Samenvatting samenleving en diversiteit. In mijn samenvatting staan de volgende hoofdstukken: H1,3,4,5,6,7.
Met deze samenvatting heb ik een 8.4 behaald!
Succes met leren!
H1 sociaal werker als antropoloog
1.2
Culturele antropologie: ontstaan ten tijde van industriële revolutie.
Kolonialisme: gebieden als grondstoffenleverancier en afzetgebied gebruiken om zo veel mogelijk
gebieden te veroveren.
Modern imperialisme: 2e periode van kolonisatie. 3 motieven: behoefte aan grondstoffen,
afzetmarkt en opbouwen van een groot koloniaal rijk.
Door industriële revolutie kreeg West-Europa een voorsprong op andere werelddelen. Antropologen
vonden dat West-Europa de taak had om in de rest van de wereld ook vooruitgang te boeken.
1.3
Culturele antropologie: bestaat uit 3 Latijnse woorden: kolere= cultuur, antropos = mens, logos =
wetenschap. Antropoloog ziet mens als cultureel wezen.
Cultuur: omvat gewoonten en gebruiken waarover een volk in het land zelf beschikt of die een volk
meeneemt uit het land van herkomst. Hieronder vallen: geheel van normen en waarden, voeding,
eetgewoonten, kleding, godsdienst, muziek en dans.
Cultuurdefinities:
Cultuur is aangeleerd: cultuur wordt aangeleerd door sociale omgeving, zoals werk, gezin
etc. Omstandigheden waarin mensen moeten overleven bepaald normen en waarden,
leefregels etc. Cultuur is een uiting hoe wij betekenis geven aan het leven. Universele
behoefte: betekenisgeving is nodig om de wereld om ons heen te begrijpen.
Cultuur is aan verandering onderhevig: cultuur is veranderlijk, doordat
levensomstandigheden veranderen. Bijv. van jagers boerensamenleving stedelijke
samenleving. Creolisering van culturen: wederzijdse beïnvloeding van culturen, een nieuwe
samengesmolten cultuur ontstaat. Transnationale identiteit: migranten met verschillende
landen betrokken en loyaal zijn, bijv. Marokkaanse Nederlander.
Cultuur is situationeel bepaald: iedereen behoord tot groepen zoals: student,
sportvereniging, kerkgenootschap etc. Je bent cultureel gezien iemand anders in
verschillende situaties. Identiteit op verschillende manieren vorm kan geven in subgroepen.
Persoonlijkheid hangt dus af van subculturen, verschillende rollen aannemen.
1.4
Emic-perspectief: bestudeerde binnen het systeem van een cultuur en de structuur daarbinnen,
maar niet het systeem als zodanig.
Insidersperspectief: uitgaat van onderzoek vanuit de persoonlijke ervaring of de cultuur waarvan de
onderzoeker deel uitmaakt.
Veldwerk: antropoloog houdt traditie in stand, om veroverde koloniale gebieden te verkennen.
Antropologen werden het ‘veld’ in gestuurd.
1
,Participerende observatie: participeren= meedoen, observatie = waarnemen. Onderzoeksmethode
waarbij de onderzoeker probeert een nauwe band op te bouwen met een groep of individu. Deze
methode wordt vooral beoefend binnen de antropologie. De methode bestaat uit het meedoen
(participatie) met allerlei dagelijkse activiteiten in de natuurlijke omgeving van de onderzochten.
Wordt vooral gebruikt in explorerend onderzoek en om toegang te krijgen tot onbekende
populaties. (Er wordt bijv. onderzoek gedaan naar verborgen deviante groepen in Westerse
samenleving, zoals drugsgebruikers, prostitueebezoekers). Voorbeeld: stiekeme
homoseksualiteit in kaart brengen, door ontmoetingen in toiletten kwamen ze erachter door
observatie dat minstens de helft van de mannen in het dagelijks leven hetero waren.
Doel participerende observatie: onderzoeken of mensen hetzelfde doen als dat ze zeggen.
Onderzoeker niet blind vaart op wat respondenten hem vertellen.
Deze methode biedt bij uitstek de mogelijkheid om ook wat deze lieden doen en denken bij
de analyse te betrekken.
Antropologen maken onderscheid in identiteit:
Frontstage-identiteit: publieke identiteit die mensen graag laten zien, een identiteit die er
mogelijk positiever uitziet dan het geval is.
Backstage-identiteit: privé-identiteit, mensen liever voor zichzelf houden en niet zo snel
laten zien. Antropologen moeten minimaal 1 jaar in een gemeenschap verblijven. Om door te
dringen tot de backstage-identiteit. Naarmate de tijd zullen ze je steeds meer toelaten en
vertellen over privéleven.
Observatie: opzettelijk, doelgericht en systematisch waarnemen. Bewust kijken naar hoe iemand zich
gedraagt of iets gebeurt. Observatie heeft altijd een doel: bijv. oplossing vinden voor situatie.
Systematisch houdt in op welke punten je wil gaan letten.
Gestructureerde observatieschema’s: antropoloog van tevoren heeft vastgesteld welke
levensterreinen hij gaat observeren.
1.5
Voordeel participerende observatie: mooie beschrijving oplevert over een cultuur. Werkelijkheid
niet reduceren in tabel, maar lezer inzicht bieden in een vreemde wereld.
Thick description houdt in: observaties in veldwerk in wisselwerking met omgeving worden
beschreven in dagboek. Door omgeving te beschrijven kunnen bepaalde betekenissen aan
observaties worden verbonden die zonder die context misschien niet waren gevonden.
Onderzoeker geeft dus gedetailleerde beschrijvingen van onder andere de situaties en
omstandigheden waarin iemand leeft.
Thick description manier om externe validiteit te bereiken: fenomeen voldoende in detail te
beschrijven, kan men kijken of de bevindingen ook op andere tijden, situaties en mensen
toepasbaar zijn. Diverse contexten kunnen voor verschillende betekenissen van situaties
zorgen.
Alleen beschrijvingen die van belang zijn voor bepaalde conclusies of perspectieven moeten
worden vastgelegd.
Het wezen van de ander:
Tot het wezen van mens en omringende samenleving door te dringen en zijn gevoeligheden
boven tafel te krijgen.
Antropoloog is nieuwsgierig, open figuur die zich verwondert, in plaats van oordeelt.
2
, Antropoloog moet vertrekken uit standpunt van sociaal fenomeen, zoals magie. Maar
probeerden te onderzoeken welke betekenis die rituelen hadden en ook waarom dezelfde
rituelen in andere samenlevingen voorkwam.
Positie van de ander leren begrijpen, doen alsof hij de ander is.
Empathie: kunde of vaardigheid om je in te leven in de gevoelens van de ander. Zonder
empathie kan veldwerker nooit goede observaties maken, praat je langs elkaar heen en
ontstaan er conflicten. Empathie is ook non-verbaal signalen oppikken. Etnografisch
onderzoek: sociale categorieën worden gemaakt die van ‘binnenuit’ wordt gevormd en
passen bij de (sub)cultuur die onderzocht wordt.
1.6
Outreachend werken: hanteren van een werkmethode waarbij actief ingezet wordt op het leggen
van contact met doelgroep, het onderzoeken van de vragen en het motiveren en verwijzen van de
doelgroep naar vormen van hulpverlening en/of maatschappelijke opvang of anderszins.
Friendly visitors: sociaalwerkstudenten dienden situatie van armen in kaart te brengen: de
materiële situatie, familieverbanden, vriendschappen etc. en daarbij een vertrouwensband
te smeden. Daarnaast moesten de friendly visitors: basisonderwijs, zondagsscholen en
cursussen opzetten om mensen bepaalde competenties bij te brengen op het gebied van
opvoeden, hygiëne, sociale vaardigheden, agressieregulatie en de gevolgen van
drankmisbruik. We spreken in dit verband van normatief sociaal werk.
Normatief sociaal werk: sociaal werker vanuit superieure politie de cliënten beschaafder
probeerde te maken. Definitie: gaat uit van veronderstelling dat elk professioneel handelen
behalve technische en communicatieve kwaliteiten, ook een morele kant heeft.
Evolutionisme: superioriteitsgevoel en de behoefte mensen beschaving bij te brengen. De westerse
cultuur werd gezien als het meest ‘superieur’ men nam aan dat het blanke ras het sterkste was.
Daardoor werd de westerse cultuur en het christendom verspreid over kolonies.
Definitie evolutionisme: de richting in culturele antropologie die meent dat alle maatschappijen
volgens een bepaalde wetmatigheid eenzelfde ontwikkeling van laag tot hoog hebben doorgemaakt
of nog zullen doormaken.
Eropaf-methode: hierbij horen de begrippen: ‘outreachend werken’, ‘achter de voordeur’ en
‘bemoeizorg’. Eropaf staat voor een visie op hulp- en dienstverlening die een breuk vormt met het
recente verleden. In plaats van aftewachten wie er op het spreekuur komt, stappen sociaal werkers
op mensen af om gevraagd of ongevraagd hulp aan te bieden.
Sociaalwerkers die via deze methode werken moeten rekening houden met passieve en
actieve grondrechten en hier een balans in vinden. Ze dienen autonomie van burgers te
respecteren en op afstand te blijven, anderzijds worden ze geacht hun zorgplicht op te
pakken bij burgers die de aansluiting bij de maatschappij dreigen te verliezen.
Evolutionisme en cultuur:
Door Darwins revolutie werd cultuur toen gelijkgesteld aan beschaving en werd geordend
van minst naar meest beschaafd. ‘Beschavingspeil’ en ‘trap van beschaving’.
Animist: gelooft in het bestaan van goede en kwade geesten, die kunnen huizen in onder
meer bomen, dieren en gebruiksvoorwerpen. Deze geesten moeten goed gestemd worden
door ze offers te brengen, houden van rituelen en rituele dansen en het in acht nemen van
taboeregels.
3
, Monogenetisch evolutionsime: elke cultuur een evolutie doormaakt via verschillende stadia.
Primitieve samenlevingen konden wel opklimmen op de evolutionistische ladder, hij was wel
overtuigd dat Europeanen de ladder al beklommen hadden.
Definitie structureel functionalisme: variant van het functionalisme in de sociologie en antropologie
waarbij de functie van sociale verschijnselen wordt verklaard aan de hand van de bijdrage van het
verschijnsel aan een sociaal systeem en de veranderingen die het daarmee teweegbrengt in dat
systeem.
Structureel functionalisme: zien cultuur in de meest brede zin van het woord als elke vorm van
aangeleerd gedrag. Cultuur wordt daarmee als een product van menselijke afspraken, waarden en
gedragingen beschouwd. Alles wat mensen sociaal doen is gericht op: sociale cohesie, harmonie en
consensus binnen de gemeenschap.
Structureel functionalisten:
Vinden zekere mate van ongelijkheid dan ook vanzelfsprekend. Pas wanneer alle
subsystemen goed samenwerken, is de samenleving als gezond te beschouwen.
Sociale structuur positief bijdraagt aan opvoeding, onderwijs of hulpverlening. Individuen
kunnen dat niet. Gezin zorgt voor productie en reproductie van arbeid, regulering van
seksualiteit, verschaft liefde en intimiteit. Ook zorgt gezin voor primaire socialisatie van
kinderen.
Latente/onbewuste functies: die zijn niet beoogd. Van politie kan zijn: behoefte aan
spanning en avontuur.
Riskant wanneer systemen disfunctioneren. Dit heeft negatieve uitwerking op samenleving.
Verandering in gezinsstructuur gaan meestal geleidelijk en zijn gevolg van andere manieren
van denken en gedragen.
Rituelen: veranderingen in te passen in een samenleving worden rituelen ontwikkeld, bijv.
overgangsrituelen. Functie: sociale cohesie en harmonie binnen een gemeenschap te
herstellen. Sociaal werk kan ook gezien worden als ritueel: samenleving in evenwicht
houden. Op manifest niveau: sociaal werker een individu inzicht te verschaffen in zijn
problemen. Latent niveau: welbegrepen eigen belang van de samenleving en moet zorgen
voor rust en harmonie.
Structureel functionalisme en social case work: binnen sociaal werk heeft het structureel-
functionalistische mensbeeld geleidt tot ontwikkeling van social case work.
Zochten zij oorzaken van armoede en achterstand in wisselwerking tussen persoon en
omgeving. Eerst ging hulpverlening om ‘persoon in zijn situatie’ nu uitgebreid
praktijkonderzoek ontwierp zij een onderzoeksmodel genaamd ‘sociale diagnose’.
Kern social case work: methodisch hulpverlenen aan personen en gezinnen van een zeker
intelligentieniveau die goed in staat zijn om hun eigen zegje te doen. Perspectief van cliënt
en systeem waarin hij of zij zich bevindt belangrijk wordt. Doel: hulpverlening erop gericht op
het aanwenden van de hulpbronnen van cliënt en zijn omgeving, om het activeren en
vergroten van zijn zelfredzaamheid te bevorderen.
Na de 2e wereldoorlog gingen Nederlanders kennis opdoen in Amerika over social case work.
Omdat in deze tijd de behoefte aan professionalisering van sociale sector en scholing van
maatschappelijke werkers groeide.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller manonherder. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.25. You're not tied to anything after your purchase.