Alle voorgeschreven auteurs en hun onderwerpen overzichtelijk per week samengevat. Ook zijn een paar auteurs vergeleken t.a.v. bepaalde onderwerpen vergeleken met elkaar
Week 1
Radbruch over het onwettelijk recht
Radbruch en zijn kijk op (on)wettelijk recht – vóór de oorlog
Voor de oorlog volgde Radbruch het zogenoemde rechtspositivisme; een leer die inhoudt
dat wetten hun gelding vinden in de formele kenmerken van wetten. Ofwel als een wet
voldeed aan de formele kenmerken hiervan, dan was er sprake van een wet ongeacht de
inhoud hiervan.
Radbruch en zijn kijk op (on)wettelijk recht – ná de oorlog
Na de oorlog veranderde Radbruch enigszins zijn kijk hierop. Nu stelt hij dat wetten geldig
zijn en dienen te worden toegepast, zelfs als deze onrechtvaardig zijn, maar hier kunnen
uitzonderingen op zijn.
Na de oorlog begint hij dus natuurrechtelijk te denken t.a.v. wetten.
Als fundamentele rechtsbeginselen zag Radbruch het volgende:
- Doelmatigheid
Ofwel wetten moeten effectief bijdragen aan publieke doelen
- Rechtszekerheid
Het recht moet voorspelbaar zijn voor burgers. Zij moeten weten en kunnen
voorspellen hoe de overheid zal reageren
- Rechtvaardigheid
Als kern van rechtvaardigheid zag Radbruch gelijkheid. Ofwel de gelijke gevallen
moeten gelik worden behandeld en de ongelijke gevallen moeten ongelijk worden
behandeld.
Omdat rechtszekerheid bijdraagt aan doelmatigheid (omdat rechtszekerheid een houvast en
rust binnen de samenleving creëert) en de rechtvaardiging van het recht heeft deze
voorrang. Tenzij er sprake is van extreem wettelijk onrecht, dus wanneer wetten een
instrument zijn geworden van onrechtvaardigheid, dan dient rechtvaardigheid voorrang te
krijgen.
Rechtszekerheid en doelmatigheid zijn immers betekenisloos zonder enige rechtvaardigheid.
Radbruch zijn visie op (on)wettelijk recht kan als het volgt worden weergeven:
1. Wetten zijn geldend en dienen te worden toegepast, zelfs als zij onrechtvaardig zijn
- Radbruch hechtte veel waarde aan rechtszekerheid en hij zag dit dan ook
als een van de fundamentele rechtsbeginselen.
- Rechtszekerheid gaat voor bij conflict tussen rechtvaardigheid en
rechtszekerheid.
2. Als er sprake is van een onverdraaglijk conflict tussen wet en rechtvaardigheid, dan
is er sprake van onjuist recht en wordt de wet in dat concrete geval buiten
toepassing gelaten. De wet moet dan wijken voor rechtvaardigheid.
- Als een regel op spanning staat met rechtvaardigheid, dan gaat het
rechtvaardigheid voor in die gevallen waarbij de spanning onverdraaglijk
is.
- Dit wordt het onverdraaglijkheidscriterium genoemd.
,Rechtsfilosofie Lindy de Jong
3. Indien de kern van rechtvaardigheid, volgens Radbruch was dit gelijkheid, bewust
niet wordt opgenomen in de wet (wordt verloochend), dan is desbetreffende wet
überhaupt geen geldend recht.
- Ofwel indien er een bewuste ontkenning is van gelijkheid in de wet dan is
er geen sprake van recht en moet deze buiten toepassing worden gelaten
in álle gevallen.
- Als er überhaupt geen poging wordt gedaan om rechtvaardig recht te
creëren, dan stopt het recht met bestaan.
- Dit wordt het verloocheningscriterium genoemd.
Radbruch en het nazirecht
Omdat in het nazirecht de kern van rechtvaardigheid bewust was ontkend (de wetten waren
gericht tegen gelijke behandeling van gelijken) zag Radbruch het nazirecht niet als recht. Hij
stelt dan ook dat het geen mislukt recht is, maar überhaupt niet als recht is aan te merken.
Voorbeelden van de wetten waar volgens Radbruch de rechtvaardigheid bewust wordt
verloochend:
- Wetten die bepaalde groepen menselijke waardigheid en gelijke rechten ontzeggen
Denk aan joden en homoseksuelen
- Wetten die alleen als hoogverraad zag de belediging van nazipartijen en niet van
andere politieke partijen.
- Wetten die dezelfde zware straf voorschrijven voor uiteenlopende conflicten, dus
conflicten die een andere mate van ernst hebben.
Bijvoorbeeld doodstraf voor meervoudige moord, maar ook voor politieke
delicten.
Hart over het onwettelijk recht
Hart volgde de leer van het rechtspositivisme: de juridische gelding van wetten staat los van
de morele inhoud daarvan. Een wet vindt haar gelding in de formele kenmerken die zij
draagt, ongeacht of de wet onrechtvaardig is. hij is dus voor, in tegenstelling tot Radbruch,
een smalle conceptie van het recht.
Hij maakt dus onderscheid tussen recht en moraliteit.
De theoretische benadering voor zijn standpunt dat recht niet afhankelijk is van haar
moraliteit is als volgt:
Wanneer onrechtvaardig recht überhaupt niet als recht kan worden bestempeld, dan
kunnen juristen hier ook geen onderzoek naar doen. De rechtswetenschap moet worden
blijven bestudeerd, ook als dit wetenschap betreft naar onrechtvaardig recht.
Verder heeft Hart ook praktische benaderingen voor zijn smalle conceptie van het recht.
Rechtvaardigheid is een subjectief begrip. Wanneer er wordt gesteld dat onrechtvaardig
recht niet als recht kan worden gekwalificeerd, dan ontstaat er dus een (subjectieve)
discussie over wat precies onrechtvaardig is en dat sommige regels geen recht zijn vanwege
hun onrechtvaardigheid. Dit zou als gevolg kunnen hebben dat mensen zich gaan verzetten
tegen ‘’machtsmisbruik’’ van de overheid t.a.v. macht om regels te maken.
Daarbij moet er ruimte worden gelaten voor discussie over het recht. Om deze discussie te
voeren en na te denken over de complexiteit van het recht, moet het wel eerst worden
beschouwd als recht.
, Rechtsfilosofie Lindy de Jong
Hart stelt dat er sprake is van een stabiele rechtsorde dat het nodig is dat een deel van de
rechtsdeelnemers de rechtsregels vrijwillig aanvaardt als standaarden voor het eigen gedrag
(dus niet uit angst voor sancties).
Het in ieder geval nodig dat ambtsdragers de rechtsregels aanvaarden. Als deze die regels
niet vrijwillig aanvaarden dan kan rechts orde instabiel zijn.
De aanvaarding van regels hoeft niet per se op morele gronden te geschieden, maar dit kan
ook o.g.v. eigen belang of gewoonte, conformisme (omdat anderen het ook aanvaarden).
Voor degene die de regels niet vrijwillig aanvaarden krijgt het recht met dwang opgelegd.
Uit de voorwaarden voor stabiele rechtsorde zoals Hart het zag, kan het dus zijn dat een
rechtsorde met een extreem onrechtvaardige wetten stabiel kan zijn. Denk aan slavernij en
Naziregime.
Hart en het nazirecht
Hart stelde dat het nazirecht wel degelijk geldend recht was.
Het was weliswaar immoreel en onrechtvaardig om het toe te passen, maar dat is een
morele vraag en geen vraag of het recht juridische gelding had.
Omdat de wetten van de nazi’s voldeden aan de kenmerken van het formeel recht vond Hart
dat het ook moest functioneren als formeel recht.
Fuller over het onwettelijk recht
Fuller meent dat er wel een noodzakelijk verband bestaat tussen het recht en moraliteit. De
juridische vorm waarin rechtsregels zijn gegoten impliceert een morele inhoud en die regels
moeten dan ook voldoen aan een aantal voorwaarden om te gelden als recht.
Hij stelt de volgende 8 principes (voorwaarden) van legaliteit:
- Wetten moeten algemeen zijn
Dus op meerde gevallen van toepassing
- Wetten moeten publiekelijk bekend zijn gemaakt
Zodat ze kenbaar zijn
- Wetten mogen slechts bij uitzondering met terugwerkende kracht worden toegepast
Zodat ze voorspelbaar zijn
- Wetten moeten begrijpelijk zijn
- Wetten mogen niet tegenstrijdig zijn
- Wetten mogen geen voorschriften bevatten waaraan rechtssubjecten niet kunnen
voldoen
- Ze moeten relatief duurzaam zijn
Niet steeds worden veranderd
- Ze moeten worden toegepast op een wijze die consistent is met hun inhoud
Denk aan dat er wel een straf moet worden opgelegd die in de overtreden
wet is voorgeschreven
Al deze principes hangen met elkaar samen.
Let op: wetten die voldoen aan de principes van legaliteit kunnen alsnog extreem
onrechtvaardig zijn. Denk aan de Neurenberger rassenwetten tijdens het naziregime. Die
wetten voldeden aan alle 8 principes van legaliteit, maar desondanks waren zij extreem
onrechtvaardig.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller deJongL. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.78. You're not tied to anything after your purchase.