100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Algemeen beheer en organisatie $6.98
Add to cart

Summary

Samenvatting Algemeen beheer en organisatie

 90 views  2 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Deze samenvatting combineert de slides, het handboek en bevat ook persoonlijke notities van tijdens de les. Als je deze samenvatting studeert, heb je een hele goeie basis voor het examen.

Preview 4 out of 34  pages

  • Yes
  • March 17, 2021
  • 34
  • 2019/2020
  • Summary
avatar-seller
Overzicht cursus: Organisaties
 Definitie
a. Een organisatie = een bewust gecoördineerde sociale entiteit, met relatief
duidelijk identificeerbare grenzen, die op een vrij continue wijze streeft naar
de realisatie van een gemeenschappelijke doelstelling of verzameling van
doelstellingen
 Doelgerichtheid: belangrijk, weten of je handelingen bijdragen tot het
uiteindelijk doel
 Organisatie met sociaal doen: soms moeilijk om doelstellingen te
identificeren
b. Organisaties zijn sociale entiteiten die:
 Gericht zijn op een doel
 Ontworpen zijn als systemen van bewust gestructureerde en
gecoördineerde activiteiten
 Verbonden zijn met de externe omgeving
 Types


Criterium van het Private sector Publieke sector
oogmerk 
Criterium van de Met Zonder Zonder Met
middelen ↓ winstoogmerk winstoogmerk winstoogmerk winstoogmerk
Marktmiddel (1) Google (4) (7) (10)
en
Gemengde (2) Senior (5) Wit-Gele (8) OCMW (11) NMBS
middelen Citizen kruis
Niet-markt (3) (6) (9) (12)
middelen Gevangenis

 Social-profit organisaties
o SPO worden in principe omschreven als een geheel van economische
organisaties die gelijktijdig aan twee criteria voldoen:
 Hun doel is niet op winst gericht, maar op dienstverlening aan hun
leden of aan de collectiviteit veeleer dan op de vergoeding van een
geïnvesteerd kapitaal
 Zij financieren hun productiekost minstens ten dele door andere
middelen dan door de verkoop tegen een prijs die de productiekosten
dekt (overheidssubsidies, giften, bijdragen, vrijwilligerswerk,…)
o Het zijn entiteiten van de publieke sector of private organisaties die de
vorm hebben van een vereniging, een mutualiteit of een stichting.
o Organisaties die voornamelijk actief zijn in de takken van het onderwijs, het
welzijnswerk, de gezondheidszorg, de cultuur en de vrijetijdsbesteding.
 Gezondheidsvoorzieningen en welzijnsvoorzieningen
o Gezondheidsvoorzieningen
 Ziekenhuizen (universitaire, algemene, psychiatrische ziekenhuizen)
 Psychiatrische verzorgingstehuizen
 Initiatieven voor beschut wonen
 Rust- en verzorgingsinstellingen
 Centra voor geestelijke gezondheidszorg
o Welzijnsvoorzieningen
 Rustoorden, serviceflats
 Diensten Kind en Gezin

,  Voorzieningen voor bijzondere jeugdzorg
 Voorzieningen binnen de sector gehandicaptenzorg
 Centra voor ontwikkelingsstoornissen
 Revalidatiecentra
 Thuisbegeleidingsdiensten
 Diensten begeleid wonen, diensten zelfstandig wonen
 Beschutte en sociale werkplaatsen
 Met of zonder winstoogmerk  Verschillen in management
o Zonder winstoogmerk
 Voorbeeld: woonzorgcentra, Wit-Gele Kruis
 Vaak niet meetbaar wat geproduceerd wordt, outcome is moeilijk te
definiëren
 Werken aan functies die maatschappelijk belangrijk zijn, die niet
mogen overgelaten worden aan de markt
 Professionals die vaak hoog geschoold zijn, niet altijd makkelijk te
managen
o Met winstoogmerk
 Voorbeeld: Colruyt, Brussels Airlines
 Doel = winst maken, aandeelhouders uitbetalen
 Wel meetbaar wat de output is
 Doelgerichtheid
o Doen we de juiste dingen?
 = doeltreffendheid = effectiviteit  belangrijkst
 Het juiste doel nastreven
o Doen we de dingen juist?
 = doelmatigheid = efficiëntie
 Middelen die we krijgen van de overheid, moeten we goed gebruiken
 Allebei belangrijke stuur- en meetinstrumenten
o Doelgerichtheid en economische rationaliteit  Het taart-principe
 Bruto Nationaal Product (= het inkomen dat we samen genereren)
 Middelen zijn beperkt, dus keuzes maken (ook op vlak van welzijn,
zorg, preventie, overheid)
 % van BNP voor gezondheidszorg = 10-11%  niet weinig in
vergelijking met de rest van Europa (<-> VS: 17% MAAR geen
gelijkheid!)
 Percentage kan niet meer groeien, want er zijn ook veel andere
dingen (zoals pensioen, werkloosheid,…)
 Ook als organisatie: budget en keuzes maken
o Bedrijven moeten keuzes maken om hun doel te bereiken, passen hun
strategie aan
 Organisaties in actie
o Actuele uitdagingen voor organisaties
 Wereldwijde concurrentie
 Vernieuwing van de organisatie
 De impact van (informatie)technologie
 Kennis- en informatiemanagement
 Diversiteit (bijvoorbeeld: mannen vs. vrouwen)
 Ethiek en sociale verantwoordelijkheid
o Voorbeeld: IBM
 IBM System/360
 Begin 1900: samensmelting van allemaal kleine bedrijven

,  In de groei als bedrijf  bedrijfscultuur = formalisatie +
standaardisatie
 IBM 1500 small computers
 DIP
 Gevoelloos voor wat in de omgeving gebeurde  de
ontwikkeling van computers was aan de gang, hebben hier de
boot gemist
 Hadden business kunnen uitbouwen, maar waren verblind
door hun grootte en succes
 A smarter planet
 Niet alleen verkopen van ‘mainframes’, maar ook
dienstverlening
 Organisatietheorie: dimensies van organisatieontwerp
o De dimensies van organisatieontwerp zijn specifieke kenmerken van
organisaties (te vergelijken met fysieke en psychologische kenmerken
waarmee personen kunnen beschreven worden).
o We maken een onderscheid tussen:
 Contextuele dimensies: omschrijven de hele organisatie in termen
van:
 Doelen en strategie
 Omvang van organisatie
 Technologie: ook in GH zorg meer vraag naar mensen voor
dataverwerking
 Omgeving: niet uit het oog verliezen, ook zeer belangrijk voor
GH sector
 Zij bepalen mee de structurele dimensies.
 Structurele dimensies worden verder onderverdeel in:
 Formalisatie: in welke mate wordt het gedrag en activiteiten
formeel vastgelegd in procedures, functiebeschrijvingen,
voorschriften, beleidsnota’s
 Specialisatie (werkverdeling): de mate waarin taken van de
organisatie opgesplitst zijn in afzonderlijke werkzaamheden
 Standaardisatie: de mate dat het werk sterk kan
gestandaardiseerd worden (<-> gesustomiseerd)
 Gezagshiërarchie: wie valt onder wie en over hoeveel
werknemers heeft elke manager de leiding  veel lijnen naar
boven, verschillende managementlagen, beslissingen niet zelf
nemen (eerst hele hiërarchie doorlopen voor een beslissing op
de werkvloer gebeurt). Span of control = hoe ruim is die?
 Complexiteit: veel zorg- en welzijnsorganisaties zijn complex,
werken met professionals, leveren geen producten, maar
diensten
 Centralisatie: het hiërarchisch niveau dat
beslissingsbevoegdheid heeft. Alles bij de top: gecentraliseerd
<-> delegeren naar beneden: gedecentraliseerd, zelfstandige
beslissingen maken op de werkvloer)
 Professionalisme: de mate waarin werknemers officieel
opgeleid en getraind zijn (professionele sector  levenslang
leren, opleiding = zeer belangrijk)
 Staffing ratio’s: de verdeling van mensen over verschillende
functies en afdelingen (belangrijk in zorgsector, maar niet
altijd in orde (minder goed bestaffed dan in andere landen) 

, problematieken: te weinig + verdeling onder verschillende
afdelingen)
 Management
o Manager = iemand die zich richt op de planning, organisatie, leiding en
beheersing van een organisatie en die menselijke en materiële middelen
toewijst om de organisatiedoelen te bereiken
o Verschillende managementlagen
 Topmanagement: plannen, vooruitzien, strategische vragen
 Middenmanagement: structureren, coördineren van middelen,
personeel, technologie
 Operationeel management: leiden, motiveren om voor die
organisatie te werken. Een goed draaiende organisatie: engagement,
betrokkenheid van de medewerkers voor DIE organisatie (bv.
hoofdverpleegkundige)
 Uitvoerend personeel: beheersen, evalueren: zijn we goed bezig?
o Soorten managementtaken
 Schema 1: Vaardigheden op verschillende niveaus
 Hoe hoger in de piramide  hoe meer conceptueel men moet
kunnen denken (strategisch management) (ook nog een deel
in op operationeel niveau)
 Hoe lager in piramide  hoe meer technisch denken (ook nog
een deel in topmanagement)
 Interpersoonlijke en communicatieve vaardigheden: op elk
niveau belangrijk
 Schema 2:
 Middelen: werknemers – machines – kapitaal – informatie
 Beheersen – plannen – organiseren – leidinggeven – rollen
 Doelen: voortbestaan – kwaliteit en kwantiteit – effectiviteit en
efficiëntie – tevredenstelling van betrokkenen
o Henry Mintzberg: wat zijn de taken en rollen die een manager heeft
 De interpersoonlijke rollen
 Het boegbeeld
 De leider
 De verbindingspersoon (contactpersoon naar buitenwereld,
veel netwerken)
 De informationele rollen
 De waarnemer
 De verspreider (initiatieven moeten genomen worden,
manager moet delegeren)
 De woordvoerder (in de media, PR, naar personeel toe,…)
 De besluitvormende rollen
 De ondernemer (de manager moet toelaten dat nieuwe
projecten opgericht worden, maar daarom is de manager niet
perse ondernemer (karakteristieken van een goeie
ondernemer ≠ karakteristieken van een goeie manager))
 De oplosser van storingen (bv. stakingen)
 De verdeler van middelen (bv. hoeveel verplegers op welke
afdeling)
 De onderhandelaar (met professionals over zaken die men wil
organiseren)
o Verschillende managementniveaus
 Institutioneel management

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller AnoniemUGentAnoniem. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.98. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53340 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.98  2x  sold
  • (0)
Add to cart
Added