Geschiedenis:
Antonie van Leeuwenhoek: Ontwierp eerste microscoop en bekeek tandplak.
Louis Pasteur: - Liet zien dat micro-organismen niet spontaan kunnen ontstaan.
- Kwam erachter dat micro-organismen ziekten kunnen veroorzaken.
een ziekte met dezelfde symptomen bij elke patiënt wordt veroorzaakt door een
Specifiek micro-organisme: Een Pathogeen (alleen bij besmettelijke ziekten)
Robert Koch: Bestudeerde de oorzaak van de ziekte (Etiologie)
John Snow: bracht cholera in Londen in kaart en identificeerde de bron: een besmette waterpomp
Epidemiologie: Waar de bron van een infectieziekte is en hoe deze wordt
overgedragen.
Edward Jenner: Blootstellen aan koeienpokken biedt bescherming tegen het pokkenvirus.
Louis Pasteur: Produceerde verzwakte stammen van pathogenen en noemde het vaccins.
Alexander Fleming: Ontdekte een schimmel die de groei van bacteriën verhindert. Antibiotica
Hoofdstuk 14: Normale microbiota, pathogenen,
virulentiefactoren, infectie en epidemiologie.
16S rRNA: 16S rRNA sequenties van verwante bacterië lijnen hebben vergelijkbare functies.
Type relaties tussen verschillende organismen:
Mutualisme: Beide organismen hebben voordeel. (bijvoorbeeld bacteriën in de dikke darm)
Commensalisme: Organisme 1 heeft voordeel en organisme 2 heeft geen voordeel maar ook
geen nadeel. (bijvoorbeeld mijten in haarzakjes van de mens.)
Amensalisme: Organisme 1 heeft geen voordeel en geen nadeel, organisme 2 heeft nadeel.
(bijvoorbeeld een schimmel die een antibioticum uitscheidt en bacteriën in de buurt remt.)
Parasitisme: Organisme 1 heeft voordeel en organisme 2 heeft nadeel. (bijvoorbeeld
Tuberculose bacterie in menselijke long.)
,Normale Microbiota: Micro-organismen die het lichaam koloniseren en (onder normale
omstandigheden) geen ziekte veroorzaken. Komen in je lichaam bij de geboorte en bij bijvoorbeeld je
eerste ademhalingen en maaltijden.
Ze zijn essentieel voor de functie van het maag-darmkanaal, ademhalingssysteem en urogenitale
systeem omdat het hierdoor normaal kan functioneren en omdat de kolonisatie van pathogenen
voorkomt.
2 soorten microbiota:
1. Residente microbiota: Draag je je hele leven bij je.
2. Transiënte microbiota: Draag je enkele uren, dagen of maanden bij je.
Kolonisatie: Groei van micro-organismen na toegang tot de gastheer. (hoeft niet pathogeen te zijn.)
Axenisch: Vrij van microben, bijvoorbeeld Bloed, hersenvocht, peritoneale vloeistof, onderste
luchtwegen, hartzakje en pleuraal + synoviaal vocht
Er zijn wel meer dan 80 Fyla (stammen) maar 90% van de gekweekte bacteriën hoort bij:
Bacteroidetes
Belangrijk onderdeel van het microbiële gemeenschap in de menselijke darm.
Gram negatief
Proteobacterie
Grote metabole diversiteit, 1/3 van alle gekarakteriseerde bacteriën, Gram negatief
Firmicutes
Hebben een laag GC-gehalte, onder 50%. Gram positief
Actinobacterie
Hebben een hoog GC-gehalte, boven 50%. Gram positief
Normale microbiota
Huid:
Microbiota op de huid zitten op de buitenste laag, in de haarzakjes en in de poriën van klieren.
Diepere lagen van de huid zijn Axenisch (dermis en hypodermis).
Mond:
Speeksel spoelt sommige micro-organismen weg en bevat lysozym (doodt sommige bacteriën).
Tandplak is een Biofilm van bacteriën, zuurproductie van bacteriën leidt tot gaatjes.
Bovenste Luchtwegen:
Bacteriën komen binnen bij ademhaling, kunnen tegengehouden worden door mucus en ciliën.
Sommige bacteriën kunnen zich vestigen in de bovenste luchtwegen (neus en keel slijmvliezen)
,Onderste luchtwegen:
Trachea en bronchie bevatten weinig microbiota en de alveoli zijn axenisch. Normale microbiota van
de bovenste luchtwegen kunnen pathogeen zijn voor de onderste luchtwegen.
Urinewegen:
Het onderste deel van de urinebuis is permanent gekoloniseerd door relatief niet virulente
(=schadelijke) bacteriën. Nier en blaas zijn axenisch.
Voortplantingssysteem:
Vagina bevat vooral Commensale microflora ( mens voordeel, bacterie geen voordeel/nadeel)
Deze samenstelling verandert tijdens de menstruatie.
Spijsverteringsstelsel:
Maag en darm hebben met name anaerobe bacteriën. Onder normale omstandigheden populatie
relatief constant.
Bacteriën
Bacteriën in de maag
- pH is 2
- Er kunnen toch micro-organismen leven
- Bijvoorbeeld: Helicobacter polory (Gastritis en maagzweren)
Bacteriën in de dunne darm
- Microflora van duodenum lijkt erg op dat van de maag
- Naar de ilium (einde van de dunne darm) toe:
pH stijgt
Aantal bacteriën stijgt
Hoeveelheid zuurstof daalt
Bacteriën in de dikke darm
- Bacteroidetes en Firmicutes domineren
- Veel verschillen tussen individuen
- Meer dan 1011 bacteriën per gram feces.
- Meeste bacteriën zijn Anaeroob (geen zuurstof)
- Ook een paar facultatief anaeroob
- 1% van de populatie: E.coli en Bacillus Fragilis zijn het meest verantwoordelijk voor ziektes in
de buikholte.
- Eubacterium en Bifidobacterium komen het meest voor maar veroorzaken zelden
problemen.
- Na antibiotica verandert de samenstelling van de bacteriën: Clostridium difficile (veroorzaakt
diarree)
Opportunistische pathogenen: Normale microbiota die onder sommige omstandigheden pathogeen
kunnen zijn. Bijvoorbeeld wanneer:
- Een bacterie op een andere plek terecht komt.
- Wanneer het immuunsysteem minder goed werkt.
- Wanneer de samenstelling van de normale microbiota verandert
- Stressvolle omstandigheden
, Pathogenen
- Micro-organismen die schade aan kunnen richten zijn Pathogeen
- Pathogeniciteit: de capaciteit van een pathogeen om een ziekte te veroorzaken.
- Een strikte pathogeen behoort niet tot de normale flora.
Huid
- Hoornlaag is een goede barrière (Laag van dode cellen).
- Invasie via zweetklieren, haarzakjes en wondjes.
- Sommige parasieten kunnen door de huid graven.
- Sommige schimmels kunnen de buitenste huidlaag afbreken
Slijmvliezen
- Dicht op elkaar gelegen cellen maar; dunne laag, warm en vochtig en levende cellen dus
makkelijk binnen te dringen.
Placenta
- Bijvoorbeeld Rubella virus (= Rode Hond)
Parenteraal
- Bijvoorbeeld injectie of infuus.
- Omzeilen van normale ingangen (huid, slijmvliezen en placenta).
- Pathogenen komen direct in weefsels onder huid en slijmvliezen terecht.
- Bijvoorbeeld met een naald, beet of splinter
Voor veel pathogenen bepaalt de portal of entry of ze een ziekte kunnen veroorzaken en voor
sommige kan het bij meerdere portals of entry.
Virulentie factoren
Hoe veroorzaakt een pathogeen een ziekte?
Infectieproces:
- Blootstelling, tot pathogenen via Portals of entry.
- Aanhechting/adhesie, van de huid of mucosa
- Invasie, binnendringen door het epitheel
- Groei en productie, van virulentie factoren en toxines
Het ziekteproces:
- Toxiciteit (toxines blijven lokaal) of meer invasie (verdere groei op meerdere plekken).
- Weefsel of systeem schade.
Virulentie: Het gemak waarmee een pathogeen een ziekte kan veroorzaken.
Adhesie invasie en de ziekte veroorzaken.
Zegt niks over de ernst van de ziekte!
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller femkekruise. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.33. You're not tied to anything after your purchase.