Pedagogische Aanpak in de Klas
HC 1
Kern van het vak Rol van de leerkracht om gedragsproblemen en sociaal-emotionele
problemen in de klas te voorkomen en te handelen.
De grootste nadruk ligt op de aanpak Hoe kun je met de mogelijkheden en beperkingen van dit
kind in deze specifieke situatie zijn functioneren optimaliseren?
Voor de aard van de relatie tussen leer-en gedragsproblemen worden drie hypotheses geopperd:
1. Leerproblemen kunnen tot gedragsproblemen leiden door veelvuldige faalervaringen
met de sociaal-emotionele gevolgen daarvan.
2. Gedragsproblemen kunnen hun weerslag hebben op de noodzakelijke voorwaarden
voor het schoolse leren en zo leerproblemen veroorzaken. Dit zouden dan eerder
secundaire leerproblemen zijn en niet zozeer leerstoornissen.
3. Het genetisch en/of neuropsychologische profiel van leerlingen bepaalt zowel de
vorderingen bij verwerving van de schoolse leerstof als hun psychosociaal functioneren.
In het algemeen hebben kinderen met leerstoornissen vaker een laag gevoel van eigenwaarde en
omgevingsbeheersing. En andersom blijken specifieke aandachtsproblemen, een verlaagd
zelfbeeld, verminderde prestatiemotivatie en sociale integratie met leerproblemen verbonden.
Jongens hebben veel vaker (gedrags)problemen dan meisjes. Hiervoor zijn drie mogelijke
verklaringen:
- Er lijkt bij jongens sprake van een grotere biologische, genetische kwetsbaarheid. De
hersenstructuur wordt door hormonen beïnvloed en is bij jongens en meisjes zowel chemisch als
structureel fundamenteel verschillend. Jongens hebben 10% meer hersencellen, maar minder
grijze materie: deze cellen zijn nodig voor de informatieverwerking. Jongens hebben 3x zo vaak
stoornissen en lees-en taalproblemen dan meisjes.
- Mogelijk spelen ook sociaal-culturele invloeden en verwachtingen een rol en wordt er op
jongens nog altijd een grotere druk uitgeoefend om te presteren dan op meisjes. Dit heeft vaak
frustratie en gedragsproblemen tot gevolg
- Jongens uiten zich vaak openlijker in gedrag dan meisjes, waardoor zij meer last veroorzaken
voor de omgeving. In het reguliere onderwijs krijgen jongens daardoor eerder de stempel
problematisch.
Een aantal kanttekeningen van Van Lieshout en Van Deth:
- Bepaalde benamingen voor probleemgedragingen blijven een theoretisch construct. Hierdoor
wordt er nooit recht gedaan aan alle individuele verschijningsvormen ervan
- Er zijn ook andere benaderingen dan onze westerse, sterk medisch gekleurde visie op ‘afwijkend
gedrag’ met DSM-labels en therapie.
- Concludeer niet te snel dat er sprake is van een stoornis of een probleemgebied. Niet alle
probleemgedragingen komen in dezelfde intensiteit of frequentie voor. Je kan beter het
functioneren omschrijven en aangeven dat de gedragingen lijken te passen bij een bepaalde
stoornis.
,Pedagogische Aanpak in de Klas 2020/2021
- Er is geen lineair causaal verband waarbij (deel)probleem X altijd leidt tot (deel)aanpak Y. Er
bestaat geen kookboek met kant-en-klare recepten voor iedere probleemsituatie.
- Blijf kijken naar risicofactoren van het kind én naar risicofactoren van de omgeving. Beide
verklaren een deel van de variantie bij de ontwikkeling van stoornissen en gedragsproblemen.
Ook het kijken naar beschermingsfactoren is belangrijk
Vijf hoofdstromingen
De aanpak van probleemgedrag die voortvloeien uit een stoornis of probleem, is gebaseerd op
vijf hoofdstromingen:
1. De inzichtgevende, psychodynamische benadering
2. De cognitief-gedragstherapeutische benadering
3. De experiëntiële, ervaringsgerichte benadering
4. De systeemtheoretische benadering
5. De neurobiologische benadering
1. Psychodynamische benadering
Deze benadering is primair gericht op de mens als subject die zijn problemen alleen kan
oplossen in relatie met de ander. Je gaat op zoek naar het ‘waarom’ en de betekenis van het
probleemgedrag. Je kijkt hierbij naar intrapsychische factoren met volledige aanvaarding van de
persoon. Van daaruit worden positieve relaties opgebouwd, want mensen kunnen pas leren als zij
zich veilig voelen.
De vertrouwensrelatie vormt het fundament voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van
de jongere. Op basis van die vertrouwensrelatie kun je als sensitieve en responsieve begeleider de
jongere ondersteunen om zijn ontwikkelingstaken te voltooien; sociale competentie en zelfbeeld.
Bij gedragsproblemen moet je zien te achterhalen wat de betekenis van het gedrag is en je aanpak
daarop afstemmen. Zit het probleem in het denken (cognitieve aspect), doen
(vaardigheidsaspect), voelen (emotionele aspect) of willen (waardeoriëntatieaspect).
De aanpak moet afwisselend gericht zijn op ondersteuning van gevoelens (affectieve benadering),
op correctie van gedrag (gedragsregulerende benadering) en op bevordering van inzicht
(informatieve benadering) en motivatie (motiverende benadering).
Kort samengevat wordt bij de psychodynamische benadering gezocht naar het ‘waarom’
van gedrag. Er wordt geprobeerd zicht te krijgen op de binnenwereld, de betekenis van het gedrag
te achterhalen door het gedrag goed te ‘lezen’ en te achterhalen welke opvoedingsvraag dit kind
stelt met zijn gedragsprobleem. Vervolgens wordt er ondersteuning geboden door een affectieve,
een meer informatieve of juist een meer gedragsregulerende aanpak. Dit alles binnen een goede
vertrouwensrelatie, opgebouwd door adequate communicatie, affectieve verbondenheid en
responsiviteit van de begeleider.
2. Cognitief-gedragstherapeutische benadering
Deze benadering biedt een methode voor planmatige verandering in gedrag en cognitie en
heeft zich ontwikkeld uit de gedragstherapie en vervolgens de cognitieve therapie.
Het gedragstherapeutische element is gebaseerd op de leertheorie. Het uitgangspunt is dat
(probleem)gedrag ontstaat, in stand wordt gehouden of juist wordt afgezwakt door de omgeving.
, Pedagogische Aanpak in de Klas 2020/2021
Door de gevolgen van het gedrag en/of de situatie vooraf te beïnvloeden kun je ook het
probleemgedrag beïnvloeden.
De opvoeder is gericht op concreet, objectief waarneembaar gedrag en nadrukkelijk niet
op de binnenwereld, de intrapsychische processen. Hij zoekt daarbij naar gedragsbepalende
factoren in de actuele omgeving. Daarom maken gedragstherapeuten gebruik van de
gedragsanalyse: wat moet er veranderd worden, hoe moet dat veranderd worden en hoe effectief
zijn de interventies? Met behulp van het ABC-schema onderzoekt men het gedrag (Behavior) in
relatie tot zijn antecedenten (A), wat aan het gedrag voorafgaat en in relatie tot de consequenties
(C) van het gedrag.
Gedragstherapie berust op vormen van conditionering. Gewenst gedrag wordt geprezen,
beloond; ongewenst gedrag wordt genegeerd of onmiddellijk bestraft. Dit noemt men contingente
gedragstherapie, die gebruik maakt van operante conditionering; door het manipuleren van de
gevolgen kan het gedrag veranderd worden. Een ander aangrijpingspunt is de aanpak direct aan
de start van de gedragsketen: de prikkel, stimulus (S), voorafgaand aan het gedrag. Deze aanpak
is gebaseerd op de klassieke conditionering. Als twee prikkels herhaaldelijk gelijktijdig optreden,
zal na verloop van tijd de natuurlijke reactie op de eerste prikkel ook volgen op de tweede
prikkel. Men kan zo allerlei voorwaardelijke reflexen aanleren, een vorm van associatieleren.
Zo kunnen gedragstherapeuten kiezen voor stimuluscontrole; ingrijpen in de condities
rond de prikkel. Je kan ook kiezen voor responspreventie; het voorkomen dat het kind op de
verkeerde, ongewenste manier reageert.
Ook de sociale leertheorie wordt tot de gedragstherapeutische benadering gerekend. Een
mens leert, zowel positief als in negatieve zin, vooral van zijn sociale omgeving, van de effecten
van zijn gedrag op die omgeving.
Het cognitieve aspect richt zich op het feit dat merendeel van onze gedragingen en
gevoelens worden bepaald door de manier waarop wij informatie verwerken. Hier gaat het om
processen die zich tussen de prikkel en de reactie voordoen. Cognitieve therapie is erop gericht
negatieve, belemmerende gedachten en cognities te herstructureren en om te zetten in positieve,
helpende gedachten. Deze werden geïntegreerd met gedragstherapeutische interventies tot de
cognitieve gedragstherapie (CGT).
De grondlegger van de cognitieve therapie, Aaron Beck, gaat ervan uit dat iedereen op
basis van ervaringen en gedachten voortdurend cognitieve schema’s opbouwt over zichzelf, de
wereld en anderen. Zo’n schema heeft een aantal regulerende functies: een soort aandachts-
filterfunctie voor de manier waarop informatie wordt geïnterpreteerd. Eenmaal gevormde
schema’s zijn zeer moeilijk te veranderen, omdat ze sterk geautomatiseerd zijn.
Met behulp van zelfcontroleprocedures grijpt iemand zelf actief in de omstandigheden in
die zijn gedrag bepalen. Zelfcontrole is de motivatie en het vermogen om het eigen handelen te
sturen met het oog op een zelfgekozen en gewaardeerd doel. Deze zelfcontroletechnieken blijken
van grote waarde te zijn bij de aanpak van overgecontroleerde, internaliserende kinderen met
problemen als angst en depressie, maar ook bij ondergecontroleerde, externaliserende kinderen
met problemen als oppositioneel en agressief gedrag. Een bekende vorm is de
zelfinstructietraining van Meichenbaum. Zelfinstructies zijn interne verbale uitspraken om het
eigen gedrag te sturen. In 1971 werd de ‘Problem Solving Theory’ geïntroduceerd. Dit proces
verloopt in 5 stappen, die kinderen goed aan te leren zijn:
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller tessahonig. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.33. You're not tied to anything after your purchase.