H1, h2, h3, h4 (m.u.v. 4.3.2), h5 (m.u.v. 5.3.3 t/m 5.3.5), h6 (6.1 t/m 6.2), h7 (m.u.v. 7.3.3) en h
March 22, 2021
23
2020/2021
Summary
Subjects
goederen
vermogensrechten
hoofdzaak
bestanddeel
roerende zaken
onroerende zaken
registergoederen
niet registergoederen
natuurlijke vruchten
burgerlijke vruchten
absolute rechten
relatieve rechten
voll
Connected book
Book Title:
Author(s):
Edition:
ISBN:
Edition:
Written for
Hogeschool Arnhem en Nijmegen (HAN)
HBO-Rechten
Inleiding Goederenrecht (IGRV.1)
All documents for this subject (24)
Seller
Follow
nollewolters
Content preview
Inleiding Goederenrecht samenvatting
Goederen
Goederen zijn alle zaken en alle vermogensrechten (art. 3:1 BW). Er bestaan twee soorten
goederen: zaken en vermogensrechten.
Zaken
Zaken zijn de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten (art. 3:2 BW). Iets is
voor menselijke beheersing vatbaar, wanneer we het kunnen vastpakken en er macht of
controle over kunnen uitoefenen. Stoffelijk object is een voorwerp dat uit een bepaald
materiaal, een bepaalde stof bestaat. Volgens art. 3:2a lid 2 BW zijn dieren geen zaken.
Vermogensrechten
Een vermogensrecht is een recht met vermogenswaarde, een recht met een bepaalde
waarde die in geld uit is te drukken (art. 3:6 BW). Het artikel bestaat uit de volgende
onderdelen bestaat:
1. Rechten die afzonderlijk of tezamen met een ander recht overdraagbaar zijn; of
2. Die ertoe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen; of
3. Die verkregen zijn in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel.
Overdraagbaar
De overdracht kan zowel zelfstandig plaatsvinden als tezamen met een ander recht. De
eigenaar van een bepaald recht mag dit recht aan een ander overgeven.
Stoffelijk voordeel
Vermogensrechten zijn erop gericht de rechthebbende, meestal de eigenaar, stoffelijk
(materieel) voordeel te verstrekken (bijvoorbeeld het recht op smartengeld).
Vermogensrechten die zijn verkregen in ruil voor stoffelijk voordeel of in ruil voor toegezegd
stoffelijk voordeel.
Onroerende zaken
Onroerende zaken zijn zaken die niet verplaatsbaar zijn (art. 3:3 lid 1 BW).
De grond.
Delfstoffen die nog niet zijn gewonnen.
Beplantingen die met de grond zijn verenigd.
Gebouwen die duurzaam met de grond zijn verenigd.
Werken die duurzaam met de grond zijn verenigd.
Gebouwen en werken die door vereniging met andere gebouwen of werken
duurzaam met de grond zijn verenigd.
Portacabin-arrest
Over het begrip onroerende zaak heeft de Hoge Raad in 1997 een belangrijke uitspraak
gewezen. Een portacabin is een keet, vaak gebruikt als tijdelijke kantoorruimte op een
bouwterrein of als noodgebouw van bijvoorbeeld een school. De centrale vraag in de
uitspraak is of de portacabin een roerende of onroerende zaak in de zin van art. 3:3 BW is.
De Hoge Raad concludeert uit voorgaande dat de portacabin een onroerende zaak is en
stelde de Rabobank in het gelijk.
Roerende zaken
Roerende zaken zijn alle zaken die niet onroerende zijn (art. 3:3 lid 2 BW). Het zijn zaken die
verplaatsbaar zijn.
1
,Hoofdzaak
Er zijn twee (of meer) zaken zijn die op zodanige manier met elkaar verbonden worden dat
ze één zaak worden. Denk aan bijvoorbeeld een auto. Dit is de hoofdzaak en de wielen die
aan de auto zijn gebonden, zijn de bestanddelen. De hoofdzaak is de zaak met de hoogste
waarde of de zaak die volgens verkeersopvatting als hoofdzaak wordt beschouwd (art. 5:14
lid 3 BW). Een hoofdzaak en een bestanddeel vormen in juridisch opzicht één geheel.
Bestanddeel
Een bestanddeel is alles wat volgens verkeersopvatting deel uitmaakt van een zaak. Met
‘verkeersopvatting’ wordt het maatschappelijk verkeer bedoeld, de omgang van mensen met
elkaar in de maatschappij. Het is dus iets waarvan de samenleving vindt dat het deel
uitmaakt van een andere zaak. Een bestanddeel duidt erop dat een zaak met een andere
zaak wordt verbonden en daar niet meer van kan worden afgescheiden zonder dat er
beschadiging optreedt.
Registergoederen
Registergoederen zijn goederen waarvoor overdracht of vestiging inschrijving in een daartoe
bestemde openbare registers noodzakelijk is (art. 3:10 BW). Overdracht wil zeggen dat het
goed van de ene persoon overgaat naar de andere. De overdracht of vestiging moet in een
daartoe bestemd openbaar register worden ingeschreven. Deze registers zijn voor iedereen
toegankelijk (art. 3:16 BW). In de wet is opgenomen van welke goederen de overdracht of de
vestiging in de openbare registers moet worden ingeschreven.
Onroerende zaken zijn altijd registergoederen. Hierbij is het noodzakelijk om ze in te
schrijven in een openbaar register. Het Kadaster is de instantie die de openbare registers
voor onroerende zaken bijhoudt en die ervoor zorgt draagt dat de gegevens van overdracht
of vestiging worden ingeschreven. Vliegtuigen en bepaalde categorieën schepen ook
registergoederen. Zaken die in bepaalde specifieke registers worden geregistreerd zijn geen
registergoederen.
Niet-registergoederen
Niet-registergoederen zijn alle goederen die geen registergoed zijn. Goederen waarvan
inschrijving in een openbaar register van de overdracht of vestiging ervan niet mogelijk is.
Natuurlijke vruchten
Natuurlijke vruchten zijn zaken die volgens verkeersopvatting als vruchten van andere zaken
worden aangemerkt (art. 3:9 lid 1 BW). Een natuurlijke vrucht wordt een zelfstandige zaak op
het moment dat deze wordt afgescheiden (art. 3:9 lid 4 BW).
Burgerlijke vruchten
Burgerlijke vruchten zijn rechten die volgens verkeersopvatting als vruchten van goederen
worden aangemerkt (art. 3:9 lid 2 BW). De rechten op deze vruchten zijn vermogensrechten.
Hiermee wordt bedoeld de rechten die op geld waardeerbaar zijn en die kunnen worden
overgedragen. Een burgerlijke vrucht wordt een zelfstandig recht op het moment dat deze
opeisbaar wordt (art. 3:9 lid 4 BW).
Goed trouw
Op grond van artikel 3:11 BW ontbreekt in de volgende gevallen de goede trouw van een
persoon:
1. Wanneer iemand de feiten of het recht waarop zijn goede trouw betrekking heeft
kende. Je weet dat het niet deugt en je doet er niets mee.
2. Wanneer iemand de feiten of het recht waarop zijn goede trouw betrekking heeft
behoorde te kennen. Je hebt bij punt 2 een zekere onderzoeksplicht. Dit houdt in dat
je moet onderzoeken of het goed bijvoorbeeld gestolen is. Heb je voldaan aan de
onderzoeksplicht dan voldoe je wel aan het vereiste van goede trouw.
2
, Absolute rechten
Absolute rechten zijn rechten die een persoon op een goed kan hebben. Het kan een recht
op een zaak én een recht op een vermogensrecht zijn. Het geldt ten opzichte van iedereen.
De rechthebbende kan bepalen wat hij met het goed doet.
Er zijn in totaal acht absolute rechten:
Boek 3 BW:
o Vruchtgebruik (art. 3:201 BW);
o Pand (art. 3:227 BW);
o Hypotheek (art. 3:227 BW).
Boek 5 BW:
o Eigendom (art. 5:1 BW);
Meest omvattende recht.
o Erfdienstbaarheid (art. 5:70 BW);
o Erfpacht (art. 5:85 BW);
o Opstal (art. 5:101 BW);
o Appartementsrecht (art. 5:106 BW).
Het is van belang om te weten of het gaat om een absoluut recht. Zo kun je zien dat een
ander geen inbreuk mag maken op een absoluut recht dat de rechthebbende op een goed
heeft.
Er zijn nog andere rechtsgevolgen verbonden aan deze rechten:
Zaaksgevolg – droit de suite;
Zaaksgevolg houdt in dat het absolute recht op een goed blijft bestaan, ook al bevindt
dat goed zich niet meer in de macht van de rechthebbende.
Prioriteitsbeginsel – droit de priorité;
In geval er meer dan één absoluut recht op een goed rust, dan gaat het eerder
gevestigde absolute recht vóór een later gevestigd absoluut recht.
Bevoorrechte positie – droit de préference.
Wanneer een persoon of een bedrijf failliet gaat, dan vallen in beginsel al zijn of haar
goederen in het faillissement. Bevinden zich op dat moment goederen onder de
failliet waar een derde een absoluut recht op heeft, dan vallen die goederen niet
onder het faillissement.
Relatieve rechten
Relatieve rechten worden ook wel persoonlijke rechten genoemd. Het zijn rechten die slechts
tegenover een bepaalde persoon werken.
Volledige rechten
De rechthebbende van een volledig recht kan – binnen de grenzen van de wet – alles doen
met de zaak waar het volledige recht op rust. Eigendom is het meest omvattende recht dat
een persoon op een goed kan hebben. De eigenaar mag alles doen met de zaak, zolang dit
binnen de grenzen van de wet en de opvattingen van het maatschappelijk verkeer blijft. Een
eigenaar mag met zijn eigendom geen hinder veroorzaken of de wet op de andere wijze
overtreden.
Beperkte rechten
Een beperkt recht is een recht dat is afgeleid uit een meer omvattend recht (art. 3:8 BW).
De volgende rechten zijn beperkt:
1. Vruchtgebruik (art. 3:201 BW)
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nollewolters. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.72. You're not tied to anything after your purchase.