Samenvatting HB motorische
ontwikkeling
Fysieke ontwikkeling
Groei Rijping en ontwikkeling
Wanneer het gaat om jongeren worden er dikwijls drie termen gebruikt: groei, rijping en
ontwikkeling.
Groei
Groei is een kwantitatief begrip: door groei ontstaat een toename in afmetingen van het aantal
cellen van delen van het lichaam en/of van het hele lichaam. Er is daarbij sprake van een toename in
zowel de lengte, de breedte als de diepte en van een toename van het volume van cellen, van
weefsels en het lichaam als geheel.
Veranderingen in grootte van het gehele lichaam is het gevolg van drie cellulaire processen:
1. Een toename van het aantal cellen (hyperplasie). De toename van het aantal cellen is een functie
van de celdeling (mitose) waarbij het desoxyribonucleïnezuur (DNA) wordt verdubbeld
(gerepliceerd) en een identieke cel vormt.
2. Een toename in celgrootte (hypertrofie). De toename in celgrootte betreft een volumevergroting
binnen de cel (intracellulair) van vooral eiwitten en substraten (zoals bij spiercellen).
3. Een toename van cellulaire vloeistof tussen de cellen (intercellulair). Deze toename van vloeistof
tussen de cellen is zowel van organische als anorganische aard. Zij dient cellen met elkaar te
verbinden in een matrix (zoals bij vetweefsel).
In het begin zijn alle cellen nog ongedifferentieerd, dit zijn stamcellen. Die kunnen uitgroeien tot
bijvoorbeeld spier, lever of hersencellen.
Rijping
Rijping is een maturatieproces dat in alle cellen en weefsels plaatsvindt. Dit beïnvloedt zowel de
samenstelling als functie van de cellen. Rijping is vooral een proces met kwalitatieve veranderingen
zoals een toename van functiemogelijkheden. Rijping verwijst naar de timing en het tempo van de
voortgang naar de volwassenheid.
Tempo verwijst naar de snelheid waarmee verschillende fasen van rijping worden doorlopen, zoals
de leeftijd waarop de groeispurt optreedt.
Ontwikkeling
Het begrip ontwikkeling betreft een breder proces dan groei en rijping. In biologisch opzicht betekent
ontwikkeling het proces van specialisatie en differentiatie. De differentiatie van stamcellen in
specifieke spier- of hersencellen is een voorbeeld van ontwikkeling op celniveau. Differentiatie vindt
vooral in de baarmoeder plaats.
Voor sommige gebieden in de hersenen bestaat een zogenaamde gevoelige periode. Dit is een
specifieke periode waarin het brein extra flexibel of plastisch is. In deze periode zijn de hersenen het
best uitgerust om nieuwe verbindingen te leggen. In de jeugd kunnen gebieden in de (pre)
motorische cortex van het brein door oefening van bepaalde bewegingspatronen zich vergroten door
aanmaak van meer verbindingen tussen de neuronen. Zie figuur 6.4 op de volgende bladzijde.
,Kinderen van de basisschool zijn kleiner
en vertonen duidelijk andere proporties
van hun verschillende lichaamsdelen ten
opzichte van oudere kinderen en
volwassenen.
Door een relatief groot hoofd, een grote
romp en relatief korte armen en benen is
het voor kinderen van deze leeftijd wat
moeilijker om allerlei werpbewegingen
en loopvormen te realiseren. Zij zullen
zich daardoor over het algemeen wat
onhandiger bewegen.
In de groei nemen niet alleen lengte en
gewicht toe, maar ook de organen die
ervoor zorgen dat er voldoende energie
wordt geleverd om te bewegen zoals
hart en longen.
,In figuur 6.5 is zowel de absolute lengte als de lengtetoename per jaar weergegeven. Duidelijk blijkt
dat de lengte vanaf de geboorte gestaag toeneemt maar dat de lengtetoename of groeisnelheid
geleidelijk afneemt.
Tussen 10 en 15 jaar vindt er een tijdelijke toename van de groeisnelheid plaats: de zogenaamde
groeispurt. Deze groeispurt vindt zowel bij jongens als bij meisjes plaats. Bij meisjes begint de
groeispurt gemiddeld een jaar eerder (11-12) jaar dan bij jongens (12-13) jaar. Het kan ook zo zijn dat
er enorme verschillen te zien zijn, dit komt door zowel verschil in aanleg als verschil in
ontwikkelingstempo. De lengtegroei loopt tijdelijk vooruit of blijft tijdelijk achter, maar de gehele
biologische en geestelijke ontwikkeling loopt voor of achter op die van de doorsnee leeftijdsgenoten.
Er wordt hier gesproken over vroeg- en laatrijpers. Vooral bij de lessen LO wordt de vakleerkracht
daarbij voor extra problemen geplaatst. Zoals krachtsverschil en differentiatie in lengte bij
bijvoorbeeld ringzwaaien.
Vanaf de puberteit ontstaat er behalve in lengte en gewicht ook verschillen in lichamelijke
kenmerken tussen jongens en meisjes. Jongens krijgen in vergelijking met meisjes dikkere botten en
relatief bredere schouders dan heupen. Ook de totale lichaamsvetmassa gaat verschillen. Meisjes
krijgen meer vet (ca. 20-25 %) dan jongens (15-20%). Ook hebben meisjes een andere verdeling van
vet: meer op de ledematen terwijl het vet op de romp vergelijkbaar is met dat van de jongens.
Als je onze tijd met die van de vorige eeuw vergelijkt blijkt dat er een versnelling van de lengtegroei
en een vroegere geslachtelijke rijping is ontstaan.
Ontwikkeling van longen, hart en bloedsomloop
Het vermogen om lichamelijke prestaties van
verschillende duur en intensiteit te volgbrengen is
afhankelijk van de drie energiesystemen de
fosfaataccu, het melkzuursysteem en het aerobe
systeem. Men maakt respectievelijk onderscheid
tussen een kort (duur van de inspanning korter dan 1
minuut), een middellang (duur van de inspanning
tussen 1 en 5 minuten) en een lang
uithoudingsvermogen (duur van de inspanning:
langer dan 5 minuten)
Kort uithoudingsvermogen (fosfaataccu)
Bij kort uithoudingsvermogen wordt de energie
voornamelijk gehaald uit de fosfaataccu: het
adenosinetrifosfaat (ATP) en het creatinefosfaat
(CP). Beide fosfaten kunnen energie leveren zonder gebruik van zuurstof, dat wil zeggen anaeroob.
Deze energierijke fosfaten in de spier kunnen voor zeer korte tijd energie leveren, voor een kort
sprintje of alleen aan het begin van een langdurige inspanning. De fosfaataccu levert voor onze
spieren in totaal slechts weinig energie voor enkele seconden, maar wel veel energie per
tijdseenheid, zodat bijvoorbeeld over korte afstand (100 meter), heel snel gelopen of gerend kan
worden.
, Middellang uithoudingsvermogen (melkzuursysteem)
De spier haalt na de fosfaataccu zijn energie uit suikers en splitst deze onder vorming van energie en
melkzuur (als afvalproduct). Bij prestaties die ongeveer 60 tot 90 seconden duren zoals hardlopen
over een afstand van 200 tot 500 meter is dit melkzuursysteem de belangrijkste energiebron voor de
spieren. Het melkzuursysteem is ook een anaeroob energiesysteem. Vergelijken we het
melkzuurgehalte in de spier aan het eind van een maximale prestatie op de fietsergometer bij 11 tot
15 jarige jongeren, dn blijkt dat de maximale melkzuurwaarden in de spier bij deze jongeren
toenemen met de leeftijd.
Jongeren bereiken deze lagere maximale melkzuurwaarden omdat hun melkzuursysteem
waarschijnlijk minder ontwikkeld is. Daarmee kan verklaard worden waarom jongeren bij hardlopen,
schaatsen en fietsen met een duur van 1 tot 2 minuten minder snel zijn dan volwassenen.
Lang uithoudingsvermogen (aerobe systeem)
Het lang uithoudingsvermogen (inspanning langer dan 5 minuten) doet procentueel een steeds
groter beroep op het aerobe energiemechanisme en steeds minder op de twee eerder genoemde
anaerobe systemen. Bij prestaties langer dan vijf minuten is 90% van de totale energievoorziening
afkomstig uit het aerobe systeem. Zowel suikers als vetten en eiwitten kunnen als brandstof dienen.
Als maat voor dit aerobe systeem gebruikt men de maximale zuurstofopname (VO2max).
De VO2max is de maximale hoeveelheid zuurstof (in liters O2 per minuut) die tijdens inspanning door
de spieren gebruikt kan worden.
Bij kinderen is de maximale hoeveelheid O2 die kan worden opgenomen vanzelfsprekend lager dan
bij volwassenen, omdat de longen, het hart en de bloedsomloop kleiner zijn en het bloedvolume
geringer is.
De VO2max zegt niet zoveel over het uithoudingsvermogen wanneer we kinderen van verschillende
leeftijd met elkaar willen vergelijken. Doordat oudere kinderen ook een groter en zwaarder lichaam
moeten verplaatsen bij dezelfde inspanning. Daarom kunnen we beter uitgaan van de VO2max
gerelateerd aan het lichaamsgewicht, dus de VO2max gedeeld door het lichaamsgewicht
(VO2max / LG).
Bij normale gezonde kinderen ligt het zogenaamde conditiegetal tussen de 40 en 60 ml O2 per
minuut per kg lichaamsgewicht. Vanaf 8 jaar blijft dit conditiegetal bij jongens constant en daalt dit
bij de meisjes vanaf de puberteit.
Vergelijken we de snelheid waarmee aerobe energievoorziening op gang komt van kinderen met die
van jongvolwassenen, dan blijkt dat kinderen aan het begin van een inspanning door een snellere
toename van zowel ademfrequentie als hartslag een snellere O2- opname vertonen. Kinderen blijken
daardoor in staat eerder over te schakelen van de anaerobe naar de aerobe energievoorziening. Zij
bereiken dan ook eerder de VO2max.
De glucospiegel (bloedsuikerspiegel) van 10 jarigen tijdens duurinspanningen (bijvoorbeeld twee uur
of langer) blijven onveranderd en dalen nauwelijks. Dit in tegenstelling tot de glucosespiegel bij
volwassenen die een geleidelijke daling vertoont bij duurinspanning. Kinderen blijken relatief meer
vetten (in de vorm van vrije vetzuren) en minder glucose te gebruiken als brandstof voor hun aerobe
energievoorziening dan volwassenen. Daarmee maken ze een beter gebruik van de enorm grote
voorraad vet die in het lichaam beschikbaar is en sparen op deze wijze de betrekkelijk geringe
voorraad glucose in het lichaam.
Vergelijking tussen jongeren en volwassenen
Het aerobe uithoudingsvermogen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jessedegroote1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.50. You're not tied to anything after your purchase.