100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Onderzoeksmethoden: Theorie en Ethiek hoorcollege aantekeningen $7.50
Add to cart

Class notes

Onderzoeksmethoden: Theorie en Ethiek hoorcollege aantekeningen

 4 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

In dit document bevinden zich de hoorcollege aantekeningen van de cursus Onderzoeksmethoden: Theorie en Ethiek, gegeven in het tweede jaar van de bachelor Psychologie aan Rijksuniversiteit Groningen. Deze aantekeningen bevatten aantekeningen van alle colleges. Ze bevatten ook verschillende illust...

[Show more]

Preview 10 out of 40  pages

  • March 20, 2021
  • 40
  • 2020/2021
  • Class notes
  • Dick de waard en maarten derksen
  • All classes
avatar-seller
Onderzoeksmethoden: Theorie en Ethiek
04-02-2021: Hoofdstukken 1, 2, 10, 11 en 14
De wetenschappelijke methode:

- Regels
- Assumpties
- Procedures
- Dataverzameling
- Data analyseren
- Data delen
- Conclusies trekken

Wetenschappelijk onderzoek houdt in dat we naar bewijzen kijken zonder vooroordelen, wat erg
lastig is voor mensen.



Intuïtie: denkfouten

Substitutie bias

Bijv. Donals Trump die zegt dat Hillary alleen maar leugens verspreid en dat ze haar op zouden
moeten sluiten, zorgt ervoor dat mensen een gevoel kunnen krijgen dat Trump de ‘betere’ president
is. In feite bedacht je alleen maar dat hij de meer betrouwbare president was, aangezien je het idee
hebt (door Trump) dat Hillary leugens verspreid.

Selectieve aandacht

Perceptie: denk bijv. aan de video van de gorilla die tussen een zwart geshirt team en een wit geshirt
team langsloopt, en je alleen maar de ballen die in het witte team overgegooid werden in de gaten
moest houden.

Verwachtingen: waarden, cultuur, opvoeding, etc.

Confirmation bias

Zien wat we willen zien. Selectief herinneren. Als we ergens in geloven, zullen we vooral alleen letten
op de dingen die dat geloof bevestigen. We zoeken vooral bevestiging voor onze eigendenkwijze. We
letten simpelweg op andere dingen, waardoor we vaak bevestiging krijgen voor onze denkwijze.
Feiten kunnen we dan eigenlijk een soort van interpreteren zoals we dat zelf willen.

Dus, kunnen wij eigenlijk kijken naar bewijzen zonder
vooroordelen? Het antwoord hierop is dus ‘nee’. Je
moet hele goede kennis hebben van wat iets een feit
maakt en wanneer je meer een onderbuik gevoel
hebt.

We moeten de wetenschappelijke methode dus niet
verwarren met waarden. De wetenschappelijke
methode gaat over objectieve observaties en
empirisch onderzoek. Waarden zijn persoonlijke
opvattingen.

,David Hume (1711 – 1776): “Wetenschap is beschrijvend en vanuit die beschrijving kun je niet tot
morele of normatieve uitspraken komen.” Betekent dit dan dat de wetenschap waardenvrij is? Nee,
absoluut niet.

Zimbardo met zijn Stanford Prison Experiment. Hiermee kon hij tot de conclusie komen dat het niet
uit maakt of een persoon goed of slecht is, als je diegene in een slechte omgeving zet, zal er in ieder
iets slechts zitten. Iedereen zal op het slechte pad gezet worden, het Lucifer effect. Dit is een waarde
oordeel op basis van wetenschappelijke observaties. Hij zei bijv. ook dat gevangen vrij gelaten
moesten worden, omdat het systeem hen slecht maakte, dus niet dat de persoon zelf al slecht is.
Wederom een waarde oordeel op basis van een observatie. Dit mag niet! Je mag geen morele
uitspraken doen, op basis van wetenschappelijk observaties.

Dit experiment was ook geen valide experiment.



Validiteit: meet je wat je beoogt te meten?

Controle? Mensen in je steekproef? Externe invloeden?

Er was geen controle in het Stanford Prison Experiment, aangezien er geen controle conditie was.
Ook waren er alleen maar witte jonge mannen in de steekproef, wat geen goede afspiegeling is van
de samenleving. Ook waren het mensen die geïnteresseerd waren in het gevangeniswezen, dus een
selection bias. Daarnaast was het ook maar een steekproef van 12 mensen, wat onvoldoende is om
te toetsen. Zimbardo zelf was de gevangenisbaas, waardoor je observation bias en reaction bias kan
krijgen. Mensen gaan zich gedragen naar wat de observator van hen verwacht.

Door een onderzoek van Thiboult Le Texier kwam ook nog naar voren dat Zimbardo allemaal dingen
zei dit die had gedaan, maar dit helemaal niet had gedaan, waardoor het dus ook nog een frauduleus
onderzoek is.

De wetenschappelijke discussie

Replicatie: herhalen, toevoegen en/of aanpassen.

Accumulatie van kennis.



Hoe komen we tot onderzoekideeën?

Broken windows theory: in buurten waar heel veel gebroken ruiten zijn, veel graffiti, veel tekenen van
regelovertreding, dat die zorgen voor nog meer criminaliteit.

Onze onderzoekideeën worden vaak gestuurd door onze visie, waarden en de missie die we hebben.

Er zijn verschillende onderdelen van de wetenschappelijke cyclus.

Inductie:

- Observatie in de wereld.
- Patroon onderzoeken.
- Hypothese.
- Theorie.

,Je gaat uiteindelijk van een specifieke observatie, naar een algemene theorie.

Probleem van inductie

Voorspelling over de toekomst op basis van inductie, je doet een
voorspelling op basis van ervaringen uit het verleden. Maar resultaten
uit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst. Bijv. als
ervanuit gaat dat alle zwanen wit zijn, maar er is dan opeens een zwarte,
dan klopt je redenatie niet meer. Maar ondanks dat het dus niet altijd
klopt, is het nog wel een belangrijk onderdeel van de wetenschappelijke
cyclus.

Deductie

Van algemeen naar specifiek. Theorie, hypothese, observatie en
confirmeren.

“Broken windows theorie”. Experiment: invloed van graffiti op het weggooien van afval. Hypothese:
meer mensen gooien een flyer weg in omgeving A dan in omgeving B.

Uit dit onderzoek bleek dat in een niet criminele omgeving meer mensen de flyer weggooiden dan in
een wel criminele omgeving. Maar bewijst dit nou of de theorie klopt?

Confirmeren versus falsifiëren (Popper)

Confirmeren: bewijs dat een theorie klopt.

Falsificeren: bewijs dat een theorie niet klopt.

Je stelt een nulhypothese op die je probeert te ontkrachten.

Ha: meer mensen gooien een flyer weg in omgeving A dan omgeving B.

H0: er is geen verschil tussen omgeving A en B in het aantal mensen dat een flyer weggooit.

Het is een bescherming tegen het zoeken naar iets wat je wil vinden.




- Fundamenteel onderzoek: hoe kan het dat de tijd langzamer lijkt te gaan als je ouder wordt?
Wat is de invloed van angst op tijdsbeleving? Hoe wordt tijd waargenomen in ons brein?
Fundamentele vragen voor hoe ons gedrag op stand komt, die niet per se een toepassing
hebben.

, - Toegepast onderzoek: werkt virtual reality exposure bij de behandeling van fobieën? Wat
helpt beter bij depressie, medicijnen of therapie? Dit zijn dingen die je toe kan passen in de
praktijk .

Dit onderscheid is niet altijd even duidelijk.

De inductie en deductie fase zijn allebei een onderdeel van de empirische cyclus.



Wetenschappelijke theorieën

Algemene uitspraak over de relatie tussen variabelen. Ze moeten toetsbaar zijn. Niet (direct)
toetsbaar? Dan is het hooguit een hypothese, dus geen theorie. Daarom: specifiek zijn.

Operationale definitie (construct)

Slimheid, maar wat is nou slimheid?

- Intelligentie: IQ? Citoscore?

Geluk, wat is dat nou?

- Genieten? Betekenisvol level?

Hiervoor moeten we dus een construct maken, die de definitie duidelijk maakt. Bijv. op een schaal
van 1 tot 5 aanstrepen wat nou geluk is.

Wetenschappelijk theorieën moeten toetsbaar zijn, maar ook simpel: de wet van de spaarzaamheid.
Alles zo simpel mogelijk, zo weinig mogelijk toevoegingen. Bijv. een appel valt naar beneden door
zwaartekracht, i.p.v. de appel valt naar beneden en niet omhoog doordat er magnetische velden zijn
die overal aan trekken.

Theorie van afnemende meeropbrengst welvaart-geluk

Easterlin paradox, hierbij is vanuit een waarneming een theorie ontwikkelt. Hij wou onderzoeken dat
naarmate mensen meer welvaart hebben ze ook gelukkiger waren. Toen kwam hij tot de conclusie
dat op een gegeven moment het geluk niet meer omhoog ging, terwijl de welvaart wel steeg. Dit
komt omdat je eigenlijk op een basisniveau zit van wat je allemaal nodig hebt en als je dit allemaal
hebt dan wordt je uiteindelijk niet meer zozeer gelukkiger. Denk bijv. of je nou met een Fiat panda of
een Porsche panamera naar werk gaat, je hoeft in ieder geval niet meer 20 km ter fietsen elke dag.

Recente studies laten zien dat de theorie niet helemaal opgaat en dat weldegelijk mensen blijer
worden van een Porsche dan van een Fiat panda.



Hypothese

Een voorspelling op basis van je theorie, over uitkomsten van onderzoek. Nodig voor het testen of
toetsen van een theorie.

Correlatie: het verband tussen twee dingen aantonen. Als het inkomen stijgt, stijgt ook het
subjectieve welbevinden. Als A stijgt dan stijgt B ook, maar dit betekent niet dat B komt door A.

Causaliteit: A veroorzaakt B. Mensen met een inkomen van 100.000 euro scoren hoger op de
gelukschaal dan mensen die 30.000 euro verdienen.

,Onderzoeksdesign

Methode om data te: verzamelen, analyseren en interpreteren.

Onderzoeksdesign in de gedragswetenschappen

Beschrijvend onderzoek: een momentopname van hoe dingen nu gaan. Kwantitatief (bijv. een
vragenlijst) en kwalitatief (bijv. een interview). Ook naturalistische observatie (kwalitatief: door bijv.
filmopnames te maken en patronen erin op te maken, kwantitatief: matrix voor maken en waardes
aan toevoegen, zodat je er iets over kan zeggen). Case study:
kijken naar één persoon die bijv. iets bijzonders of
vervelends heeft meegemaakt, die een idee kan genereren
over hoe dat over het algemeen werkt.  probleem met
beschrijvend onderzoek: je kan alleen verbanden zoeken,
geen causaliteit.

Correlationeel onderzoek: als A stijgt, stijgt B. 




11-02-2021: Hoofstuk 5, 6, 12, 13 en Appendix A
Typen onderzoek

Kwalitatief: beschrijvend onderzoek, vaak geen manipulaties, correlaties beschrijven

Kwantitatief: correlationeel onderzoek, experimenteel onderzoek

Het onderscheid tussen
natuurlijk en kunstmatig is niet
zo strak als het hier staat.




Experimenteel onderzoek

Denk aan Pavlovreactie: klassieke conditionering, je hebt een hondje, er gaat een belletje af en
daarna komt er eten, hond begint te kwijlen om het eten, na enkele tijd zal de hond al kwijlen bij
alleen het geluid van het belletje.

Bij experimenten is het belangrijkste dat jij degene bent die aan de knoppen draait, jij bepaalt wat er
gaat gebeuren. Het gaat om het effect van de ene variabele, die jij manipuleert, wat voor effect dat
heeft op de andere variabele.

,Basiskenmerken experimenten

- Systematisch variëren onafhankelijke variabele  causaliteit.
- Random toewijzen aan condities.
- Hoge interne validiteit: theorieën toetsen.

Voorbeeld experiment:

Heeft veel toezicht invloed op de snelheid van
bestuurders? Heeft de type weg zelf invloed op de
snelheid van bestuurders?

Dus, onafhankelijke variabelen zijn de type weg en de
intensiteit van het toezicht. De afhankelijke variabele is
de rijsnelheid.

Je ziet dat de mate van toezicht weldegelijk invloed
heeft op de snelheid van de bestuurders, vooral op de
snelweg.

Voordelen experimenten

- Controle voor individuele verschillen: random toekennen deelnemers.
- Dingen observeren die buiten het lab niet te observeren zijn. Bijv. fysiologische reacties zoals
hartslag en spierspanning.
- Interacties toetsen (hebt controle).
- Confounding variabelen minimale rol: onder controle houden of meten.

Hoofdeffecten

Voorbeeld bij het vorige experiment: percentage overtreders,
je zou dan nog een conditie moeten hebben zonder toezicht.
Waarbij dus alleen het verkeer gemeten worden.

Je ziet hierbij dat er een hoofdeffect is van toezicht, veel
toezicht heeft een groter effect op het aantal overtredingen.
Het andere hoofdeffect is het type weg, maar hier zie je geen
verschil in het aantal overtreders.

Interactie effect: toezicht x type weg

,Je ziet bij het percentage overtreders dat de lijnen niet parallel lopen maar elkaar kruizen.




Stimulus degradatie in het
lab vs. praktijk

Wederom een experiment

,Confounding variables, extraneaous variables, error (verstorende variabelen)

Confounding variabele is variabele die systematisch varieert met onafhankelijke variabele en
dezelfde invloed uitoefent op afhankelijke variabele:

- Procedural confounds: te maken met de procedure, hoe je een onderzoek uitvoert.
- Operational confounds: te maken met de operationalisatie.

Voorkómen confounds:

- Laboratorium onderzoek
- Random assignment
- Voorkomen van procedurele en operationele confounds
 Andere variabele(n)? Kun je dingen op andere manieren meten?
 Construct?

‘Noise’ (random error): externe variabele die de afhankelijke variabele beïnvloedt en niet
systematisch varieert over condities (i.t.t. confounds):

- Individuele verschillen
- Kenmerken context

Maakt effect onafhankelijke variabele moeilijk aantoonbaar.

Bijvoorbeeld:

Je ziet hierbij dat de gemiddeldes bij beide
groepen hetzelfde zijn gebleven, maar als
je kijkt naar de resultaten liggen er bij de
eerste metingen veel meer spreiding
tussen de resultaten. Bij de tweede
metingen zijn de groepen veel homogener.
De noise in de eerste meting is dus veel
groter.



Hier kun je het nogmaals zien.
De errorbars zijn bij de eerste
metingen veel groter dan bij de
tweede metingen.




Individuele verschillen:

- Gebruik dus homogene groepen (bijv. alleen studenten, jongeren, vrouwen)
- Maar, denk hierbij wel aan de externe validiteit, tot hoeverre kun je je experiment nog
generaliseren als je strenge homogene groepen hebt.

,Nadeel experiment

Externe validiteit: generaliseerbaarheid.

- Artificieel
- Vaak alleen onderzoek onder studenten representatief?

Oplossing:

Mundane realism: experimenteren in (fysieke) omgeving die vergelijkbaar is met werkelijkheid. Iets
uit de werkelijkheid, iets dat mensen echt (zouden) doen. Fysieke gelijkenis.

- Gevangenis experiment = Stanford Prison Experiment (Zimbardo)
- Gehoorzaamheid (Hofling et al., 1966)  speelt zich af in een ziekenhuis: het ziekenhuis
personeel werd gebeld door ene dokter Smith omdat ze astrofen aan een patiënt moesten
geven. Ze moesten 20mg aan de patiënt geven, maar op het potje stond dat de maximale
dosering 10mg was. Ook moest het door een autorisatie aangeschreven worden, hierop had
de dokter ook gezegd dat hij zo langs kwam om dat te doen. Van de 22 mensen die dit
telefoontje kregen, gaven 21 de medicatie aan de patiënt (de medicatie was een placebo, dus
er kon niks met de patiënt gebeuren).



Experimental realism: experiment zo inrichten dat mensen betrokken zijn, en zich realistisch
gedragen. Setting vaak duidelijk een experiment.

Klassiek voorbeeld: Asch

Eén proefpersoon, tussen een groep van
figuranten die bij het experiment hoorden. Ze
moeten stemmen welke lijn even lang is. De
proefpersoon geeft vaak in eerste instantie
het goede antwoord (2), maar de figuranten
zeggen bijv. allemaal dat antwoord 3 goed is.
Hierdoor gaat langzamerhand de
proefpersoon vaak instemmen met de rest
van de groep en dus het verkeerde antwoord
kiezen.

Dus:

Mindane realism: looks real, situatie die je ook in het echte leven tegen kunt komen.

Experimental realism: feels real, deelnemer komt in de psychologische toestand die de onderzoeker
wil bestuderen, ook al is de omgeving kunstmatig.



Validiteit

Externe validiteit: mate waarin onderzoeksuitkomsten een goede omschrijving geven van wat in de
‘echte’ wereld gebeurt: generaliseren naar anderen, populatie.

, Interne validiteit: mate waarin onderzoekuitkomsten nauwkeurige of overtuigende informatie
leveren over causaliteit. Bijv. als je nu griep symptomen hebben, zul je al gauw corona hebben, dat
was paar jaar geleden niet het geval. Dus, factoren die van invloed zijn:

- geschiedenis/tijd,
- testing (opnieuw uitvoeren, herkenning/ervaring),
- instrumenten (effect van ervaring opdoe (observator!) of verloop in apparatuur),
- statistical regression (opnieuw testen, tweede test dichter bij het gemiddelde),
- uitbijters (outliers): er moet wel een reden zijn om ouliers eruit te halen,
- selectie (biased selection of participants),
- mortality (uitval van participanten).

Construct validiteit: de mate waarin de onafhankelijke en afhankelijke variabelen in een onderzoek
de abstracte hypothetische variabelen (de constructen) waarin de onderzoeker werkelijk
geïnteresseerd is weergeven. Ook generaliseren, nu naar concept.

Verhogen construct validiteit:

- Meet of manipuleer je wat je wilt meten of manipuleren? Dus: manipulatietest d.m.v. bijv.
een vragenlijst of een tweede groep gebruiken.




Conclusie experimenten

Experimenten hebben vaak een hoge interne validiteit (causaliteit, theorieën toetsen) door random
assignment en systematische manipulatie van een beperkt aantal onafhankelijke variabelen,
waardoor je meer controle hebt over eventuele verstorende variabelen.



Sampling

Steekproeven nemen  Introductie in onderzoeksmethoden

Populatie (allen) vs. steekproef (selectie)

Steekproef: representatief (externe validiteit): selection bias en response bias.

Deelname (goedkeurig ECP):

- Dwang, mag niet, je mag niet je labjas aan doen, om dat mensen te verplichten om iets te
doen.
- Balans, er moet een balans zijn tussen de risico’s die mensen nemen en de vergoeding
ervoor.
- Inzage, als deelnemer heb je altijd recht op inzage in je gegevens.

Pre-registratie

Voorafgaand aan dataverzameling:

- Wat je gaan onderzoeken
- Hoe je gaan onderzoeken
- Welke conclusies bij welke resultaten

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jlmkuipers. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.50. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53068 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.50
  • (0)
Add to cart
Added