Uitgetypte hoorcollegeaantekeningen van het van strafrecht 3 van de colleges van . Het document bevat alle verplichte stof die op het hoorcollege aan de orde is gekomen.
Inleidende informatie
Om te beginnen een opmerking over het tentamen. De leerstukken die tijdens dit vak
voorbijkomen, zullen niet allemaal worden vertegenwoordigd op het tentamen. Daar is te veel
stof voor. Mocht het tentamen fysiek zijn, verwacht prof. Lindenberg niet dan zal het drie
uren duren met acht vragen. Als het tentamen online is, zoals verwacht, dan zal het tentamen
twee uren duren en bestaan uit vijf vragen.
Strafrecht 3 is een verdieping op het formele strafrecht. We zullen dus vooral de artikelen uit
het Wetboek van Strafvordering (Sv) bij dit vak gebruiken.
Vind en leer zo spoedig mogelijk de structuur van dit vak.
Inleiding Vooronderzoek
Karakter van het Dwangmiddelen
strafprocesrecht Voorarrest
Kennismaking EVRM
(strafprocessuele model)
Toegang tot de rechter Dagvaarding/ tenlastelegging
OM en vervolging Onderzoek ter terechtzitting
Verdachte en raadsman Bewijs
Slachtoffer Sanctionering van onregelmatigheden
Vonnis
Alles wat op het college ter sprake komt, behoord tot de tentamenstof. Ook arresten die
benoemd worden tijdens de hoorcolleges horen bij de tentamenstof. Het is niet goed om op
het tentamen aan te geven dat ‘iets zo is’ als het uit de jurisprudentie van Hoge Raad komt.
Wees volledig en benoem de arresten. Hoe verder je in de studie komt des te belangrijker
wordt het benoemen van de bronnen. Alles is in beginsel tentamenstof. We gaan nu verder
met het inhoudelijke gedeelte.
Aard en doel van de strafvordering
Het hoofddoel van de strafvordering is het verwezenlijken van het materiële strafrecht.
Bijvoorbeeld diefstal, moord, etc. Het heeft totaal geen zin sancties te zetten op straffen zoals
in het materiële strafrecht wordt gedaan, als dit niet wordt verwezenlijkt. De vraag bij het
formele strafrecht is vervolgens: hoe kunnen we dit realiseren en wat hebben we hiervoor
nodig?
Het hoofddoel is tweeledig. We willen de schuldigen bestraffen en tegelijkertijd willen we
voorkomen dat onschuldigen worden bestraft. Dat levert een spanning op. De laatste
doelstelling dient in ieder geval zwaarder te wegen volgens art. 338 Sv. We kennen hierbij de
verhouding van Blackstone. Die gaat uit van het principe dat we beter tien schuldigen niet
straffen dan één onschuldige wel. Dat zou ongeveer de verhouding moeten zijn, maar tot de
dag van vandaag worden daar nog vele discussies over gevoerd. Wat is het beste evenwicht?
Wat is het optimum binnen het strafrecht? Daarbij komt het met name aan op het bewijsrecht.
Art. 338 Sv geeft aan dat als het feit bewezen kan worden verklaard de rechter uit de wettige
bewijsmiddelen tot de overtuiging dient te komen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten
1
,heeft begaan. Maar hoe kom je als rechter tot deze overtuiging? Wat is voldoende zekerheid?
Dit lijkt vrij simpel, maar in veel gevallen is dit een lastige kwestie. Er is bijvoorbeeld een
inbraak gepleegd. De inbreker is gevlucht. Op het balkon wordt een peuk aangetroffen, de
bewoners roken niet. Een getuige heeft een persoon met een groene jas zien wegvluchten. Uit
DNA-onderzoek blijkt dat deze persoon ook een groene jas heeft. Vind je dit voldoende voor
een veroordeling? Zo nee, wat heb je dan nodig om tot deze overtuiging te komen. In dit
voorbeeld kun je zien dat het soms best complex kan zijn. Met name in zedenzaken is het
verkrijgen van bewijs erg ingewikkeld. Burgers denken doorgaans vrij gemakkelijk over dit
aspect. Velen denken dat het een zwart-wit kwestie is. Een zaak wordt helemaal moeilijk als
er materieelrechtelijke aspecten bijkomen. Bijvoorbeeld is er sprake van opzet? Uiteraard
moet het niet zo zijn dat de lat dusdanig hoogt ligt dat slechts in een gering aantal zaken een
verdachte veroordeeld kan worden. We moeten onszelf dus ook de vraag stellen welke twijfel
aanvaardbaar is.
Nevendoelen
Het strafprocesrecht kent ook diverse nevendoelen
1. Eerbiediging van de rechten en vrijheden van de verdachte
Hierbij moet je bijvoorbeeld denken aan het zwijgrecht en de cautie (art. 29 Sv). Maar
ook een limitering van het voorarrest
2. Eerbiediging van de rechten en vrijheden van anderen
Hierbij moet gedacht worden aan de beperking van de getuigplichten (als je familie
bent van de verdachte kan jou niet altijd verplicht worden om te getuigen. In sommige
gevallen heb je als getuige namelijk recht om je te verschonen) en de mogelijkheid
voor een slachtoffer om zich te voegen als benadeelde partij.
3. Procedurele rechtvaardigheid
De verdachte heeft altijd recht op het laatste woord en het slachtoffer heeft in
sommige gevallen spreekrecht. Dit lijkt misschien logisch maar binnen ons stelsel
gaan wij uit van het principe dat een slachtoffer op voorhand wordt gezien als
slachtoffer. Wanneer het slachtoffer zijn spreekrecht uitoefent kan hiermee onbedoeld
de verdachte worden gezien als dader. We gaan er in ons stelsel namelijk ook vanuit
dat een verdachte slechts een verdachte is totdat de rechter de verdachte veroordeeld,
dan pas spreken wij van een dader. In zekere zin doet de officier van justitie dat
natuurlijk ook, maar nu het spreekrecht steeds verder is uitgebreid en het slachtoffer
zich ook mag uitlaten over het bewijs kan dit soms heftige gevolgen hebben.
4. Demonstratiefunctie
‘Justice must not only be done, it must also be seen to be done’ Het recht moet
transparant zijn en derden moeten ook kunnen zien hoe er wordt rechtgesproken.
Daarnaast moet er ook niet de schijn zijn dat de procedurele waarborgen niet
nageleefd worden. Verder moet de rechter niet alleen onpartijdig zijn, maar ook de
schijn van partijdigheid moet worden voorkomen. Anders kan het zijn dat de rechter
wordt gewraakt.
Vaststelling schuld
We gaan nu weer terug naar het hoofddoel van de strafvordering, de bestraffing van de
schuldige. De vraag is: is deze persoon schuldig?
Voor de beantwoording van deze vraag staat de materiële waarheid centraal. Er zijn
verschillende instrumenten om deze waarheid boven tafel te krijgen. Bijvoorbeeld
reconstructies en getuigenverhoren. Niet altijd hoeven alle middelen gebruikt te worden. Dat
is bijvoorbeeld afhankelijk van de omvang van het onderzoek en de procesopstelling van de
verdachte. Bij een bekennende verdachte hoeven minder middelen gebruikt te worden. De
2
,verdachte geeft de delicten namelijk toe. In het kader van de materiële waarheid zijn een
aantal kenmerken te noemen die bijdragen aan de materiële waarheid, zo kennen we een
actieve rechter, heeft het Openbaar Ministerie een magistratelijke rol en zijn de in te stellen
rechtsmiddelen geregeld.
…actieve rol van de rechter
De rechter neemt een actieve rol in binnen het strafproces. Denk hierbij aan het verhoren van
getuigen ter terechtzitting. Dit is niet zoals in films en series dat de rechter achterover kan
leunen en dat de procespartijen de getuigen aandragen en de vragen stellen. In Nederland
neemt de rechter een echte actieve rol en ondervraagt de rechter de getuigen. Bij een
meervoudige kamer doet de voorzitter (middelste rechter) dat. Natuurlijk kan de officier van
justitie ook vragen stellen, of de advocaat, maar het primaat ligt bij de rechter.
Artt. 286 lid 1; 286 lid 4; 292 lid 1; 292 lid 2; 315 lid 1 Sv
De actieve rol van de rechter past ook in het inquisitoire strafproces. In het VK en de VS
kennen ze een veel meer accusatoir strafproces. Dat neemt niet weg dat ook daar de materiële
waarheid van belang is. Door de invloed van het EHRM zijn we een meer contradictoir
strafproces gaan aannemen. Dat wil zeggen dat de opstelling van procespartijen van steeds
grotere betekenis is geworden. Van de verdediging mag meer worden verwacht als ze het van
belang vinden voor de waarheidsvinding. Bijvoorbeeld als de rechter in eerste aanleg een
uitspraak heeft gedaan en je het niet eens bent met deze uitspraak op een punt waar je niets
over hebt gezegd. Dan kan het zijn dat als je uiteindelijk bij de Hoge Raad komt, de Hoge
Raad dit punt van kritiek niet meer meeneemt. De Hoge Raad kan dan stellen dat je
simpelweg te laat bent met je grieven. Dit had je immers eerder kenbaar kunnen maken. Dat
kan ook het geval zijn als je punt inhoudelijk goed is.
…magistratelijke rol van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie komt uit een inquisitoir stelsel. Oorspronkelijk zijn ze het
verlengstuk van de rechters. Nu is dat wel anders en is de officier van justitie meer de leider
van de opsporing en zijn ze belast met de OM-afdoening à dominus litis
Hoewel de taakopvatting nog altijd magistratelijk is, dient het OM ook de materiële waarheid
na te streven. Ze moeten oog hebben voor de gerechtvaardigde belangen van de verdachte.
Vroeger was het ondenkbaar dat een officier vrijspraak zou eisen ten overstaan van de rechter.
Tegenwoordig wordt dit wel verwacht van de officier van justitie wanneer de officier niet de
overtuiging heeft dat de verdachte het feit heeft gepleegd.
…rechtsmiddelen
Om te zorgen dat de materiële waarheid verwezenlijkt wordt, moeten er ook mogelijkheden
zijn om een gedane uitspraak aan te vechten in een hoger beroep. Rechters maken ook fouten
en zijn niet onfeilbaar. Wanneer je het niet eens bent met een uitspraak moeten er daarom
mogelijkheden zijn om in hoger beroep te gaan.
Hoger beroep
Tijdens het hoger beroep wordt de zaak in zijn geheel nogmaals gevoerd, er zal dus
een geheel nieuwe behandeling plaatsvinden. Dit is van groot belang in verband met
de materiële waarheid. Hier kan wat soepel mee worden omgegaan. Bijvoorbeeld op
punten waar eenieder het over eens is. In dat geval is het zinloos om dat nogmaals ter
discussie te stellen. Dit kan anders zijn als de hoger beroepsrechter het niet eens is met
de uitspraak van de rechter in eerste aanleg. In dat geval mag de rechter het punt wel
ter discussie stellen. De rechter moet sowieso de artt. 348 en 350 Sv bij langs gaan
tijdens de beraadslaging, maar dat maakt de zitting wel korter en daarmee efficiënter.
3
, Cassatie
Na het hoger beroep kan er cassatie worden ingesteld. Op grond van art. 80a Sv
worden de kansarme zaken al buiten de deur gehouden, de Hoge Raad heeft het
immers al druk genoeg.
Herziening ten voordele en herziening ten nadele
Nadat een zaak is gesloten en in kracht van gewijsde is gegaan, kan er nog een
herziening volgen. Dat wil zeggen dat de zaak nogmaals wordt opengebroken. Dat is
alleen mogelijk als er een hele grote fout is gemaakt en een veroordeelde bijvoorbeeld
onterecht vast zit, dat noemen we dan een herziening ten voordele. Ook kan het
andersom zijn dat een zaak is gesloten en er redenen zijn om aan te nemen dat een
dader vrij rondloopt, dat is dan een herziening ten nadele. Dit klinkt logisch, toch staat
de herziening ten nadele nog niet zolang in ons wetboek. De herziening ten voordele is
geregeld in art. 457 Sv, de herziening ten nadele is geregeld in art. 482a Sv.
Arrest dronken broer
In dit arrest ging het om een zaak dat er was doorgereden na een ongeval en alcomobilisme.
Het ging om twee broers de ene was dronken en had wel een rijbewijs, maar had niet gereden.
De andere broer had geen rijbewijs en had gereden. De ene broer werd achteraf gezien
onterecht veroordeeld. De zaak is herzien ten voordele van de veroordeelde. De andere broer
kon niet meer veroordeeld worden vanwege de verjaring van het delict.
AG van Dorst à uit de verklaringen van aanvrager, diens broer Michel en O. Ph. blijkt dat
deze misdrijven niet zijn begaan door aanvrager maar door diens broer. Voorts blijkt daaruit
dat de drie hebben afgesproken dat aanvrager de rol van bestuurder op zich zou nemen omdat
zijn broer geen rijbewijs had.
HR à dit levert het ernstig vermoeden op…
Herziening ten nadele
Volgens art. 482a Sv moeten er nova en falsa zijn. Lid 3 geeft hier wel een beperking op. Zou
is er alleen sprake van een nova als 1) geloofwaardige bekentenissen van de verdachte of
‘medeverdachte’ en 2) resultaten technisch onderzoek.
Voor een herziening moet er altijd een afweging worden gemaakt tussen de materiële
waarheid en de rechten van de verdachte. Let hierbij op het ne bis in idem beginsel.
Anderzijds moet wel benoemd worden dat dit geen feitelijke strijd met het ne bis in idem
beginsel van art. 68 Sr oplevert, maar het staat wel op gespannen voet met het ne bis in idem
beginsel.
Inleiding EVRM
Het EVRM is van toenemende mate van belang voor het Nederlandse strafproces. Daarin
moet het ‘grote’ en het ‘kleine’ Europa van elkaar worden onderscheiden.
‘Grote Europa’ ‘Kleine Europa’
Raad van Europa EU
47 lidstaten 27 lidstaten
EVRM VEU/
Themaverdragen VWEU
à sommige themaverdragen Handvest
worden breder gedragen dan Richtlijnen
alleen in Europa. Bijvoorbeeld
het Cybercrime Verdrag. Dat
verdrag wordt namelijk
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mbmarcelbenjamins. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.98. You're not tied to anything after your purchase.