Uit onderzoek van het SCP-onderzoek over de staat van enige jaren geleden blijkt dat er veel
boosheid binnen Nederland aanwezig is. In dit college worden voornamelijk de manifestaties
van het boze gedrag bekeken. Er worden daarbij dan ook twee gedachten ter discussies
gesteld:
1. Boze burgers die zich irrationeel gedragen en de overheid niet (willen) begrijpen,
hoef je niet serieus te nemen. Met deze laatste bewering, zo stelt Te Velde, zijn de
docenten het niet eens en stellen zij dat er patronen te herkennen zijn;
2. Wetenschappers, die de boze burgers wel serieus nemen, vragen te kijken naar de
afgelopen jaren. Zij concluderen dat het de afgelopen jaren leek op het tijdperk van
‘de boze burger’. Een tweede gedachte die hierbij ter discussie wordt gesteld is ‘de
afgelopen jaren’, omdat er volgens hen patronen te herkennen zijn die veel verder
teruggaan.
Wat betreft de huidige protesten is het niet duidelijk of echt gaat om boze burgers, omdat
de motieven niet duidelijk zijn. Men protesteert tegen de coronamaatregelen, maar dit lijkt
niet het werkelijke motief te zijn. Daarnaast is het voor een deel ngeoriënteerd, wat wel
vaak wordt aangetroffen bij een protest. Ten derde is de lokale gemeenschap, die vaak een
belangrijke rol speelt bij protesten, lijkt bij deze ‘corona-protesten’ niet aanwezig te zijn. In
deze collegereeks wordt dan ook niet gekeken naar alle vormen waar geweld bij te pas
komt, maar er wordt gefocust op bepaalde vormen.
Een beter recent voorbeeld zijn de Boze Boeren. Deze boeren richtten zich op de lokale
overheid, namelijk op het provinciehuis Groningen. Deze ontwikkelingen passen in patronen,
die we kennen van boze burgers uit het verleden. Bij deze protesten was een passieve steun
en begrip aanwezig.
De bestorming van het Capitol laten ook goed bepaalde elementen zien van boze burgers
door het verleden heen. Tijdens de bestorming scandeerden de indringers “This is Our
House!”. Ook de manier waarop zij te werk gingen binnen het Capitol gebeurde via een vast
patroon: geen moord, eigendommen aangetast en voornamelijk het binnendringen is
belangrijk. Deze bestorming zit echter wel op de grens van revolutie en dit is atypisch en op
het nationale centrum gericht. Daarbij is goed te zien dat hierbij grenzen werden
overschreden, die ook voor een groot deel van de aanhang te ver ging. Het past echter wel
binnen het patroon.
Hypothese:
Boze burgers zijn er zeker al vanaf de vroege Republiek;
Ze manifesteren zich niet voortdurend, en soms zelfs tijden niet;
Toch is er een zekere continuïteit in (1) hun denkbeelden, en (2) hun actierepertoire;
Die continuïteit is er, ondanks alle verschillen tussen de decentrale Republiek en de
monarchale eenheidsstaat.
,Continuïteit van Boze Burgers:
1. Een morele (niet revolutionaire) kritiek op politiek of bestuur: het probleem is dat de
machthebbers hun werk niet goed doen. Het gaat hierbij niet om een revolutie, maar
om het doen van een beroep op de autoriteiten;
2. Daarom moeten gewone burgers de gemeenschap (‘onze stad’) beschermen (bijv.
tegen gevaarlijke buitenstaanders). Dit is het geval als de autoriteiten geen gehoor
geven aan punt één;
3. Vanwege de ernst van de zaak mag enig geweld worden gebruikt, liefst ‘traditioneel’
geweld met symbolische lading;
4. Dat is gerechtvaardigd omdat de machthebbers niet luisteren, boze burgers worden
niet gehoord;
5. Historici zien dit gedrag en deze ideeën in de late middeleeuwen en de Republiek,
maar veel blijft na 1800 bestaan (hypothese). Bovenstaande patroon van
verschijnselen is allereerst zichtbaar in de vroegmoderne tijd, maar tot op de dag van
vandaag zijn er elementen van terug te zien;
6. Echte continuïteit in protestvormen, motieven (gevoel van vernedering of
verdediging gemeenschap) en deelnemers (jonge mannen)?
Het geweld kent bepaalde patronen van de ‘repertoires of collective action’ (Charles Tilly).
Als de volksmassa in opstand komt dan zitten daar bepaalde patronen in de gedragingen van
de mensen. Dit zijn daarbij ook elementen van volkscultuur. Ook hedendaags is dit niet
onbekend, denk hierbij aan het hangende varken aan de boom bij het verzet tegen een AZC
in Heesch in 2016.
Het artikel van Boone en Prak gaat over ‘Tradities van Opstandigheid’ en heeft een
belangrijke bodem gelegd voor de tradities van opstandigheid, die er in de Nederlandse
geschiedenis te vinden zijn. Ze kijken in dit artikel naar de overeenkomsten in de
ideologische onderbouw en organisatie van opstanden vanaf de vroege middeleeuwen tot
rond 1800. Ze leggen dus de nadruk op de ouderdom van opstandige tradities.
Bij de Grote Traditie denken Boone en Prak aan de manier waarop steden optrekken tegen
vorstelijke politiek. Al in de middeleeuwen is dit volgens hen zichtbaar dat steden samen
optreden om iets van de vorst af te dwingen. Ze wijzen dan ook op de invloed van deze
tradities en dat deze onderling zijn verweven.
Brabantse teksten, met name Blijde Inkomst 1356;
Vorsten moet zich aan zijn eed houden; 1477 Groot Privilege (inspiratie);
Inspiratie Pacificatie van Gent 1576, Plakkaat van Verlating 1581, Patriottentijd.
Boone en Prak leggen uit dat er daarnaast een Kleine Traditie van opstandigheid bestaat en
dat wil zeggen een lange traditie van opstanden binnen de steden, waarin stedelingen lokale
overheden op hun plicht wijzen of proberen af te zetten. Ze doen dat vaak collectief ofwel
als corporatie, denk hierbij aan gildes of schutterijen. Boone en Prak proberen hiermee te
zeggen dat opstanden in de ‘Grote Traditie’ altijd gepaard gaan met opstanden in de Kleine
Traditie. Belangrijk hierbij te noemen is dat dit andersom niet het geval kan zijn.
Er zitten volgens Boone en Prak een aantal overeenkomsten in deze twee tradities:
, Beroepen zich op het ‘bonum commune’ (algemeen belang);
‘Conservatief’. De eisen zijn vaak conservatief en dat wil zeggen dat ze formuleerden
dat er vroeger goede afspraken waren, waarbij ze stellen dat de overheden zich daar
niet meer aan houden;
Geworteld in ‘stedelijk republikanisme’. Met republikanisme wordt het de publieke
zaak genoemd en in de stedelijke vorm wordt dan voornamelijk verwacht dat de stad
een politieke gemeenschap is, waarin alle burgers belangen hebben en
belanghebbend zijn.
De rol van de elites in deze steden is dat ze aan de ene kant namens de burgerij optreden,
maar de verwachting is wel dat ze in een stedelijke republiek deze burgerij ook
vertegenwoordigd moet worden. Boone en Prak stellen dat zowel in de Kleine en Grote
Traditie zichtbaar is dat burgers hun overheden tijdens opstanden tot de orde roepen. De
elites kunnen dus niet zomaar wat doen en worden geacht zich te gedragen als goede
representanten van de burgerij. Dit betekende dat er ook onderling verkeer moet zijn.
In deze collegereeks wordt er voornamelijk gefocust op de ‘Kleine Traditie’, die soms samen
met de Grote Traditie opereert en soms daar los van opereert. Daarbij gaan we opzoek naar
de achterliggende patronen en principes. Om onderzoek te doen naar opstanden en dan
vooral de motieven van opstandelingen hebben we een bronnenprobleem, omdat er weinig
‘programmatische’ teksten zijn. Om te begrijpen hoe opstanden werken en opstandelingen
doen wat ze doen, worden opstanden vaak onderzocht aan de hand van ‘praktijken’ ofwel
actierepertoires. Als men goed kijkt naar het gedrag van boze burgers dan kan men daar veel
uit halen en ook de overeenkomsten tussen normale en oproerige vormen van interactie
tussen bestuurders en bestuurden.
De norm:
De stad als ‘lichaam’, waarbij de elite het hoofd van de stad is. Dit hoofd heeft echter
wel de ledematen nodig en dat maakt van de stad een corporatieve organisatie;
‘Vaders’ van de burgerij. De stadsbesturen treden hierbij op als de vaders van de
burgerij en worden daarmee geacht streng en rechtvaardig te zijn ofwel zich vaderlijk
opstellen;
Burgers en ingezetenen. Belangrijk is het denkkader voor mensen in de stad, waarbij
wordt nagedacht over de inwoners van de stad. Er wordt een verschil gemaakt
tussen burgers, dat wil zeggen mensen met burgerrecht, en ingezetenen die niet
dezelfde rechten en plichten hebben als de burgers. Op sommige momenten doet dit
ertoe in opstanden.
Burgers hebben mogelijkheden tot inspraak:
Via verkiezingen;
Via andere ‘lichamen’: bijv. gilden, schutterijen, gebuurten, broederschappen, kerk;
Via recht op petitie.
Oproerigheid is een andere vorm van inspraak, omdat het een andere manier is om je stem
als burger te laten horen en de overheid te verzoeken zijn plicht te doen. Dat betekent dat
oproer vaak toch wel een gecontroleerd karakter heeft en lijken te doen wat de overheden
ook doen, denk hierbij aan het dragen van vaandels.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lied250. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.90. You're not tied to anything after your purchase.