100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Leerdoelen Formeel Strafrecht $5.93   Add to cart

Summary

Samenvatting Leerdoelen Formeel Strafrecht

 64 views  9 purchases
  • Course
  • Institution

Uitgebreide en volledige uitwerking van de leerdoelen voor het vak Formeel Strafrecht aan de Erasmus School of Law - EUR - .

Preview 4 out of 40  pages

  • March 22, 2021
  • 40
  • 2019/2020
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting Formeel Strafrecht
Probleem 1
Leerdoel 1: Wat zijn opsporingsambtenaren en wat mogen zij?
De strafvordering begint met de opsporing. Op grond van het legaliteitsbeginsel mag opsporing alleen
gebeuren als dat bij wet is voorzien (art. 1 Sv). Opsporing, uitgaand van de overheid, moet dus berusten op een
wet in formele zin. In alle gevallen bestaat de kern van het vooronderzoek uit een opsporingsonderzoek. Dit
onderzoek wordt verricht onder gezag van de officier van justitie. Dit blijkt uit art. 132a Sv: het onderzoek in
verband met strafbare feiten onder gezag van de officier van justitie met als doel het nemen van
strafvorderlijke beslissingen. Er is sprake van opsporing op het moment dat het onderzoek zich richt op de
vraag of strafrechtelijk moet worden ingegrepen. Dus indien er wordt opgetreden door politiële en justitiële
autoriteiten naar aanleiding van een redelijk vermoeden dat een strafbaar feit is begaan.
Voor de opsporingsmethode moet het legaliteitsbeginsel in acht worden genomen om de volgende redenen:
1. Opsporingsmethode (zoals bijv. huiszoeking) grijpen diep in de rechten van burgers;
2. Het enkele feit dat er een dossier wordt aangemaakt van een verdachte is al een privacy gevoelige
aangelegenheid (inbreuk op de informationele privacy).
3. het doel van het onderzoek is sanctioneren; oplegging van de sanctie maakt inbreuk op de rechten en
vrijheden van de burger.

Vijf typen opsporingsonderzoek
 Klassieke opsporing: uitgangspunt van het onderzoek is een vermoedelijk gepleegd strafbaar feit. Het
is reactief: het reageert op reeds gepleegde strafbare feiten. Bijvoorbeeld als er aangifte is gedaan van
een inbraak. Het gaat er om dat de verdachte gevonden wordt, er hoeft nog geen verdachte te zijn.
Het heeft twee kenmerken:
o (1) het onderzoek vindt plaats naar aanleiding van een vermoedelijk gepleegd strafbaar feit; en
o (2) het moet gericht zijn opheldering van dat feit. De opheldering staat ten dienste van art. 132a
Sv (het nemen van strafvorderlijke beslissingen).
Het kent ook bijkomende doelen: het mogelijk maken van executie van een sanctie of inbeslagneming
van voorwerpen met het oog op verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer. De definitie van
art. 132a Sv is een ‘radicale breuk’ met het klassieke opsporingsbegrip;

 Repressieve controle: er wordt gespeurd naar mogelijk gepleegde strafbare feiten. Er is nog geen
redelijk vermoeden dat het feit gepleegd is. Dat is het verschil met de klassieke opsporing. Een
voorbeeld is de alcoholverkeerscontrole: bij iedere bestuurder wordt gecontroleerd of hij te veel
alcohol heeft gedronken. De repressieve controle is gericht op strafrechtelijke handhaving van de
wet. Het doel is eventuele vervolging en berechting van opgespoorde feiten. Let wel, preventieve
controle is bestuursrechtelijk van aard. Ook als toezicht zich richt op het opleggen van een bestuurlijke
boete is er sprake van bestuursrecht en geen strafrechtelijke opsporing. Er worden immers geen
strafvorderlijke beslissingen genomen;

 Proactieve opsporing: het klassieke begrip is reactief: het reageert op strafbare feiten die al gepleegd
zijn. Kenmerkend voor de proactieve opsporing zou moeten zijn dat het gaat om opsporing van
toekomstige, nog niet gepleegde feiten. Het verschil met de klassieke opsporing is dat het onderzoek
niet primair en niet alleen gericht is op opheldering van reeds gepleegde feiten. Dit komt door
bewijsmoeilijkheden. Vaak is er dus wel sprake van een vermoedelijk gepleegd feit. Het verschil is het
doel van het onderzoek: het onderzoek richt zich niet op het reeds gepleegde feit. Ook gaat het om
opheldering van vermoedelijk reeds gepleegde feiten;

 Inlichtingenwerk: Elke politiekorps heeft een CIE (Criminele Inlichtingen Eenheid). De CIE ‘runt’
informanten (verklikkers uit criminele milieu zelf). Vergaarde inlichtingen zijn geen bruikbaar
bewijsmateriaal, omdat de juistheid niet te controleren is door de anonimiteit van de bron. Het is wel
sturingsinformatie: er kan een opsporingsonderzoek worden ingesteld. Het verschil met de klassieke
opsporing is (maar zeer ten dele) dat nog geen sprake is van een vermoedelijk gepleegd feit. Vaak
bestaat dat vermoeden wel. CIE-subjecten zijn vaak verdachten in de zin van art. 27 Sv, maar dat hoeft
dus niet. Het verschil is het doel van het onderzoek: het opbouwen van een informatiepositie. Het
gaat hier om intelligence en niet om evidence;

 Verkennend onderzoek: dit onderzoek kan gerekend worden tot de taak van de politie. Het gaat om
het verkrijgen van een beeld van een bepaalde sector in de samenleving. De sector wordt doorgelicht

, met het doel om de aard en omvang van de zich voordoende criminaliteit te kunnen vaststellen. De
resultaten van het onderzoek kunnen betrokken worden bij het bepalen van de opsporingsprioriteiten
en kunnen aanleiding geven tot gerichte opsporingsonderzoeken. Het gaat, net als bij CIE, om
verzameling van sturingsinformatie. Het verschil is de methode van onderzoek. Zie art. 126gg Sv. Dit
artikel is niet aangepast aan de nieuwe definitie van art. 132a Sv.

Personen belast met opsporing
Art. 127 Sv spreekt van personen met opsporing van strafbare feiten belast. Er wordt een onderscheid gemaakt
tussen ambtenaren met gewone opsporingsbevoegdheid (art. 141 Sv) en buitengewone
opsporingsambtenaren (art. 142 Sv). Sommige bevoegdheden kunnen slechts uitgeoefend worden met
tussenkomst van de OvJ of RC. Niet alle dwangmiddelen zijn in handen van opsporingsambtenaren. Over
sommige gevallen moet de rechter beslissen.

Algemene opsporingsambtenaren
In art. 141 Sv zijn de verschillende algemene opsporingsambtenaren opgesomd. Dit zijn de officier van justitie
(onder a), de ambtenaren van de politie, in ieder geval voor zover ze zijn aangesteld voor de uitvoering van de
politietaak (onder b), de militairen van de Koninklijke marechaussee (onder c) en de opsporingsambtenaren
van de bijzondere opsporingsdiensten in de zin van art. 2 Wbo (onder d).

De ambtenaren van de politie doen het meeste aan opsporing. De taak van de politie is vastgelegd in art. 3
Politiewet: de politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag (zie art. 11 e.v.) en in
overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de
rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven.

Buitengewone opsporingsambtenaren
In art. 142 Sv zijn de verschillende buitengewone opsporingsambtenaren opgesomd. Dit zijn de personen aan
wie een akte van opsporingsbevoegdheid is verleend (onder a), de meerderjarige personen horend tot de
minister van veiligheid en justitie aangewezen categorieën (onder b) en personen die bij bijzondere wetten met
opsporing van de daarin genoemde feiten worden belast (onder c).

Reikwijdte opsporingsbevoegdheid
De opsporingsbevoegdheid van algemene opsporingsambtenaren strekt tot de opsporing van alle strafbare
feiten. De politie kan dus alle delicten opsporen. Zelfs als het niet strafbaar is gesteld. Buitengewone
opsporingsambtenaren zijn wel beperkt tot strafbare feiten die in de wet zijn bepaald. Voor buitengewone
opsporingsambtenaren met een akte van opsporingsbevoegdheid strekt de bevoegdheid slechts tot in de akte
aangeduide feiten. Die akte kan wel bepalen dat de bevoegdheid alle strafbare feiten omvat (art. 142 lid 2 Sv).
De bevoegdheid kan dus wel uitgebreid worden. Dit blijkt ook immers uit lid 3. Op grond van dit lid wordt de
beperkte opsporingsbevoegdheid uit art. 142 lid 1 sub c Sv uitgebreid tot een algemene.

Er is nog een ander, misschien wel belangrijker verschil tussen gewoon en buitengewoon
opsporingsambtenaren. De politie en de Koninklijke Marechaussee zijn belast met politietaken. In die wet is de
organisatie van de politie vastgelegd. De vier in art. 141 onder d Sv bedoelde bijzondere opsporingsdiensten
zijn niet belast met politietaken. Ten aanzien van de buitengewoon opsporingsambtenaren ontbreekt
dergelijke organisatorische wetgeving. Art.142 Sv is bedoelt om die leemte enigszins te compenseren: bij AMvB
uit lid 4. De op de opsomming van opsporingsambtenaren in art. 141 en 142 Sv limitatief.

Leerdoel 2: Wat is de rol van de OvJ bij opsporing?
De officier van justitie is met opsporing belast op grond van art 141 want hij wordt hier als eerste genoemd. Op
grond van art. 148 lid 2 Sv geeft de officier van justitie bevelen aan de overige personen die belast zijn met
opsporing. Hij heeft dus zeggenschap over alle opsporingsactiviteiten van gewone of buitengewone
opsporingsambtenaren. De OvJ is dus verantwoordelijk voor de opsporing. Op deze manier verwezenlijkt de
OvJ zijn opsporingstaak. Het gezag dat hij ontleent uit art. 132a Sv concretiseert zich in deze bevoegdheid uit
art. 148 lid 2 Sv om bevelen te geven. De OvJ heeft leiding over het opsporingsonderzoek, zodat hij:
 De juridische kwaliteit van het opsporingsonderzoek kan bewaken;
 Het opsporingsbeleid kan afstemmen op het vervolgingsbeleid: hij bepaalt welke feiten wel en niet
vervolgd worden;
 De rechtmatigheid en rechtsstatelijkheid van de opsporingshandelingen kan bewaken. Hij maakt
hierbij een belangenafweging (omdat opsporing belastend kan zijn voor betrokkenen) en ziet erop toe
dat de opsporingsmethoden van de opsporingsambtenaar proportioneel zijn. Deze waarborgfunctie
heeft ook zijn grondslag in regelingen over dwangmiddelen en bijzondere opsporingsbevoegdheden.

,Leerdoel 3: Welke soorten observaties zijn er en wat zijn de vereisten?
Observeren valt onder de bijzondere opsporingsbevoegdheid. Als verdenkingsvoorwaarde voor de klassieke
opsporing geldt steeds het redelijk vermoeden dat een (al dan niet nader gespecificeerd) misdrijf is begaan. De
opsporingsambtenaar mag observeren op grond van art 141 Sv jo. art 3 Politiewet. Echter, wanneer er inbreuk
wordt gemaakt op de privacy, dan is er sprake van stelselmatig observeren. De scheidslijn hiertussen is nogal
vaag, dus heeft HR criteria gecreëerd in de uitspraak 4M-I.

Domeinen voor observatie:
1. Algemeen: art 126g
2. Georganiseerde misdaad: art 126o (redelijk vermoeden)
3. Terroristische misdaad: art 126zd

Stelselmatige observatie
Stelselmatige observatie is geregeld in art. 126g Sv. Op grond van dit artikel kan de OvJ in geval van verdenking
van een misdrijf in het belang van het onderzoek bevelen dat een opsporingsambtenaar stelselmatig een
bepaalde persoon volgt (dynamische observatie) of stelselmatig diens aanwezigheid of gedrag waarneemt
(statische observatie). Vaak gaan volgen en waarnemen samen en is er dus een combinatie van dynamische en
statische elementen.

Aangezien dit artikel spreekt over ‘persoon’ hoeft de observatie dus niet noodzakelijkerwijs te gaan om een
persoon die ook verdachte is. Er kunnen immers ook personen worden gevolgd met wie de verdachte nauw
contact heeft. Op deze wijze kan bijvoorbeeld zijn adres worden achterhaald. Het moet dus wel om een
specifiek persoon gaan. Lid 5 van dit artikel schrijft voor dat die bepaalde persoon genoemd wordt in het bevel,
hij wordt bij naam aangeduid of bij gebreke van een naam nauwkeurig omschreven.

Vóór de inwerkingtreding van de Wet Bob moest de Hoge Raad met enige regelmaat oordelen over de vraag of
de toegepaste observatiemethode een zodanige inbreuk op de privacy had gemaakt dat zij, aangezien de
daarvoor noodzakelijke specifieke wettelijke regeling ontbrak, als onrechtmatig moest worden aangemerkt.
Arrest 4-M I: Hier moest de Hoge Raad oordelen over de vraag of de toegepaste observatiemethode een
zodanige inbreuk op de privacy had gemaakt dat zij, aangezien de daarvoor noodzakelijke specifieke wettelijke
regeling ontbrak, als onrechtmatigs moest worden aangemerkt. De Hoge Raad was nog al terughoudend. In dit
arrest was sprake van een reeks van zestig observaties over een periode van 27 maanden waarbij de verdachte
vanaf zijn woning werd gevolgd naar telefooncellen en Turkse koffiehuizen en waarbij één pand door middel
van een camera werd geobserveerd. Dat kon volgens de Hoge Raad door de beugel. De Hoge Raad oordeelde
dat observatie niet snel als onrechtmatig kan worden aangemerkt, maar dat daarbij gekeken moet worden naar
de: duur; frequentie; plaats(en); methode; doel; overlast van de observatie; en de graad van verdenking.

Art. 126g lid 2 Sv (steunbevoegdheid): Ter ondersteuning van de observatie mogen besloten plaatsen stiekem
betreden worden. Dus betreden zonder toestemming van de rechthebbende. Er kan bijvoorbeeld ingebroken
worden in een loods om een camera op te hangen. Voor het uitoefenen van deze steunbevoegdheid moet de
officier van justitie apart toestemming geven. Bovendien geldt een aangescherpte verdenkingsvoorwaarde,
namelijk de verdenking een misdrijf als omschreven in artikel 67 lid 1, dat gezien zijn aard of de samenhang
met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert.

Art. 126g lid 3 Sv: Op grond hiervan moet de OvJ apart toestemming geven voor het gebruik van technische
hulpmiddelen. Denk hierbij aan cameraregistratie, plaatsbepalingsapparatuur etc.

Art. 126g lid 4 Sv: Stelselmatige observatie in de zin van art. 126g Sv kan voor een termijn van ten hoogste drie
maanden worden verlengd.

Systematisch
 Artikel: 126g Sv;
 Wat: Stelselmatige observatie;
 Autoriteit: bevel van de OvJ;
 Subject: een bepaald persoon (hoeft niet de verdachte te zijn);
 Geval: geval van verdenking van een misdrijf;
 Grond: in het belang van het onderzoek. Dit is vaak om de dader te vinden die het misdrijf heeft
gepleegd, misdrijf oplossen, waarheid achterhalen etc.

, Leerdoel 4: Mogen telefoons in beslag worden genomen, door wie en op welk grond? Mag dit als
bewijs dienen?
Wettelijk gezien kunnen geautomatiseerde werken en elektronische gegevensdragers in beslag genomen
worden. Indien men de opgeslagen gegevens wil inzien, zijn er een aantal mogelijkheden:
1. Inbeslagname van voorwerp waarop de gegevens staan;
2. Vorderen van gegevens bij derden. Dit kan niet tot de verdachte zelf gericht worden;
3. Doorzoeken van een plaats om gegevens te kopiëren (vast te leggen) van de gegevensdrager die
aanwezig is op die plaats. Op deze manier is inbeslagneming van het voorwerp niet nodig.

In Boek I Titel IV (bijzondere dwangmiddelen), Afdeling 3 WvS is inbeslagneming van voorwerpen geregeld. De
definitie van inbeslagneming is geregeld in art. 134 Sv: ‘onder inbeslagneming van enig voorwerp wordt
verstaan het onder zich nemen of gaan houden van dat voorwerp ten behoeve van de strafvordering.’
Let wel dat wanneer een persoon die een voorwerp vrijwillig afgeeft dit ook inbeslagname is indien de
opsporingsambtenaar het voorwerp onder zich houdt ten gunste van de strafvordering.

Op grond van art. 96 Sv (algemene inbeslagnemingsbevoegdheid) mag er, los van enige andere bevoegdheden,
in beslag genomen worden. In art. 94 Sv staan de gronden beschreven waarop voorwerpen in beslag genomen
mogen worden. Indien het voorwerp deze grond/dit doel niet dient, is het niet vatbaar voor inbeslagname:
 Lid 1: voorwerpen, die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of die kunnen dienen
om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen;
 Lid 2: voorwerpen die verbeurd kunnen worden verklaard (art. 33a Sr) of voorwerpen die aan het
verkeer kunnen worden onttrokken: de onttrekking aan het verkeer houdt een maatregel in ter
bescherming van de samenleving tegen ongecontroleerd bezit van gevaarzettende voorwerpen die in
strijd zijn met de wet of algemeen belang.

De bevoegdheid tot inbeslagneming
De RC heet een algemene inbeslagnemingsbevoegdheid welke te vinden is in art. 104 Sv. Die bevoegdheid is
algemeen omdat zij niet gekoppeld is aan bijzondere gevallen. De RC is steeds tot inbeslagneming bevoegd als
hij bij zijn onderzoek stuit op daarvoor vatbare voorwerpen. De bijzondere inbeslagnemingsbevoegdheid van
de opsporingsambtenaren is te vinden in art 95 en 96 Sv. Art. 96 Sv spreekt van ‘een misdrijf als omschreven in
artikel 67, eerste lid. Dit houdt in dat het gaat om misdrijven waarop vier jaar gevangenisstraf of meer is
gesteld. Voldoende is dat het redelijk vermoeden bestaat dat een dergelijk strafbaar feit is begaan. Een
verdachte hoeft er nog niet te zijn. De inbeslagnemingsbevoegdheid is daarbij beperkt tot het misdrijf waarop
de verdenking betrekking heet. Dat volgt uit de eis dat het voorwerp voor inbeslagneming vatbaar moet zijn. Bij
het aan de dag brengen van de waarheid gaat het om de waarheid met betrekking tot het feit waarop de
verdenking betrekking heet. En het gaat erom of bij de vervolging voor dat feit verbeurdverklaring of
onttrekking aan het verkeer mogelijk is.

Kleinere misdrijven? Art. 95 Sv geeft degene die de verdachte aanhoudt of staande houdt, de bevoegdheid om
de daarvoor vatbare voorwerpen die deze met zich voert, in beslag te nemen. Het artikel veronderstelt daarbij
dat die persoon bevoegd is om de iemand aan te houden of staande te houden ook bevoegd is om iets in
beslag te nemen. Burger is op grond van art. 53 bevoegd om een de verdachte aan te houden en dus bevoegd
om in beslag te nemen. Maar de burger die de verdachte staande houdt of buiten heterdaad aanhoudt, kan
aan art. 95 Sv dus niet de bevoegdheid ontlenen om voorwerpen in beslag te nemen.

Art. 95 Sv impliceert de bevoegdheid om te onderzoeken of de verdachte voor inbeslagneming vatbare
voorwerpen bij zich heet. Op art. 95 Sv kan alleen het minder ingrijpende onderzoek worden gebaseerd. Art. 96
lid 1 Sv geeft opsporingsambtenaren een bevoegdheid tot inbeslagneming in geval van ontdekking op
heterdaad van een strafbaar feit. Dat is zoals al gezegd alleen van belang als dat strafbare feit niet onder art. 67
lid 1 Sv valt en niet onder een bijzondere wet die in een inbeslagnemingsbevoegdheid voorziet

Bevel tot uitlevering
Art. 96a Sv geeft opsporingsambtenaren de bevoegdheid om de uitlevering te vorderen van voor
inbeslagneming vatbare voorwerpen. De weigering aan dat bevel te voldoen, levert een strafbaar feit op (art.
184 Sr). De betrokkene is tot uitlevering verplicht. Daarin verschilt het bevel van de uitnodiging om het
voorwerp vrijwillig af te geven waarvan in art. 99 lid 1 Sv wordt gesproken. Die uitnodiging is een uitvloeisel van
het subsidiariteitsbeginsel: de bewoner moet in de gelegenheid worden gesteld om een ingrijpende
doorzoeking te voorkomen. Ook als op andere plaatsen wordt gezocht dan een woning (waartoe art. 99 lid 1 Sv
zich beperkt), zal de rechthebbende in beginsel eerst in de gelegenheid moeten worden gesteld het gezochte
voorwerp vrijwillig af te geven. Het bevel mag alleen gegeven worden als sprake is van een misdrijf dat onder

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller GewoonStijnnn. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.93. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67096 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.93  9x  sold
  • (0)
  Add to cart