100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting MCB-10306 $3.72
Add to cart

Summary

Samenvatting MCB-10306

1 review
 25 views  3 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting Sociale Psychologie MCB-10306 Wageningen Universiteit (WUR). Gestructureerde, puntsgewijze samenvatting van alle hoorcolleges en de verplichte hoofdstukken uit het boek Sociale Psychologie van Roos Vonk.

Preview 4 out of 44  pages

  • No
  • Hoofdstuk 1 t/m 6 & 8 t/m 11
  • March 17, 2021
  • 44
  • 2017/2018
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: annex1 • 3 year ago

avatar-seller
Sociale Psychologie
MCB-10806


Lecture 1
Onderzoeksmethoden

Hindsight bias: van tevoren geen idee hebben, maar als je het antwoord weet lijkt het heel logisch.

Sociaal psychologisch onderzoek
 Beschrijvende methode
Theorie
 Zelfrapportage: mensen enquêtes laten invullen over zichzelf
→ verband tussen antwoorden; correlatie
Probleem: suprieuze correlatie: onderdeel dat beide onderdelen
kan beïnvloeden, bijv. maximizing
→ correlatie betekent geen causaal verband!
Toets Hypothese
 Nadeel zelfrapportage
- gebrekkig inzicht (mensen weten zelf soms niet waarom ze iets
voelen/doen), maar kunnen daar wel veel redenen voor geven (vb.
panty’s test)
- beïnvloedbaar door: vraagstelling, volgorde vragen, antwoordmogelijkheden
 Experimenten
 Nodig voor vaststellen causaal verband
- belangrijk voor verklaren en begrijpen gedrag
- voor voorspellen en beheersen gedrag
 Hypothese stellen tussen onafhankelijke variabele en afhankelijke variabele
→ manipuleren onafhankelijke variabele
 Complexer design: meerdere onafhankelijke variabelen, allebei manipuleren
→ bij 2x2 design: 2 onafhankelijke variabelen, 1 afhankelijke variabele → 4 verschillende groepen
 Meten afhankelijke variabele
- open vragen
- beoordelingsschalen
- procesmetingen (herinnering, herkenning, tijd)
- observatie
 Meta-analyse: alle eerdere onderzoeken over onderwerp verzamelen en vergelijken. Een conclusie uit alles
trekken.

Kenmerken goed experiment
 Onafhankelijke variabelen zijn gemanipuleerd
 Afhankelijke variabele wordt gemeten
 Controle-conditie (niet altijd mogelijk)
 Random toewijzing
 Controle over externe invloeden
Quasi-experimenteel onderzoek: onafhankelijke variabele wordt gemeten i.p.v. gemanipuleerd (bijv. bij
onderzoek verschil man en vrouw)

Beoordelen onderzoek
 Validiteit: betekenen resultaten echt wat we denken dat ze betekenen?
 Constructvaliditeit; fout in meetmethode
Onafhankelijke variabele
- contaminatie/besmetting: confounds in manipulatie
Afhankelijke variabele
- sociale wenselijkheid in antwoorden
- experimenter demand: mensen reageren anders als ze weten dat ze worden bekeken
1 - 44

, - mensen hebben niet altijd even goed inzicht in drijfveren van hun gedrag
 Interne validiteit; fout in opzet onderzoek
- bijv. testen verschil AH to go en AH XL; geen aselecte toewijzing (mensen kiezen zelf waar ze heen
gaan) en geen controlegroep
 Externe validiteit; meting zegt niets over werkelijkheid
- generaliseren naar: deelnemers, stimulusomgeving, meetinstrumenten
 Let op hoe onderzoek is uitgevoerd!
 Repliceerbaarheid
 Wat moet je repliceren: idee of specifieke uitwerking
 Wanneer wordt hetzelfde resultaat behaald?

Ethiek
 Misleiding: niet van tevoren zeggen waar het onderzoek over gaat
 Debriefing: na experiment vertellen waar onderzoek echt over ging
 Anonimiteit voor deelnemers
 Deelnemers moeten altijd kunnen terugtrekken
 Deelnemers niet benadelen, psychisch en fysiek

Lecture 2
Waarneming van personen

Eerste indruk
 Snel, evaluatief gevoel bij een persoon
 Automatisch proces in hersenen via stereotypen, is niet uit te schakelen
 Beoordeling grof en onzuiver
 Positieve basishouding, maar gevoeliger voor negatieve stimuli, vooral als ze potentiaal gevaar opleveren
 Meer acuraat oordelen
 Waarnemer heeft cognitieve capaciteit
 Waarnemer wil goed beeld vormen, neemt er de tijd voor
 Eerste indruk gebaseerd op = globale screening en automatische verwerking, kan pas
 Sociale groep waartoe iemand hoort later onderdrukt worden
 Aantrekkelijkheid uiterlijk
 Gezichtskenmerken
 Lichaamsbouw en kleding
 Non-verbaal gedrag

Dr. Fox effect: non-verbaal heel overtuigd een verhaal vertellen → mensen geloven wat je zegt door je
uitstraling

Eerste indruk; Thin-Slice judgments
 Korte observatie met onbewust, automatisch oordeel
 Moet gaan om
 Expressief gedrag: aanwezigheid non-verbale cues waarmee persoonlijkheid gecommuniceerd wordt
 Relevant gedrag: je kan oordelen over gedrag dat in die situatie wordt vertoond, niet over iets anders
 Beoordelingen vaak accuraat, minder dan 30 sec is even accuraat als meer dan 5 min
 Mensen zijn minder accuraat: als ze verdrietig zijn of depressief
 Narcisten zijn populair
 Narcisme: obsessie met jezelf, dominantie, ambitie, gebrek inlevingsvermogen
 Populair door: goed gekleed, charmante gezichtsuitdrukkingen, zelfbewustheid
 Vaak geen vrienden op lange termijn, als mensen diepere eigenschappen doorhebben

Attributie van gedrag
 Menselijk gedrag proberen te verklaren, maakt leven betekenisvol & helpt voorspellen gedrag van anderen
 Interne attributie: gedrag van iemand
2 - 44

, Externe attributie: invloed van omgeving
 Correspondente eigenschap: eigenschap met 1 op 1 relatie met gedrag → persoonseigenschap afleiden uit
hoe iemand zich gedraagt
 Fundamentele attributiefout: correctie op gedane aanname is niet automatisch; kost moeite dus wordt snel
overgeslagen
 Actor-waarnemerverschil: verschillend perspectief als je zelf iets doet of een ander
- als je zelf iets doet, gaat jouw aandacht naar de omgeving
- als een ander iets doet, krijgt deze persoon alle aandacht
Vb. als mensen naar zichzelf kijken als waarnemer, vinden ze zichzelf schuldiger overkomen dan
wanneer ze het uit hun eigen perspectief zien
 Causale attributie, via Kelley’s covariatiemodel
 Werkt niet voor niet-intentioneel gedrag
 Sluit niet altijd goed aan bij waarom mensen besluiten iets te doen

Laag Hoog
Consensus Gedrag gebonden aan actor Meer mensen vertonen gedrag
Distinctivitei Gedrag komt vaker voor Gedrag gebonden aan stimulus
t
consistentie Gedrag gebonden aan moment Gedrag treedt vaker op


Consensus Distinctiviteit Consistentie
Persoonsattributie Laag Laag Hoog
Stimulusattributie Hoog Hoog Hoog
Persoon x Laag Hoog Hoog
stimulusattributie
Omstandigheden Laag Hoog Laag

Totaal indruk vormen
 The Big Two: twee dimensies van eigenschappen waarop eerste indruk is gebaseerd
 Likeability/warmth: hoe gaan mensen met anderen om
 Power/competence : vermogens, dominantie en bekwaamheden van persoon zelf
Ook belangrijk: moral character!
- hangt samen met warmth, niet hetzelfde, bepaalt of iemand behulpzaam is of nadeling voor jou
 Invloeden voor vormen totaalindruk
 Sociaal negatieve eigenschappen
 Positieve prestaties
 Eerste informatie (primacy effect)
- informatie die je als eerste krijgt, telt het zwaarst mee in je oordeel
 Extreme eigenschappen
- vb: warm of koud persoon heeft invloed op beoordeling van andere eigenschappen
 Meer toegankelijke informatie
- tijdelijke informatie (priming)
Activatie van kenmerken of concepten, beïnvloed latere oordelen, ookal hebben ze er niets mee
te maken
- chronische informatie
Hoe je zelf bent, beïnvloed je oordeel over anderen
- assimilatie
Associaties leggen tussen dingen; als je mensen primet met het woord ‘hond’, wordt ook het
woord ‘kat’ geactiveerd in de hersenen door de associatie tussen deze dieren
- contrast
In eerste instantie een persoon als intelligent beschouwen, maar als je dan denkt aan Einstein
(onbewust), lijkt de persoon ineens een stuk minder intelligent


3 - 44

,  Veranderingsblindheid: je hersenen focussen op betekenis van gebeurtenis in plaats van details van
omgeving, daarom zie je een verandering niet die wel heel duidelijk is, zoals wisseling van kleding van
persoon met wie je praat

Lecture 3
Het zelf

Zelfbewustzijn: handeling van denken over jezelf
Droste-effect: denken aan jezelf, denkend aan jezelf
 Ontwikkelt bij de mens na 9-12 maanden
 Zelfconcept wordt steeds complexer met leeftijd
 Mens niet enige diersoort met zelfbewustheid
 Functies
 Observeren eigen reacties, aannemen dat mensen hetzelfde zijn als jij; van je omgeving leren
 Gedrag afstellen met
- ought self: gedrag naar jouw normen
- ideal self: hoe je ideaal zou zijn
 Verhoogd zelfbewustzijn
 Mensen leven hun normen en waarden beter na
 Nadelen: onderbreken gedragsroutines, waardoor je slechter presteert op automatische taken, gevolgen
zoals angstige of depressieve gevoelens
 Regulering zelfbewustzijn
 Praten met anderen
 Meditatie, yoga, mindfulness, bidden
 Drugs; XTC, alcohol, marihuana → op lange termijn mogelijk juist extra zelfbewustzijn

Zelfconcept
 Rollen
 Sociale identiteiten
 Ervaringen
 Vergelijkingen met anderen
 Festinger, sociale vergelijkingstheorie
 Hoe anderen ons beoordelen
 Looking-glass self: jezelf zien door de ogen van anderen (voorgehouden spiegel)
 Self-fulfilling prophecy: hoe anderen op jou reageren door bepaalde verwachtingen, bepaalt hoe jij bent
 Cultuur
 Onafhankelijk zelfbeeld: jezelf definiëren in termen van interne gedachten, gevoelens en handelingen
→ individualistische cultuur
 Onderling afhankelijk zelfbeeld: jezelf definiëren in termen van relaties met andere mensen
→ collectivistische cultuur

Nisbett & Wilson, 1975: mensen zijn niet goed op de hoogte van innerlijke processen die leiden tot
beslissingen, handelingen of inzichten
Bem, 1972: zelfperceptie-theorie; als je gevoelens onzeker zijn, baseren we onze conclusies
over ons gevoel op observaties van ons gedrag en de situatie waar dat gedrag
voorkomt; je denkt niet aan onbewuste motieven, zoals priming
Festinger, 1954: sociale vergelijkingstheorie; idee dat we over ons eigen vaardigheden en
attitudes leren door onszelf te vergelijken met anderen
Forer, 1949: Forer/Barnum-effect: neiging van mensen om vage en algemeen geldende
uitspraken over zichzelf te accepteren als rake, typerende omschrijvingen, terwijl
diezelfde vergelijking voor iedereen opgaat
Wilson, 2002: omdat je veel dingen onbewust doet, ken je jezelf niet
Adaptieve onbewuste: cognitief efficiënt als dingen automatisch gaan

4 - 44

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller maryse5. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.72. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

54879 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.72  3x  sold
  • (1)
Add to cart
Added