Methodologie I
HC 1 frequentie en associatiematen
Methodologie = het proces tussen de wetenschappelijke vraag en het antwoord. (hoe je het
onderzoek doet en hoe je betrouwbare resultaten krijgt.) claims in twijfel trekken:
- Wat is wetenschappelijk goed onderzocht?
- Welke wetenschappelijke benadering maakt een claim acceptabel?
- Hoe kun je een hypothese zelf onderbouwen met gegevens?
Zorg dat er maar 1 interpretatie mogelijk is uit je onderzoek.
Kwantitatieve onderzoeksmethode:
Gericht op versterken/ontkrachten onderzoekshypothese, gesloten karakter, levert getal op, rol
onderzoeker minimaal.
Kwalitatieve onderzoeksmethode:
Gericht op waarom/hoe van menselijk gedrag, open karakter. Interviews, observaties, focusgroepen;
onderzoeker onderdeel metingen.
Epidemiologie = wetenschap die zich bezighoudt met onderzoek naar gezondheid en ziekte bij
mensen.
Beschrijvende epidemiologie
Onderzoek vindt plaats aan een steekproef (onderzoekspopulatie) van proefpersonen die model
staan voor een populatie (doelpopulatie).
- Kwantitatieve kenmerken getalswaarde.
- Categoriale kenmerken man/vrouw, levend/dood = dichotoom
% = samenvatting
Prevalentie: proportie bestaande gevallen.
- Puntprevalentie = transversaal; wat is op dit moment de prevalentie?
- Periodeprevalentie = prevalentie in een bepaalde periode.
vb. 2 uit het gemiddelde van 5 (jaar 1) en 7 (jaar 2) = 0.33 gemiddelde tussen 5 en 7 nemen = 6,
2/6=0.33
- Lifetime prevalentie = prevalentie gedurende het leven.
(Cumulatieve) incidentie: proportie nieuwe gevallen (binnen een bepaalde periode).
- Incidente gevallen gelden alleen voor personen at risk (daar moet het voor het eerst optreden).
- Tijd tot ontwikkeling ziekte niet gebruikt.
- Uitval speelt geen rol onderschatting
aantal nieuwe gevallen
CI:
aantal at risk op t 0
Incidentiedichtheid: aantal nieuwe gevallen per persoonstijd.
aantal nieuwe gevallen
ID:
totale persoonstijd at risk
aantal zieke individuen
Frequentiemaat:
totaal aantal personen∈de groep
,Cohort: volgen in de tijd (=prospectief), geen instroom.
Dynamische populatie: wel in/uitstroom, na verloop van tijd nieuwe populatie representeerbaar. Er
participeren meer deelnemers, maar het participeren duurt gemiddeld korter.
Verklarende epidemiologie
Relatief risico = de kans dat iets optreedt cumulatieve incidenties.
- Time at risk belangrijk, dan baseert men frequenties obv incidentiedichtheid.
a
(a+b) Beschrijven kracht
- RR: (<1 = bescherming, >1 = verhoogd risico) verband
c
(c +d )
Odds = relatieve kans kans op X tov kans op niet X.
- Sterk verschillende bij hoge frequenties.
- Sterk gelijkend bij lage frequenties.
a
b AD
- OR: = (<1 = bescherming, >1= verhoogd risico)
c BC
d
ID interventie
Incidentiedichtheidsratio (IDR):
ID controle
Patiënt-controle onderzoek: bij zeldzame aandoeningen geen RR te bepalen, gekozen personen
zijn al at risk OR bepalen. OR en RR lijken op elkaar, OR kan dan als RR geïnterpreteerd worden.
Afgeleide associatiematen (alleen zinvol als RR ≥ 1)
a c
- Risicoverschil (RV)/Attributief risico (AR) RV =R1−R0 = −
a+b c +d
Meer/minder kans op een bepaald effect.
1
- Number Needed to Treat (NNT) NNT =
RV
vb: Interpretatie: 995 mensen moeten één jaar lang minder dan 3 glazen melk per dag
drinken om één botbreuk te voorkomen.
CI 1 −CI 0 1
- Attributieve proportie onder geëxponeerde(APb) AP B= of AP B=1−
CI 1 RR
Interpretatie: onder rokers kan 92.8% van alle gevallen van longkanker worden
toegeschreven aan hun rookgedrag
Rtot −R 0 RR−1
- Attributieve proportie voor de gehele populatie (APt) AP T = of 1
Rtot RR+ −1
p
n
o Risico totaal: Rtot = 1
NT
c c
o Risico niet-blootgesteld: R0 = =
c +d n0
HCProspectief
2 selectie
Nesteden
C-C classificatie
Retrospectief
Prospectie
f
Bedreiging van validiteit dmv selectiebias, informatiebias of confounding.
Mogelijke gevolgen voor effect: overschatting, onderschatting of een andere richting.
Selectie: “De kansen voor personen om te worden opgenomen in het onderzoek zijn afhankelijk van
de bestudeerde ziekte-uitkomst (prospectief cohort onderzoek) of van de bestudeerde determinant
(patiënt controle onderzoek)”
o Non-differentiël: De selectiefout voor beide groepen dezelfde uitwerking heeft. RR en OR
veranderen niet. Alleen de geschatte prevalentie wordt vertekend.
o Differentiël: De non-random manier van selecteren voor deelnemers in de ene groep anders
uitpakt dan voor deelnemers in de andere groep. selectiebias!
Selectiebias betekent dat de selectie van het cohort geen verband mag houden met wie later wel of
niet de uitkomst krijgt. Uitval kan wel leiden tot vertekening.
RCT is pas representatief als er geen uitval is:
o Selectieve uitval in Trial: afhankelijk van de behandeling onderschatting.
o Non-selectieve uitval in Trial: onafhankelijk van de behandeling
Vormen van selectievertekening:
1. Confounding by indication: stel ernstig zieke mensen dien mee aan een experimenteel
onderzoek, vaak al te laat voor medicatie of werk niet = onderschatting. Ook onderzoekers
moeten geblindeert worden om selectie op determinant te voorkomen.
2. Healthy worker effect: selectiegroep resistent voor de determinant.
3. Non-respondent bias: mensen willen om redenen die samenhangen met de blootstelling niet
meedoen aan een onderzoek. Zo raken die mensen ondervertegenwoordigd.
4. Compliance bias: therapietrouw hangt samen met behandeling
Wanneer je een indruk wilt hebben over de omvang van een gezondheidsprobleem, dan moet
goed over de selectie worden nagedacht. Wanneer het gaat om associatie, dan is het meer van
belang dat de selectieprocedure vooral non-differentieel is.
Patiënt-controleonderzoek altijd selectie op cases.
Experiment altijd selectie op blootstelling.
Prospectief cohort soms selectie op blootstelling.
Associatiestudie geen selectievertekening zolang deze non-differentiël is.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sweerstand. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.77. You're not tied to anything after your purchase.