Filosofie
filosoferen betekent diep nadenken, doordenken of overdenken.
Filosofie gaat om het definiëren, verhelderen en verduidelijken van begrippen. Kijkt of uitspraken
waar zijn.
filosofie wordt in drie grote afdelingen gesplitst:
Alle drie willen ze verduidelijken wat men beweert.
1. Metafysica is de kennis van het meest wezenlijke van alles wat bestaat. Gaat niet om wat je ziet.
Gaat om het weten.
2. De praktische normatieve filosofie is de waardeleer met de ethiek als kern. Is iets goed of slecht,
is iemand mooi of lelijk, is iets juist of onjuist. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het geloof, vloeken is
slecht, bidden is goed. Normen en waarden vallen hieronder.
3. De logica, kennisleer en methodologie onderzoekt of iets wat men beweert ook daadwerkelijk zo
is.
We gebruiken begrippen in het leven, deze begrippen moeten voor iedereen hetzelfde betekenen
om zo goed mogelijk te kunnen communiceren, de filosofie heeft hierbij een belangrijke bijdrage.
Antropologie
Antropologie richt zich op de herkomst, het wezen en de toekomst van de mens. Het gaat over het
lichaam van de mens. Zoals de anatomie, fysiologie en biologie. Kijken niet naar individuen (zoals bij
psychologie) of naar maatschappelijke groeperingen (zoals bij sociologie), maar naar populaties, dus
naar groepen.
Er zijn een aantal richtingen binnen de antropologie:
1. Onder Fysieke antropologie vallen: het ontstaan van de mens, de evolutie, genetica, mutaties, de
selectie en de afstamming van de mens.
2. De wijsgerichte antropologie ?
3. De culturele antropologie is het belangrijkste voor verpleegkundigen. Richt zich op de cultuur van
een mens. Iedereen wordt geboren in een andere cultuur en moet zich hierbinnen ontwikkelen.
Binnen deze richting worden bepaalde maatschappelijke veranderingen onderzocht, zoals de
seksuele revolutie, jongeren hebben steeds eerder seks. Normen en waarden veranderen, deze
worden in deze richting onderzocht. De verpleegkundige moet zich aanpassen aan de normen en
waarden van een patiënt.
Psychologie
De psychologie houd zich bezig met menselijk gedrag en de achtergronden van dit gedrag. Waarom
doen mensen wat ze doen? hieronder vallen: hoe mensen denken, welke relaties ze aangaan, het
waarnemen, het gek worden, vrijen enzovoorts, dus al het menselijk gedrag. Er word gekeken naar
factoren die invloed hebben op het gedrag van mensen.
Onderdeel van de psychologie is de methodeleer/methodologie. Deze houdt zich bezig met het
onderzoeken van conclusies. Er word gekeken naar beschikbare gegevens, of iets op de juiste manier
onderzocht is. richt zich dus op regels hoe een onderzoek uitgevoerd moet worden.
methoden om meer over menselijk gedrag en de achtergrond hiervan te weten te komen. Dit zijn
observatie, correlationele methode en de experimentele methode.
Observatie wordt weer onderverdeeld:
1. Directe observatie is het kijken naar het gedrag van mensen.
2. Indirecte observatie: Hierbij kijk je niet naar het gedrag, maar gebruik je vraagstukken. Dit kan
door middel van vragen stellen of het bestuderen van iemand zijn voorgeschiedenis. Je onderzoekt
wat iemand doet of gedaan heeft door diegene te laten vertellen. Resultaten zijn vaak minder
,betrouwbaar. Dit komt omdat mensen eerder gewenste antwoorden geven.
een hypothese is een bepaalde veronderstelling.
Een correlatie is de samenhang tussen twee verschijnselen.
positieve correlatie is als je van het ene veel hebt en hierdoor van het andere ook meer krijgt. Hoe
meer je werkt hoe meer geld je hebt. Hierbij stijgen dus twee variabelen.
Bij negatieve correlatie heb je veel van iets, waardoor iets anders minder word. Hoe meer geld je
uitgeeft hoe minder geld je hebt. Hierbij stijgt dus de ene variabele en daalt een andere variabele.
Bij een correlatie van 0 is er geen verband tussen de variabelen. De twee variabelen hebben dus geen
invloed op elkaar.
Bij een correlatie van 1 is er een perfect verband tussen de variabelen.
Een correlatie hoeft niet altijd precies 0 of 1 te zijn, maar ligt er vaak tussenin.
Correlatie gegevens zeggen alleen wat over het verband, maar niet over de oorzaken en gevolgen.
Er is hierbij dus geen sprake van een causaal verband.
Bij een Causaal verband worden de oorzaken en gevolgen meegenomen.
De onafhankelijke variabele is de variabele die door een onderzoeker gemanipuleerd wordt.
De afhankelijke variabele is de variabele die mogelijk door de onafhankelijke variabele beïnvloed
wordt.
Ceteris paribus conditie betekent dat alles in een onderzoek gelijk moet zijn, behalve datgene wat je
onderzoekt. De onafhankelijke variabele mag dus alleen verschillen in de verschillende onderzoeken.
Bij een wetenschappelijk onderzoek heb je vijf fasen:
1. Observatie: Hierin wordt een eerste vermoeden gevormd van datgene dat je wilt gaan
onderzoeken.
2. Opstellen van de hypothese: Je doet hierbij een veronderstelling die nog niet bewezen is.
3. afleiden van toetsbare uitspraken uit de hypothese: Hierbij stel je richtlijnen op. Je stelt op hoe je
onderzoek uitgevoerd moet worden.
4. toetsen van de hypothese aan de werkelijkheid: verzamelen van gegevens.
5. evaluatie
Significant: het verschil tussen twee groepen kan niet meer toevallig zijn.
Er zijn veel stromingen in de psychologie. Dit kan vergeleken worden met de politiek. Iedereen wil
het land besturen, maar rechts heeft een andere visie dan linkse partijen. Dit zijn de belangrijkste:
- Psychoanalyse
- Behaviorisme
- Humanistische psychologie
- Cognitieve psychologie
- Biologische psychologie
Er zijn 5 hoofd specialisaties binnen de psychologie:
- methodeleer
- functieleer
- persoonlijkheidsleer
- ontwikkelingsleer
- gedragsleer
, Sociologie
Bij de sociologie worden mensen individueel bestudeerd in interactie met de omgeving en met
andere mensen. Kijken naar de invloed van grotere groepen op gedrag van mensen. De sociale
psychologie/gedragsleer is meer gericht op kleinere groepen. Deze twee overlappen elkaar vaak.
Ze richten zich op twee vragen:
1. Hoe worden mensen in hun gedrag beïnvloed door het gegeven dat ze deel uitmaken van grotere
sociale eenheden?
2. Hoe zit onze samenleving in elkaar? Wat kunnen we zeggen van de gezondheidszorg als onderdeel
van deze samenleving op dit moment en welke problemen vloeien voort uit deze samenleving op dit
moment?
Wetmatigheden: volgens een vast patroon, zoals dat in Nederland meer echtscheidingen zijn bij 30
tot 40 jarigen, dit is geen wetmatigheid want dit geld alleen voor Nederland. Komt in
menswetenschappen niet vaak voor.
Sociologische stromingen:
- Structureel functionalisme: het gedrag van het individu heeft hierbij geen invloed op de
samenleving.
- Conflicttheorie: hierin heeft het individu geen invloed op de samenleving, maar een groep wel.
- Symbolisch interactionisme: Het handelen van individuen samen.
De verpleegkundigen hebben continu te maken met groepen. Zelf maken ze ook deel uit van
groepen.
de sociologie helpt de verpleegkundige om meer zicht te krijgen bij:
- cultuur van groepen
- structuur van groepen
- opvoeding
- maatschappelijke factoren
Hoofdstuk 3, paragraaf 3.3.1 (psychoanalyse), 3.3.2. (behaviorisme) 3.3.3. (humanistische
psychologie) 3.3.4. cognitieve stroming 3.3.5 (biologische stroming) 3.3.6 (een samenvattend
overzicht van de psychotherapieën) en 3.3.7 (multicausale model) Bron: Menswetenschappen in de
verpleegkundige beroepsuitoefening
Psychoanalyse
Freud was in deze stroming erg belangrijk. Schreef boeken en schreef bij een aangepaste of nieuwe
theorie weer een nieuw boek. Hij baseerde zijn ideeën op wat hij observeerde bij zijn patiënten en bij
zichzelf en niet op echte psychologische experimenten.
Het woord is moeilijk uit te leggen. In het boek menswetenschappen blz. 36 staan voorbeelden die
dit duidelijk verwoorden.
uitgangspunten van het psychoanalytische denken:
- De Psychische laag wordt verdeeld in bewuste psychische laag, voorbewuste psychische laag en de
onbewuste psychische laag.
- De persoonlijkheid van de mens, deze bestaat uit een id, superego en ego.
- Lichamelijk symptomen en afwijkend gedrag kunnen worden veroorzaak door psychologische
processen.
Bewuste psychische laag: hiervan ben je op dat moment bewust.
Voorbewuste psychische laag: je bent je er niet van bewust, maar je kunt je er wel bewust van
maken. Hierin zit alle informatie die we ons kunnen herinneren.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nhagen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.