze fase is de patiënt in een zeer prikkelbare fase.
Tijdens deze fase kan de patiënt last hebben van braken, hoesten, een laryngospasme,
hypertensie en tachycardie.
- Stadium 3  Stadium 3 wordt ook wel het chirurgisch stadium genoemd en hierbij is er
voldoende anesthesiediepte, waardoor de patiënt niet meer reageert op chirurgische
prikkels. Stadium drie kan worden onderverdeeld in drie verschillende substadia voor lichte,
gemiddelde en diepe anesthesie. Het chirurgisch stadium wordt gekenmerkt door steeds
groter wordende pupillen, een regelmatige en rustige ademhaling en een toename in de
onderdrukking van reflexen.
- Stadium 4  Stadium 4 wordt gekenmerkt door een volledige ademstilstand als gevolg van
diafragmaparalyse en alle reflexen zijn verdwenen. Stadium 4 lijdt zonder adequate
ondersteuning van de circulatie en de ademhaling tot de dood. De pupillen zijn in het vierde
stadium geheel wijd.

De algehele anesthesie bestaat uit drie fases: inductie (het inslapen), maintenance (het onderhouden
van de anesthesie) en emergence (het ontwaken).

, Er zijn twee verschillende technieken die gebruikt kunnen worden voor algehele anesthesie; inhalatie
anesthesie, intraveneuze anesthesie of een combinatie van beiden.
- Inhalatie anesthesie  Inhalatie anesthetica werkt door het deprimeren van het
zenuwweefsel (onderdrukken) en is dosisafhankelijk. Een aantal beïnvloedende factoren bij
inhalatie anesthetica zijn de aanlevering van het anestheticum aan de longen en de opname
via de longen in het bloed. Voorbeelden van inhalatie anesthetica zijn:
o Lachgas  Lachgas kan schadelijk zijn voor zowel mannen en vrouwen; bijvoorbeeld
onvruchtbaarheid of afwijkingen bij een kind tijdens de zwangerschap. Om deze
reden is het gebruik lachgas in veel ziekenhuizen afgeschaft. Lachgas wordt
voornamelijk gebruikt bij de inductie en maintenance.
o Sevofluraan  Sevofluraan verdampt bij de aanraking met de buitenlucht.
Sevofluraan wordt voornamelijk gebruikt bij de inductie en maintenance.
o Desfluraan  Desfluraan verdampt ook bij de aanraking met de buitenlucht. 1 flesje
staat gelijk aan 25000 autokilometers CO2 uitstoot. Desfluraan wordt voornamelijk
gebruikt tijdens maintenance.
- Intraveneuze anesthesie  Intraveneuze anesthetica kan worden onderverdeeld in drie
groepen, met elk een andere werking:
o Hypnotica  Hypnotica zijn de algemene anesthesiemiddelen zorgt voor een diepe
slaap en pijnstilling. Voorbeelden van intraveneuze hypnotica zijn:
 Propofol (Diprivan)  Propofol is het meest gebruikte anestheticum en is de
dikke witte vloeistof. Propofol wordt gebruikt met de inductie en
maintenance.
 Ethomidaat (Amidate)  Ethomidaat is een witte vloeistof die wordt
gebruikt voor het inslapen bij de anesthesie.
 Benzodiazepinen (bijvoorbeeld Midazolam of Diazepam) Midazolam is een
heldere vloeistof wordt vooral gebruikt als een kalmerende injectie en als
slaapverwekker. Dit wordt vaak gebruikt als pre-anestheticum.
 Barbituraten (bijvoorbeeld Sodium Methohexital)  Wordt voornamelijk
gebruikt bij de inductie.
 Ketamine  Ketamine is een verdovingsmiddel dat voornamelijk bij kinderen
en oudere mensen wordt gebruikt omdat deze minder de ademhaling
onderdrukt. Omdat ketamine bij het bijkomen uit de narcose hallucinaties
kan veroorzaken wordt dit vaak gebruikt in combinatie met een
benzodiazepine om hallucinaties te voorkomen of verminderen. Ketamine
wordt zowel gebruikt tijdens de inductie als maintenance.
Een antagonist van de hypnotica is flumazenil (anexate), hierbij wordt de werking
van het slaapmiddel opgeheven, om iemand zo uit een slaap te krijgen. Flumazenil is
een competitieve antagonist met een kort werking. Soms zijn er daarom meerdere
injecties noodzakelijk. De werking van benzodiazepinen kan mogelijk binnen 45 tot
60 minuten weer terugkeren omdat de antagonist dan korter werkt dan het
slaapmiddel, waardoor iemand wakker wordt en vervolgens weer in slaap valt.
o Opioïden  Opioïden worden zowel bij de algehele anesthesie als bij de
locoregionale anesthesie gebruikt. Voorbeelden van intraveneuze opioïden zijn:
 Morfine  Morfine wordt voornamelijk gebruikt op de recovery of thuis.
 Codeïne  Codeïne wordt voornamelijk gebruikt op de recovery of thuis.
 Tramadol  Tramadol wordt voornamelijk gebruikt op de recovery of thuis.
 Fentanyl  Fentanyl wordt op de OK ingespoten tegen postoperatieve pijn.
 Alfentanyl  Alfentanyl wordt op de OK gebruikt tegen pijn.
 Sufentanyl  Sufentanyl wordt op de OK gebruikt tegen pijn.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller carlijn69. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $11.57. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

78998 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$11.57  3x  sold
  • (1)
  Add to cart