• Het keizerschap in Duitsland was alleen symbolisch en werd uitgevoerd door de leden van de
familie Habsburg. In Oostenrijk had de familie Habsburg wel echte macht;
• Bijna alle Duitse staten waren na het Heilige Roomse Rijk monarchieën (confederaties). Sommige
staten hadden een hertog of een koning;
• In 1848 werd een eerste poging gedaan in Frankfurt tot het komen van eenheid. De parlementen
van alle staten kwamen bijeen en stelden een progressieve en democratische grondwet op voor het
keizerrijk. De vraag was welke vorstelijke familie het hoogst moest staan. Deze poging zakte weg
omdat de Habsburgers hun macht over niet-Duitsers niet kwijt wilden;
• In 1860 werd een nieuwe poging gedaan door de familie Pruisen. De familie won in 1870 oorlog
tegen Oostenrijk, dus de Duitse eenheid ging zonder de Oostenrijkers verder;
• In 1871 ontstond de Duitse eenheid (keizerrijk met koning van Pruisen als keizer) en werd
Duitsland een federatie;
• Duitse Bond hield op te bestaan en Duitse keizerrijk werd een normale federale staat. De Duitse
staten bleven bestaan en behielden eigen vorsten. Dit was wel merkwaardig, omdat het behoudt
van eigen vorsten iets weg heeft van een confederaal bestel. De Grondwet voorzag in een
parlement, federale regering en bondsraad (orgaan dat vorsten van de deelstaten
vertegenwoordigde met als bedoeling dat federale element (belangen van nieuwe deelstaat) daarin
behartigd werden). De Pruisische minister-president werd rijkskanselier en de federale Duitse
regering kreeg geen eigen ministers, maar moest het doen met de ministers van de Pruisische
regering. In de bondsraad hadden de Pruisen doorslaggevende stem. De federale regering was wel
verantwoording verschuldigd aan het parlement, maar er was geen sprake van een
vertrouwensbeginsel. De regering was wel ondergeschikt aan de keizer en niet aan het parlement.
Dit element bleef bestaan tot het einde van WO I;
• In november 1918 kwam de Duitse monarchie ten val. Duitsland ging verder als Republiek. In
1919 kwam een nieuwe grondwet (Weimar Grondwet) en dat werd een moderne democratische
grondwet met de invoering van een parlementair stelsel. Er kwam een vertrouwensrelatie tussen
de regering en het parlement tot stand. De rijkskanselier en andere ministers waren nu
verantwoording verschuldigd aan het parlement. Daarnaast kon het parlement nu ook door
vrouwen worden gekozen. Er kwam ook een rijkspresident (voor 7 jaar rechtstreeks door de
bevolking gekozen) en hij kreeg verdergaande bevoegdheden, zoals het uitvaardigen van
referenda, ontbinden van het parlement, benoemen en ontslaan van federale ministers, bevelen
geven aan strijdkrachten als opperbevelhebber en hebben van noodbevoegdheden. De grondwet
sloeg nooit echt aan, er was namelijk sprake van veel verzet;
• In 1920 ging het mis. Het parlement werd gekozen volgens stelsel van evenredige
vertegenwoordiging. De partijen die in het midden stonden verloren in 1920 hun aanhang en
partijen op de flanken wonnen. Hierdoor ontstonden er twee partijen, namelijk een extreem linkse
communistische partij en een extreemrechtse Hitler’s nationaal socialistische arbeidspartij. Deze
partijen waren het over niets eens, behalve dat bestaande Duitse politiek bestel weg moest. De
communisten wilden het vervangen door een soort Sovjet Republiek en de nazi’s wilden het
vervangen door Hitler. Vanaf de zomer van 1932 hadden deze partijen een meerderheid in het
parlement. Dit zorgde er mede voor dat in Duitsland geen stabiele parlementaire regeringen meer
gevormd konden worden. President Von Hindenburg gaat steeds meer regeren op basis van
noodverordeningen (rijkskanselieren aanstellen, Duitse begroting vaststellen, meer wetten
introduceren op basis van de noodverordeningen). Von Hindenburg zag geen uitweg meer en
benoemde Hitler tot kanselier, zodat normaal parlementair proces weer terug kon komen. Hitler
wilde daar niets van weten en zodra hij de macht kreeg, misbruikte hij deze om de democratie te
ontmantelen;
Kiran Kana 1
,• In 1933 houdt Duitsland op met een federatie te zijn en er wordt formeel nooit een nieuwe
grondwet ingevoerd. De vraag is of de Grondwet van Weimar wel officieel is afgeschaft;
• In mei 1945 was er sprake van een catastrofale nederlaag. Frankrijk, Groot-Brittannië, Sovjet-Unie
en de VS (de vier geallieerden) verzetten zich tegen Duitsland. Er werd begonnen met een overleg
over de wederopbouw van een nieuw democratisch Duitsland. Echter, De Sovjet-Unie kent een
communistisch model en Groot-Brittannië, de VS en Frankrijk kennen een kapitalistisch vrij liberaal
model. Deze tegenstelling leidt tot mislukte samenwerking;
• In 1949 wordt in de bezettingszone van de Fransen, Engelsen en Amerikanen (in het westen van
Duitsland) een nieuwe Duitse staat opgericht (Bondsrepubliek Duitsland/BRD). Zo werd er ook in
het oosten een nieuwe Duitse staat opgericht door de Sovjet-Unie (Duitse Democratische
Republiek/DDR). Deze staten bestaan veertig jaar lang naast elkaar. Eerste 25 jaar erkennen deze
staten elkaar niet. Ze beschouwen zich ieder als ware Duitsland. Eind jaren 60/begin jaren 70
begint DDR steeds meer te erkennen dat er twee Duitslanden zijn en dat de twee staten naast
elkaar staan en elkaar als onafhankelijke staten dienen te behandelen. BRD heeft erkenning aan
DDR gegeven maar heeft nooit erkend dat DDR een andere Duitsland is en dat mensen die in DDR
wonen daadwerkelijk staatsburgers zijn. In 1889 pikte de bevolking van DDR dit niet meer. Er
kwam een ingewikkeld proces tot de hereniging van Duitsland tot stand;
• Op 3 oktober 1990 herenigde Duitsland. DDR houdt op met bestaan en wordt deel van BRD. De
grondwet werd aangepast en er de opgenomen verwijzingen die refereerden naar het feit dat er
Duitse eenheid moest komen werden eruit gehaald. De preambule verwees niet meer naast de
herenigingsopdracht, maar constateert dat de Duitse bevolking in 1990 haar eenheid heeft bereikt.
Er zijn toen ook de huidige Duitse grenzen tot stand gekomen. De grenzen die in 1949 aan de BRD
en DDR zijn gegeven door de vier geallieerden zijn de definitieve Duitse grenzen geworden. BRD
heeft ervan afgezien om Duitse gebieden, die voor 1945 bij Duitsland hoorden, terug te winnen.
Sinds 1990 is Grundsgesetz de definitieve echte grondwet van heel Duitsland geworden.
Video 2: De staatsvorm van Duitsland
• Drie hoofdmotieven: zelfbeschikking, gedachte van subsidiariteit (zo dicht mogelijk bij de
burger) en verticale machtenscheiding (de bond moet niet al te machtig worden);
• Nederland en deelthema’s: wat is de staatsvorm van NL, zijn onze provincies uniform
georganiseerd, in hoeverre mogen provincies zelf nieuwe regels uitvaardigen, is er toezicht op
provincies en hebben provincies inspraak op nationaal niveau;
• Staatvorm en organisatie: Duitsland is een coöperatieve bondsstaat. De staten zijn in elkaar
geweven. De staten hebben namelijk autonomie en mogen dus eigen bestuur, grondwet, eigen
statelijkheid, eigen rechter, eigen wetgever zelf regelen. Art. 28 Grundgesetz (homogeniteit):
de staten moeten wel genoeg lijken op elkaar om eenzinnig staten te zijn. Ze moeten een
republiek zijn, democratie, sociale staat, rechtsstaat. Je mag niet al te veel afwijken van
elkaar. Landtag kiesstelsels wijken af van nationaal model, daarvoor mag je best wel
vergaande aparte regels hebben. Je zou een lokaal twee-kamerstelsel mogen hebben (vroeger
in Beieren). Je mag ook een eigen staatspresident aanwijzen of rechtstreekse verkiezingen van
Ministerpresident houden. Je mag dan weer niet een uitsluitend gekozen Ministerpresident
kiezen (dus helemaal geen parlement). De landen zijn verplicht om loyaal met de bond samen
te werken en vice versa. Bundesrat bestaat uit de ministers van 16 deelstaten. De deelstaten
hebben via Bundesrat inspraak op de federale wetgeving. De Bundesrat is het belangrijkste
middel waarmee de deelstaten politieke inspraak hebben (invloedrijk orgaan). Duitsland is als
bondsstaat een geïntegreerde staat, waarin twee halve staten elkaar nodig hebben en
samenwerken en dus als een gehele staat functioneren.
• Oefenvraag: In veel Europese landen is het gebruikelijk dat naarmate een kabinet langer zit,
het steeds minder populair wordt. Leg op basis van het Duitse constitutionele recht, en met
deze constatering in het achterhoofd, uit waarom het na verloop van tijd voor Duitse federale
kabinetten moeilijker zal worden wetten aangenomen te krijgen → Landtag verkiezingen zijn
op verschillende momenten in vijfjaarsperiode….
Kiran Kana 2
,• Regelgevende bevoegdheden:
o Verticale machtenscheiding. Federale wetgever mag niet alles. GG regelt exclusieve
bevoegdheden (71, 73 GG, bond gaat er uitsluitend over: wapenwetgeving, buitenlandse
betrekkingen) en concurrerende bevoegdheden (72, 74 GG, zowel de bond als de staten gaan
erover (de staten gaan erover voor zover de bond geen gebruik van zijn bevoegdheid heeft
gemaakt of de bond het terrein bezet heeft) (aanvullende eisen in lid 2 over wanneer de bond
gebruik mag maken van de bevoegdheden zoals noodzakelijkheid). Er is ook sprake van de
pingpongbevoegdheden (72 lid 3 GG: sprake van federale wetgeving waar de staten van
mogen afwijken).
o Uitvoering van de bondswetgeving (84 GG) bijna exclusief door de staten;
o Fiscaal federalisme: in de GG geregeld wie de opbrengsten van welke belasting krijgt. Bijv.:
dat bierbelasting ten goede komt aan de staten;
o Constitutionele rechtspraak: als het een norm van grondwettelijk recht is of de federatie
bevoegd is om bepaalde wetten te maken dan kun je als staat naar de federale rechter willen
gaan om het ongrondwettelijk te laten verklaren omdat de bond er niet over gaat. Handhaven
van wetgevingsbevoegdheden is erg ingewikkeld en het is dan ook noodzakelijk dat je er een
rechter bij hebt.
• Toezicht en inspraak:
o Bondsdwang (37 GG): bond mag passende maatregelen nemen als een staat
bondsverplichtingen niet nakomt. Men weet niet precies wat het inhoudt, want je hebt
instemming van Bundesrat nodig als je er gebruik van wil maken en het is nog nooit gebruikt.
o Bondsinterventie (35/91 GG): bij verschillende gevallen van interne noodtoestand kan de bond
ingrijpen bij een staat (als een staat massademonstraties niet kan handhaven en staat leunt
achterover, dan kan de bond ingrijpen maar dit komt niet vaak voor).
o Bondstoezicht: staten kunnen federale wetgeving als eigen aangelegenheid implementeren
(zoals APV’s) (84 GG). De bond mag wel toezicht houden op de rechtmatigheid van het
gevoerde bestuur, maar dan alleen van het hoogste bestuur (voor lager bestuur moet ook het
hoogste bestuur aangesproken worden), maar niet op het maken van bestuurlijke keuzes
(hierin zit voor een groot deel de autonomie van de staten). Uitzondering: bond kan opleggen
dat wetten worden uitgevoerd in opdracht (85 GG) en in dat geval zijn de staten wel gebonden
aan de aanwijzingen van de bond en ook hier kan alleen het hoogste bestuur van de staten
worden aangesproken. Vanuit de federatie gezien is het bestuur van de staten een eenheid, je
spreekt hoogste bestuur aan en hoogste bestuur moet maar verder regelen hoe er wordt
gedelegeerd en gemandateerd etc. De Bondsregering kan algemene bestuur voorschriften
stellen maar wel met toestemming van de Bundesrat. De Bundesrat wordt telkens ingezet
alvorens in te grijpen bij een land.
• Afsluiting:
o Federalisme wordt in Duitsland sterk gekleurd door de gedachte van verticale
machtenscheiding (bond kan niet dictatuur voeren). De staten krijgen veel autonomie voor hun
eigen constitutionele inbedding. Er wordt zelfs gezegd dat de staten soeverein zijn. Echter:
homogeniteitsnorm: er zijn grenzen waar de staten zich aan moeten houden. Coöperatief
federalisme herkennen in de wetgeving, bondsraad, uitvoering, toezicht en rechterlijke kolom
(Landesverfassungsgericht staat naast Bundesverfassungsgericht).
Video 3: De regeringsvorm van Duitsland
• Met betrekking tot de regeringsvorm is Duitsland een republiek (Grondwet van Weimar). De
Bondsrepubliek is een democratische sociale rechtsstatelijke republiek. Het GG zegt dat alle
staatsmacht van het volk uitgaat (20 GG).
Kiran Kana 3
, • Centrale organen:
o Bondspresident: staatshoofd van bondsrepubliek. Anders opgezet dan de sterke rijkspresident
die er in 1990 was. Wordt niet rechtstreeks gekozen: voor een termijn van vijf jaar gekozen, is
één keer herkiesbaar en wordt gekozen door Bundesversammlung (speciaal kiescollege dat
bestaat uit alle leden van de Bondstag en daarnaast een even groot aantal leden dat gekozen
wordt door de parlementen van de deelstaten. De parlementen van de deelstaten kunnen
mensen uit eigen midden aanwijzen, maar dit hoeft niet. Het orgaan bestaat uit ruim 1400
mensen). Er is sprake van een geheime stemming en er geldt dus geen fractiediscipline.
Meestal is er meer dan 1 ronde nodig om absolute meerderheid te hebben. Als het na twee
rondes nog steeds niet gelukt is dan is relatieve meerderheid voldoende. De Bondspresident
heeft op basis van GG een aantal bevoegdheden: vertegenwoordigt de bond naar buiten toe,
sluit verdragen namens de bond, ontvangt diplomaten van andere staten,
ondertekent/bekrachtigt/publiceert federale wetten, benoemt/ontslaat federale ministers en hij
heeft de bevoegdheid om onder omstandigheden de Bondstag te ontbinden. De bedoeling van
een Bondspresident is dat hij niet te veel reële macht heeft. Elk besluit moet bijv.
medeondertekend worden door een of meer ministers. De Bondspresident is niet een
zelfstandige politiek figuur. Het functioneren lijkt dus vrij veel op de Koning van Nederland. De
Bondspresident is dus van symbolisch ambt.
o Bondskanselier en bondsregering: hoofd van de federale regering. De federale regering bestaat
uit hem/haar en de bondsministers. Neemt ten opzichte van andere ministers een bijzondere
positie in. Bondskanselier wordt namelijk gekozen door de Bondstag (het parlement) wanneer
diegene meerdere stemmen in de Bondstag verwerft. De GG zegt dat de Bondspresident een
kandidaat-Bondskanselier aan de Bondstag voordraagt en de Bondstag vervolgens kiest. In de
praktijk zie je dat de Bondspresident zorgvuldig alle partijen afgaat om te kijken welke partij
met succes een meerderheid van de Bondstag achter zich zou kunnen krijgen. Als er zicht is op
een meerderheid, dan gaat de Bondspresident een kandidaat voordragen bij de Bondstag. Er
zit dus weinig eigen initiatief van de Bondspresident daarin. De bondskanselier heeft als enige
een democratisch mandaat. Op voordracht van de bondskanselier benoemt de bondspresident
de andere ministers. Er is dus sprake van een soort van hiërarchie: de bondskanselier heeft de
bevoegdheid de andere ministers aanwijzingen te geven over hoe zij hun werk moeten doen.
De andere ministers zijn ook aan die aanwijzingen gebonden. In de praktijk valt het wel weer
mee, omdat Duitsland altijd tot nu toe een coalitieregering heeft en aanwijzingen verschaffen
aan ministers die niet van jouw partij zijn is juridisch ingewikkeld als je de verhouding een
beetje lekker wil houden. De federale ministers oefenen binnen de aanwijzingsbevoegdheid
zelfstandig hun ambt als ministers uit en zij zijn ook zelfstandig politiek verantwoordelijk
ervoor tegenover de Bondstag. Iedere minister draagt politieke verantwoordelijkheid. Echter,
de vertrouwensregel (die in Duitsland gecodificeerd is) richt zich alleen jegens de
Bondskanselier. Wanneer er een motie van wantrouwen door de Bondsdag wordt aangenomen,
dan leidt dit ertoe dat de Bondskanselier inclusief met alle ministers moet aftreden. Zo’n motie
is niet eenvoudig aan te nemen. De Bondsdag kan zo’n motie aannemen als de Bondsdag in die
motie van wantrouwen aangeeft wie de nieuwe Bondskanselier moet worden (anders krijgen je
situatie als van Weimar). Als dit niet lukt dan heeft de motie geen succes. Kortom: er is sprake
van een politieke relatie tussen de Bondsdag en de Bondskanselier.
o Bondsdag: staat tegenover de Bondskanselier en de ministers. Rechtstreeks gekozen door de
Duitse bevolking (zie video kiesstelsel). Democratisch kloppende hart van Duitsland. De
Bondsdag is het centrum van de democratische legitimatie: wijst de Bondskanselier aan, is de
helft van het college dat de Bondspresident kiest, wijst de helft van de leden van de
Bundesverwassungsgericht (Duitse centrale hof) aan, is de formele wetgever). Er is sprake van
een legitimatieketen, die vanuit het volk naar de andere organen loopt via de Bondsdag. De
sterke nadruk op legitimatie door representatie betekent dat de Duitse federale grondwetgever
tamelijk huiverig tegenover de referenda staat. De deelstaten kennen vaak wel op deelstatelijk
niveau de mogelijkheid van het houden van referenda. Federaal referenda gebeurt haast niet
doordat de Bondsdag centraal moet staan en niet het volk zelf.
o Bondsraad: staat naast de Bondsdag. Soort van de Eerste Kamer, maar Duitsland beschouwt
de Bondsdag als het parlement. De Bondsraad heeft de functie om de belangen van de
deelstaten te behartigen. In de Bondsraad hebben de deelstaten verschillend aantal stemmen
afhankelijk van hun inwoneraantal. Hoe meer inwoners, hoe meer stemmen. Minimaal 3
stemmen en maximaal 7 stemmen, terwijl bevolkingsgetallen aanzienlijk verschillend zijn. De
deelstaten mogen hun stemmen alleen integraal voor of tegen iets uitbrengen. Als dit niet lukt
Kiran Kana 4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Kirannx. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.96. You're not tied to anything after your purchase.