100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Inleiding Publiekrecht - Beginselen van het Nederlands staatsrecht ISBN 9789013129144 & Hoofdzaken van het Bestuursrecht ISBN 9789013150735 (R_Inl.publ.r) $4.01   Add to cart

Summary

Samenvatting Inleiding Publiekrecht - Beginselen van het Nederlands staatsrecht ISBN 9789013129144 & Hoofdzaken van het Bestuursrecht ISBN 9789013150735 (R_Inl.publ.r)

1 review
 113 views  8 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting van de voorgeschreven studiestof van Inleiding Publiekrecht. De opzet van het boek is gevolgd en de samenvatting wordt per paragraaf gegeven, alleen de relevante stof. Soms zijn er lege paragrafen, ik vond de betreffende informatie dan niet de moeite waard maar als je dat fijn vind kun...

[Show more]

Preview 6 out of 43  pages

  • No
  • A.d. belinfante & j.l. de reede, beginselen van het nederlandse staatsrecht (18e druk), deventer: kl
  • March 20, 2021
  • 43
  • 2019/2020
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: aronlahuis1 • 1 year ago

avatar-seller
Samenvatting publiekrecht

HII: De bronnen van het staatsrecht m.u.v. par 2, 7, 8
1. Bronnen van staatsrecht
De rechter moet, bij burgerlijk recht en strafrecht, wettelijke regelingen interpreteren met
behulp van in aanmerking komende interpretatiemethoden. Bij staatsrecht vindt
interpretatie plaats door de betrokken instellingen zelf, niet een onafhankelijke rechter.
Deze bronnen zijn:
- Grondwet
- Gewoonterechtelijke regels
- Geschreven regelingen zoals wetten of algemene maatregelen van bestuur

3. Betekenis van de Grondwet voor het staatsrecht
Grondwet: “de Koning is onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk” maar dit wordt
verder nergens in de Grondwet uitgewerkt. Wat gebeurt er als deze verantwoordelijkheid
niet voldaan wordt geacht? > ongeschreven recht.
- Bij ontslagaanvrag minister volgt ontslagaanvraag van zijn staatssecretaris
- Minister-president biedt ontslag kabinet aan de koning aan op dag 2 e kamer
verkiezingen
- Procedure van kabinetsformatie
Grondwet als rigid institution: moeilijker te wijzigen dan gewone wet. Maar de Grondwet
bevat naast onvolledigheden ook duidelijke regels die van groot belang zijn voor staatsrecht.

4. Inhoud en systeem van de Grondwet
- Sinds 1983: begin met opsomming van de grondrechten: onvervreemdbare rechten
- H2, 3, 4: omschrijving voornaamste centrale organen van de staat
o H2: regering: koning + ministers
o H3: Staten-Generaal, twee kamers, volksvertegenwoordiging
o H4: Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale Ombudsman
- H5: functies van de staatsorganen
o §1: wetgeving
o §2: overige bepalingen: regels over bijzondere onderwerpen
- H6: regels over de rechtspraak
- H7: regels over provincies, gemeenten, waterschappen etc
- H8: regels over herziening van de Grondwet
- 4 additionele artikelen:
o Add. Art. I: grondwetsherziening van 2005
o Add. Art. II: grondwetsherziening van 2008
o Add. Art. IX: oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid WOII
o Add. Art XIX: formulieren van Grondwettekst 1972

,  Zodra de Grondwetgever het woord ‘wet’ gebruikt, bedoelt hij de formele wet, het
besluit vastgesteld door de regering en Staten-Generaal samen
Soms formuleert de Grondwetgever dat een wet door lagere wetgevers mag worden
bepaald:
1. ‘Bij of krachtens de wet’. De wetgever mag aan lagere wetgevers delegeren, of
zelf bepalen en van delegatie afzien
2. ‘regelen’ of ‘regels’
3. Art 104: ‘uit kracht van een wet’.
Deze delegatie is alleen op initiatief van de formele wetgever.

5. Ongeschreven staatsrecht
- Vertrouwensnorm: minister/kabinet die niet meer het vertrouwen van het parlement
geniet, dient ontslag aan te bieden
 Er is pas sprake van een ongeschreven rechtsregel als er behalve een staatkundige
praktijk ook een rechtsovertuiging bij de betrokkenen bestaat dat zij volgens die
praktijk behoren te handelen

6. Verdere bronnen van staatsrecht
Staatsrecht: de rechtsregels, geschreven of ongeschreven, die de samenstelling en de
functionering van de organen van de staat, hun bevoegdheden en onderlinge verhouding
regelen, en het omvat bepaalde fundamentele normen over de verhouding van burgers tot
de overheid
- Gemeentewet, provinciewet, algemene wet bestuursrecht
- Koninklijk besluit 2 maart 1994: reglement van orde ministerraad

,H IV: De regering m.u.v. par 5, 6
1. Inleiding
De regering is de Koning met ministers en vormt het bestuur. Samen met de Staten-Generaal
zijn zij wetgever. De Staten-Generaal controleert het bestuur.

2. De regering, een samengesteld orgaan
De regering: art 42: samengesteld orgaan. Als in de Grondwet het optreden van de Koning
niet nodig is, wordt genoemd: de regering. Als dit wel het geval is: bij koninklijk besluit. Art
47: alle wetten en koninklijke besluiten moeten door de Koning en door 1 of meer ministers
worden ondertekend. Deze wettelijke verplichte handtekening van minister of
staatssecretaris wordt contraseign genoemd.
Bij koninklijk besluit: vorm- en bevoegdheidsvoorschrift. Klein koninklijk besluit: hier zitten
minder formaliteiten aan vast.

3. De koning
De taken van de koning vallen in 2 delen uiteen:
1. In de eerste plaats staatshoofd van het Koninkrijk der Nederlanden, symbool
2. Lidmaatschap van de regering
De koning ondertekent alle wetten en koninklijke besluiten, maar heeft geen grote invloed.
Let op verschil koning en constitutionele Koning: koning met ministers.

4. De troonopvolging
Het koningschap valt onder erfrecht, maar kan uiteraard niet verdeeld worden. Hier zijn
regels aan verbonden (art 24-31 GW). Erfgenamen zijn de nakomelingen van de laatst
overleden Koning. Ouderen gaan voor jongeren. Na nakomelingen komen broers en zussen
met hun nakomelingen, daarna ooms en tantes. Maximaal de derde graad.
Geen mogelijke opvolger: verkiezingen door Staten-Generaal binnen vier maanden. Anders:
republiek, hier zou wel grondwetherziening voor nodig zijn. Alleen de Koning kan afstand
van de kroon doen, niet potentiele troonopvolgers. Het kabinet van de koning heeft geen
verwantschap met een ministerie, maar geniet wel ministeriele verantwoordelijkheid.
5.
6. .
7. Ministers
Het ministersambt was een dienaar van de Koning, in de 19e eeuw heeft dit zich ontwikkeld
tot een zelfstandig staatsorgaan.
De Minister-President en ministers worden bij koninklijk besluit benoemd en ontslagen.
Ministers hebben de leiding over een ministerie of departement. Minister zonder
portefeuille: heeft niet de leiding over een eigen ministerie.

8. De ministerraad

,Ministerraad: ministers gezamenlijk. Taken: beraadslagen en besluiten over algemene
regeringsbeleid, eenheid bevorderen. Pas in het laatste stadium wordt beleid in wetten
neergelegd. Om de taak van de raad te verlichten kunnen onderraden worden gevormd ter
voorbereiding van de vergadering. Er is sprake van homogeniteit van het kabinet: een
minister mag niet tegen besluit van de raad handelen, en een minister mag niet naar buiten
laten blijken dat hij het met een besluit oneens is.

9. De Minister-President
Sinds 1945. Bij competentietwisten tussen minister beslist de Minister-President. Hij is belast
met de organisatie en coordinatie van het werk van dit college. Hij stelt de agenda vast, kan
tegen de wil van de minister een aangelegenheid op de agenda plaatsen en heeft een
beslissende stem. Hij ziet toe op de besluiten van de ministerraad, en representeert het
kabinet.
Staat naast een minister bij belangrijke kwesties, vertegenwoordigt het kabinet
internationaal en is lid van de Europese Raad (>>positie minister van buitenlandse zaken??)
Staat gelijk aan andere ministers, hoewel dit lijkt te veranderen naar regeringsleider (eerste
onder zijns gelijken). Is tegelijk Minister van Algemene Zaken.

10. Staatssecretarissen
Sinds 1948: ter ondersteuning van de ministers, ondergeschikt, geen stemrecht. Met de
minister biedt ook de staatssecretaris zijn ontslag aan, maar meestal kan deze aanblijven.

,Hoofdstuk V: De Staten-Generaal m.u.v. par 6
1. Tweekamerstelsel
Staten-Generaal: eerste en tweede kamer. Beide kamers zijn in zekere zin gelijkwaardig,
omdat instemming van beide nodig is voor een wetsvoorstel. Maar: tweede kamer heeft
recht van initiatief en amendement, eerste kamer niet.
Amerika: ene kamer is een afspiegeling van de mening van de bevolking, de andere geeft
een beeld van de mening per deelstaat.
Eerste kamer: zetelverdeling volgens stelsel van landelijke evenredige vertegenwoordiging,
leden gekozen door provinciale staten. Altijd al bezwaren tegen geweest: Thorbecke: zonder
grond en zonder doel, doublure van de tweede kamer, leden niet rechtstreeks verkozen
maar wel beslissende stem. Voordelen: in het licht van checks and balances geeft dit een
extra check in het wetgevingsproces. Eerste kamerleden staan meer in de samenleving
doordat zij vaak nog een baan hebben, en denken minder aan politiek, zijn niet gebonden
aan regeerakkoorden.

2. Tweede kamer: samenstelling, onafhankelijkheid
150 leden, rechtstreeks gekozen door Nederlanders (Kieswet), voor 4 jaar. Reglement van
orde: besluit van de kamer zelf. Hiervan kan worden afgeweken, mits unaniem en niet in
strijd met de Grondwet. Leden kunnen niet worden vervolgd voor wat zij tijdens een
vergadering hebben gezegd. Zij kunnen werken zonder vrees voor beinvloeding van enig
andere staatsmacht. Onafhankelijkheid blijkt uit het door de kamer zelf onderzoeken van
geloofsbrieven (stukken waaruit de wettige verkiezing tot kamerlid blijkt) en de
onschendbaarheid. Lidmaatschap is een fulltime baan.

3. Tweede kamer: verkiesbaarheid
Kiesrecht: Nederlanderschap en vanaf 18 jaar.

4. Tweede kamer: actief kiesrecht
Nederlanders die geen ingezetenen zijn mogen niet stemmen

5. Algemeen kiesrecht
Ooit hadden mannen algemeen kiesrecht en vrouwen passief kiesrecht, dit is gewijzigd in
1922 (democratie). Ook was er een welstandscriterium (kentekenen) om verkozen te kunnen
worden. Rechtvaardiging van algemeen kiesrecht: het bestuur van deskundigen wordt
onderworpen aan een controle door de gewone burger: essentieel element in checks and
balances.
6. Fd
7. Eerste Kamer
75 leden, getrapte verkiezing, gekozen door de provinciale staten, voor 4 jaar.

8. Incompatibiliteiten

, Een kamerlid kan geen minister of staatssecretaris zijn, of lid van de Raad van State
(onafhankelijk adviseur), Hoge Raad, Algemene Rekenkamer, Nationale Ombudsman.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller EmilyE. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.01. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

76462 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.01  8x  sold
  • (1)
  Add to cart