100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Rechtshandeling en Overeenkomst, ISBN: 9789013151732 Verbintenissenrecht $5.89   Add to cart

Summary

Samenvatting Rechtshandeling en Overeenkomst, ISBN: 9789013151732 Verbintenissenrecht

 46 views  1 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting van het boek ''Rechtshandeling en Overeenkomst'' m.b.t. de stof voor het tentamen van dinsdag 30 maart 2021

Preview 4 out of 68  pages

  • No
  • Alles dat relevant is voor het tentamen
  • March 23, 2021
  • 68
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Hoofdstuk 1: Algemene inleiding
1.1 Introductie
1.2 De rechtshandeling
3. Begrip rechtshandeling
Art. 3:33 BW geeft aan wat voor een rechtshandeling nodig is: een rechtshandeling vereist
een op rechtsgevolg gerichte wil, die zich door een verklaring heeft geopenbaard. In dit
artikel, dat een wilsverklaring als vereiste stelt, komt het wezenskenmerk van de
rechtshandeling aan het licht: haar gerichtheid op een of meer rechtsgevolgen. In de
literatuur wordt de rechtshandeling dan ook vaak gedefinieerd als een handeling die op
rechtsgevolg is gericht, of – sterker naar de wil van de handelende verwijzend – als een
handeling waarmee rechtsgevolg wordt beoogd. Daarbij is onder ‘rechtsgevolg’ te verstaan
het ontstaan, gewijzigd raken of tenietgaan van een bepaalde juridische relatie.
4. Rechtshandelingen versus andere handelingen
Het gegeven dat zij op het intreden van rechtsgevolg moet zijn gericht, onderscheidt de
rechtshandeling van gewone handelingen. Ten aanzien van dit type gedragingen is de
houding van het recht positief. Zolang er geen zwaarwegende redenen zijn voor het
tegendeel, zal het recht zich achter de handelende en zijn rechtshandeling opstellen, in die
zin dat het de rechtsgevolgen waarop wordt aangestuurd ook inderdaad doet intreden.
5. Meerzijdige en eenzijdige rechtshandelingen
De meerzijdige rechtshandeling laat zich omschrijven als een rechtshandeling die door meer
dan één persoon wordt verricht. Het prototype van deze meerzijdige rechtshandelingen is de
overeenkomst, die tot stand wordt gebracht doordat de ene persoon een aanbod doet dat
door een andere persoon wordt aanvaard. Naast de meerzijdige staat de eenzijdige
rechtshandeling, die door slechts één persoon tot stand wordt gebracht. Voor de geldigheid
van veel van deze eenzijdige rechtshandelingen is vereist, dat de bewuste handeling tot een
bepaalde andere persoon wordt gericht. Die andere persoon brengt de handeling niet zelf
mede tot stand, maar hij fungeert als ontvanger van de verklaring, als geadresseerde. Naast
deze ‘eenzijdige gerichte’ kent het recht ‘eenzijdige niet-gerichte’ rechtshandelingen; voor
de totstandkoming hiervan is noch de instemming van een andere persoon, noch de
ontvangst door een bepaalde andere persoon noodzakelijk. Voorbeelden van deze laatste
rubriek zijn het maken van een testament en de verwerping of aanvaarding van een erfenis.
6. Wettelijke regeling
7. Rechtshandelingen buiten het vermogensrecht
De regels van de rechtshandelingentitel vinden buiten het vermogensrecht overeenkomstige
toepassing, voor zover de aard van de rechtshandeling of van de rechtsbetrekking zich
daartegen niet verzet (art. 3:59 BW).

1.3 De (obligatoire) overeenkomst

,8. Begrip overeenkomst
Anders dan het begrip ‘rechtshandeling’, wordt het begrip ‘overeenkomst’ in de wet wel
omschreven: een overeenkomst in de zin van titel 6.5 is een meerzijdige rechtshandeling
waarbij een of meer partijen jegens een of meer andere een verbintenis aangaan. De
kwalificatie als een meerzijdige rechtshandeling maakt duidelijk, dat de verhouding tussen
de begrippen rechtshandeling en overeenkomst als een genus-speciesrelatie is te
beschouwen. Iedere overeenkomst is een rechtshandeling, maar omgekeerd is niet iedere
rechtshandeling een overeenkomst.
9. Wettelijke regeling; gelaagde structuur
De nieuwe wetgever heeft een uit theoretisch en systematisch oogpunt aantrekkelijker koers
gekozen, door in het Algemeen Deel eerst een voor alle rechtshandelingen geldend
regelstelsel neer te leggen, en dit vervolgens voor het deelgebied van de obligatoire
overeenkomst met een tweede laag bepalingen aan te vullen. Ten gevolge van deze
gelaagde structuur wordt de obligatoire overeenkomst door meer dan één complex van
wetsbepalingen beheerst.
10. Meerpartijenovereenkomst
Is de wettelijke titel betreffende overeenkomsten ook op zulke
meerpartijenovereenkomsten van toepassing? De wet besteedt aan deze vraag uitdrukkelijk
aandacht in het tweede lid van art. 6:213: bedoelde bepalingen zijn op de
meerpartijenovereenkomst niet toepasselijk, voor zover de strekking van de betrokken
bepalingen in verband met de aard van de overeenkomst zich daartegen verzet. Deze regel
heeft een nogal negatieve klank, maar moet worden gelezen tegen de achtergrond van het
feit dat het voorafgaande eerste lid de overeenkomst omschrijft in bewoordingen die ook de
meerpartijenovereenkomst omsluiten. Beziet men art. 6:213 lid 1 en 2 in onderling verband,
dan ontstaat het beeld dat de regels van het overeenkomstenrecht in principe ook voor de
meerpartijenovereenkomst gelden (lid 1), maar dat dit vertrekpunt uitzonderingen kent (lid
2).
11. Bijzondere overeenkomsten
Sommige overeenkomsten zijn in Boek 7 (of 7A) van een nadere wettelijke uitwerking
voorzien. Ten aanzien van de bijzondere overeenkomsten doet de gelaagde structuur van
het wetboek in alle hevigheid van zich spreken. Zij zijn ten eerste rechtshandelingen in de zin
van titel 3.2, ten tweede overeenkomsten in de zin van titel 6.5, en ten derde bijzondere
overeenkomsten in de zin van Boek 7. Sommige overeenkomsten voldoen aan de
omschrijvingen van meer dan één van de in de wet uitgewerkte bijzondere contracten; zij
worden gemengde overeenkomsten genoemd. Op zulke gemengde overeenkomsten zijn de
bepalingen over de betrokken bijzondere overeenkomen naast elkaar toepasselijk,
behoudens voor zover deze bepalingen niet goed verenigbaar zijn, of de strekking daarvan –
in verband met de aard van de overeenkomst – zich tegen toepassing verzet. Uiteraard zijn
op zo’n overeenkomst ook de algemene gedeelten van het rechtshandelingen- en
overeenkomstenrecht van toepassing.

,12. Verdere onderscheidingen van (obligatoire) overeenkomsten)
De obligatoire overeenkomsten kunnen aan de hand van diverse criteria op diverse wijzen
worden onderverdeeld. Zo kwamen in het vorenstaande reeds aan de orde:
a. Tweepartijen- tegenover meerpartijenovereenkomsten
b. Bijzondere (en gemengde) overeenkomsten tegenover niet-bijzondere
overeenkomsten
c. Wederkerige overeenkomsten tegenover eenzijdige overeenkomsten. Een
overeenkomst is wederkerig, indien elk van beide partijen een verbintenis op zich
neemt ter verkrijging van de prestatie waartoe de wederpartij zich daartegenover
jegens haar verbindt. (Obligatoire) overeenkomsten die niet aan deze omschrijving
voldoen, heten eenzijdig.
d. Overeenkomsten onder bezwarende titel tegenover overeenkomsten om niet. Een
contractspartij gaat een overeenkomst aan onder bezwarende titel, indien de door
haar toegezegde prestatie in verband staat met een bepaalde prestatie van de
wederpartij. Niet onder deze omschrijving vallende overeenkomsten noemt men
overeenkomsten om niet. In de wet wordt de overeenkomst onder bezwarende titel
eenvoudig ‘anders dan om niet’ genoemd.
e. Consensuele overeenkomsten tegenover formele (en reële) overeenkomsten
f. Kortstondige overeenkomsten tegenover duurovereenkomsten
13. Grondbeginselen van contractenrecht
Het recht betreffende de obligatoire overeenkomst wordt beheerst door een drietal – met
elkaar samenhangende – grondbeginselen: de contractsvrijheid, de vormvrijheid en de
verbindende kracht van de overeenkomst. Tezamen genomen leiden de principes tot het
uitgangspunt dat iedere overeenkomst, hoe ook gesloten, rechtens als verbindend zal
worden aangemerkt.
14. Contractsvrijheid
Het grondbeginsel van de contractsvrijheid houdt in, dat het partijen vrijstaat een
overeenkomst te sluiten met wie zij wensen, met de inhoud welke zij wensen, en op het
moment dat zij wensen. Het recht erkent de autonomie van het individu om door het sluiten
van contracten tot ontplooiing te geraken en schaart zich in dit licht achter de door de
handelende(n) gedane keuzen. Maar: geen beginsel zonder uitzonderingen. De
contractsvrijheid vindt haar grens, waar de uitoefening ervan in een concrete situatie in
conflict komt met een belang van hogere orde. Dan verschijnt art. 3:40 BW ten tonele, dat
de overeenkomst nietig verklaart in geval van strijd met een dwingende wetsbepaling, met
de goede zeden of met de openbare orde. Overigens bevat het contractenrecht relatief
weinig dwingende wetgeving: als directe consequentie van het beginsel van de
contractsvrijheid zijn de wettelijke regels over overeenkomsten en verbintenissen in principe
van aanvullend recht. Dwingend recht komt met name voor indien de wetgever aan één van
de partijen een bijzondere bescherming wil bieden, e.v. wanneer niet alleen de belangen van
de contractanten, maar ook of juist die van derden in het geding zijn.

, 15. Consensualisme en verbindende kracht
Het tweede grondbeginsel, dat van de vormvrijheid, is – voor alle rechtshandelingen –
neergelegd in art. 3:37 lid 1: tenzij anders is bepaald, kunnen verklaringen in iedere vorm
geschieden, en kunnen zij in een of meer gedragingen besloten liggen. Omdat voldoende is
dat op enigerlei wijze consensus tot uitdrukking komt, wordt dit beginsel wel als dat van het
consensualisme aangeduid.
Het derde grondbeginsel, dat van de verbindende kracht van de overeenkomst, wordt vaak
weergegeven met het adagium ‘pacta sunt servanda’. De nieuwe wet geeft een wat subtieler
verankering in art. 6:248 lid 1: ‘Een overeenkomst heeft de door partijen overeengekomen
rechtsgevolgen’.
16. Partijen en hun hoedanigheid
Tussen natuurlijke personen en rechtspersonen, tussen particulieren en handelaren, tussen
leken en deskundigen wordt in principe geen verschil gemaakt. Het feit dat de wet maar
incidenteel gewicht toekent aan de hoedanigheden van de contractspartijen, betekent niet
dat de diverse denkbare contractanten bij de toepassing van de wet ook steeds in alle
opzichten gelijk zullen worden behandeld. Een eerste gebied vormt de uitleg van de
overeenkomst. In de tweede plaats valt te wijzen op het gewicht dat in het kader van een
beroep op dwaling pleegt te worden toegekend aan de over en weer aanwezig gebleken
deskundigheid. In de derde plaats is te denken aan de resultaten waartoe de toetsing aan
redelijkheid en billijkheid aanleiding kan geven. Bij de vraag of redelijkheid en billijkheid al
dan niet aan een bepaalde contractuele afspraak derogeren, komt mede belang toe aan de
onderlinge verhouding en de maatschappelijke positie van partijen.
17. Niet-obligatoire overeenkomsten
Voor zover geen specifieke wettelijke regelen aanwijsbaar zijn, worden zulke andersoortige
overeenkomsten alleen door de algemene titel 3.2 beheerst. Zij voldoen immers niet aan de
omschrijving van art. 6:213 en vallen dus buiten het bereikt van de overeenkomsttitel. Het
aldus te constateren ‘gat’ wordt verkleind door de schakelbepaling van art. 6:216, die
aangeeft dat al hetgeen in art. 6:213-6:260 is bepaald, overeenkomstige toepassing vindt op
andere meerzijdige vermogensrechtelijke rechtshandelingen dan obligatoire
overeenkomsten, althans voor zover de strekking van de betrokken bepaling in verband met
de aard van de rechtshandeling zich daartegen niet verzet.

1.4 Afrondende algemene opmerkingen
18. Kenbronnen
18a. Europese richtlijnen
Te noemen zijn de richtlijnen met betrekking tot oneerlijke bedingen in
consumentenovereenkomsten, de elektronische handel, de rechtsmiddelen bij
consumentenkoop en de consumentenrechten. Zulke richtlijnen hebben geen directe
horizontale werking: een burger kan zich er, met andere woorden, in een conflict met een
andere burger niet rechtstreeks op beroepen. Een Europese richtlijn werkt langs indirecte

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller JustASmallTownGirl. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67474 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.89  1x  sold
  • (0)
  Add to cart