Anatomie college 1: Het centrale zenuwstelsel
Context
Beweging komt voort uit vele interacties tussen mens en omgeving, maar ook
door interacties binnen het menselijke systeem.
Vele lessen in deze periode gaan uit van de werking van het zenuwstelsel, maar
om het functioneren te begrijpen is enige kennis van de anatomie wenselijk.
Het zenuwstelsel is het systeem dat alle andere stelsels met elkaar verbindt.
Tussen de delen van het menselijk lichaam die noodzakelijk zijn voor b.v. het
bewegen bestaat een voortdurende wisselwerking van informatie.
Dit zien we ook terug in de diverse lessen die gaan over houding en beweging.
Voor beschrijvingen van het zenuwstelsel gaan we uit van een model. Het is een
hulpmiddel om te begrijpen hoe de bouw of werking van iets is, in dit geval het
zenuwstelsel.
Binnen de opleiding fysiotherapie proberen we wel zoveel mogelijk een
functionele benadering van het zenuwstelsel neer te zetten, vandaar dat we ook
spreken over een animaal (willekeurig) en een autonoom (onwillekeurige)
zenuwstelsel.
In periode 1.1 is al een eerste aanzet gegeven aan het fenomeen zenuwstelsel.
De impulsen en signalen in en door het zenuwstelsel vinden alle hun oorsprong of
het einde in het centrale zenuwstelsel of beter in de hersenen en in een
aangepaste wijze in het ruggenmerg. Het zijn dan ook de hersenen en het
ruggenmerg waar een “goede” anatomische kennis aanwezig zal moeten zijn. In
de beoordeling van het hersensysteem is enige oriëntatie van belang om te
begrijpen hoe het bewegen tot stand komt.
Het zenuwstelsel wordt voor de komende lessen verdeeld in een centrale
zenuwstelsel en het perifere zenuwstelsel.
Leerdoelen: De FIO
1. is in staat de verschillen tussen het centrale en perifere zenuwstelsel te
benoemen.
2. is in staat de opbouw (topografie) van het centrale zenuwstelsel te
benoemen.
3. Kan de diverse onderdelen van het cerebrum benoemen.
4. Kan de ligging en verloop van kerngebieden in de hersenen benoemen.
5. Is in staat om de onderdelen van het cerebellum te benoemen.
6. Heeft inzicht in de relatie hersen vliezen, hersenvloeistof en het
ventriculaire systeem.
7. Is in staat de indeling en opbouw van het ruggenmerg te benoemen.
8. Is in staat om zich een beeld te vormen van de rol van het autonome
zenuwstelsel.
, Het zenuwstelsel:
De hersenen en het ruggenmerg samen vormen het centrale zenuwstelsel.
Uit de hersenen en het ruggenmerg komen: hersenzenuwen en ruggenmergzenuwen zij vormen
samen het perifeer zenuwstelsel.
Cerebrum: (grote hersenen):
- Bestaat uit twee hersenhelften, linker en rechter hemisfeer.
- Die met elkaar verbonden zijn via het corpus callosum
- De hersenen kunnen worden ingedeeld in 4 hersen kwabben:
o Lobus frontalis frontale kwab
o Lobus partietalis pariëtaal kwab
o Lobus occipitalis occipitaal kwab
o Lobus temporalis temporaal kwab
- Linker hemisfeer stuurt de rechterlichaamshelft aan en andersom.
- Gebied van Broca zorgt voor taal en gebied van Wernicke zorgt ervoor dat je die taal begrijpt.
Groeven en windingen/ lijnen:
- De groeven zijn de sulcus en de windingen zijn de gyrus
- De gyrus en sulcus zijn de laag die we grijze stof noemen.
- Grijze stof bestaat uit: de celkernen van de zenuwcellen, de dendrieten en de korte axonen.
De functie is het verwerken van informatie.
- Onder de grijze stof zit de witte stof. Dit zijn de baan structuren, de banen zijn bekleed met
myaline, eiwit. Dit zorgt voor communicatie tussen zenuwcellen.
- De fissura longitudinalis, ( rode lijn tussen hemisferen) scheidt het linker hemisfeer met het
rechter hemisfeer.
- Dit wordt vaak verwart met de centrale sulcus, dit is de scheiding tussen het voorste en
achterste deel. Deze lijn is de scheidingslijn tussen motorisch en sensorisch gebied.
Context
Beweging komt voort uit vele interacties tussen mens en omgeving, maar ook
door interacties binnen het menselijke systeem.
Vele lessen in deze periode gaan uit van de werking van het zenuwstelsel, maar
om het functioneren te begrijpen is enige kennis van de anatomie wenselijk.
Het zenuwstelsel is het systeem dat alle andere stelsels met elkaar verbindt.
Tussen de delen van het menselijk lichaam die noodzakelijk zijn voor b.v. het
bewegen bestaat een voortdurende wisselwerking van informatie.
Dit zien we ook terug in de diverse lessen die gaan over houding en beweging.
Voor beschrijvingen van het zenuwstelsel gaan we uit van een model. Het is een
hulpmiddel om te begrijpen hoe de bouw of werking van iets is, in dit geval het
zenuwstelsel.
Binnen de opleiding fysiotherapie proberen we wel zoveel mogelijk een
functionele benadering van het zenuwstelsel neer te zetten, vandaar dat we ook
spreken over een animaal (willekeurig) en een autonoom (onwillekeurige)
zenuwstelsel.
In periode 1.1 is al een eerste aanzet gegeven aan het fenomeen zenuwstelsel.
De impulsen en signalen in en door het zenuwstelsel vinden alle hun oorsprong of
het einde in het centrale zenuwstelsel of beter in de hersenen en in een
aangepaste wijze in het ruggenmerg. Het zijn dan ook de hersenen en het
ruggenmerg waar een “goede” anatomische kennis aanwezig zal moeten zijn. In
de beoordeling van het hersensysteem is enige oriëntatie van belang om te
begrijpen hoe het bewegen tot stand komt.
Het zenuwstelsel wordt voor de komende lessen verdeeld in een centrale
zenuwstelsel en het perifere zenuwstelsel.
Leerdoelen: De FIO
1. is in staat de verschillen tussen het centrale en perifere zenuwstelsel te
benoemen.
2. is in staat de opbouw (topografie) van het centrale zenuwstelsel te
benoemen.
3. Kan de diverse onderdelen van het cerebrum benoemen.
4. Kan de ligging en verloop van kerngebieden in de hersenen benoemen.
5. Is in staat om de onderdelen van het cerebellum te benoemen.
6. Heeft inzicht in de relatie hersen vliezen, hersenvloeistof en het
ventriculaire systeem.
7. Is in staat de indeling en opbouw van het ruggenmerg te benoemen.
8. Is in staat om zich een beeld te vormen van de rol van het autonome
zenuwstelsel.
, Het zenuwstelsel:
De hersenen en het ruggenmerg samen vormen het centrale zenuwstelsel.
Uit de hersenen en het ruggenmerg komen: hersenzenuwen en ruggenmergzenuwen zij vormen
samen het perifeer zenuwstelsel.
Cerebrum: (grote hersenen):
- Bestaat uit twee hersenhelften, linker en rechter hemisfeer.
- Die met elkaar verbonden zijn via het corpus callosum
- De hersenen kunnen worden ingedeeld in 4 hersen kwabben:
o Lobus frontalis frontale kwab
o Lobus partietalis pariëtaal kwab
o Lobus occipitalis occipitaal kwab
o Lobus temporalis temporaal kwab
- Linker hemisfeer stuurt de rechterlichaamshelft aan en andersom.
- Gebied van Broca zorgt voor taal en gebied van Wernicke zorgt ervoor dat je die taal begrijpt.
Groeven en windingen/ lijnen:
- De groeven zijn de sulcus en de windingen zijn de gyrus
- De gyrus en sulcus zijn de laag die we grijze stof noemen.
- Grijze stof bestaat uit: de celkernen van de zenuwcellen, de dendrieten en de korte axonen.
De functie is het verwerken van informatie.
- Onder de grijze stof zit de witte stof. Dit zijn de baan structuren, de banen zijn bekleed met
myaline, eiwit. Dit zorgt voor communicatie tussen zenuwcellen.
- De fissura longitudinalis, ( rode lijn tussen hemisferen) scheidt het linker hemisfeer met het
rechter hemisfeer.
- Dit wordt vaak verwart met de centrale sulcus, dit is de scheiding tussen het voorste en
achterste deel. Deze lijn is de scheidingslijn tussen motorisch en sensorisch gebied.